ECLI:NL:RVS:2023:2907

Raad van State

Datum uitspraak
1 augustus 2023
Publicatiedatum
31 juli 2023
Zaaknummer
202302068/1/R1 en 202302068/2/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de geschiktheid van locaties voor ondergrondse inzamelvoorzieningen voor huishoudelijk afval in Zundert

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 1 augustus 2023 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening en een beroep tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Zundert. Het college had op 28 februari 2023 locaties aangewezen voor de plaatsing van ondergrondse inzamelvoorzieningen voor huishoudelijk afval, waaronder de locatie 'Het Laar'. Verzoekster, wonend in de nabijheid van deze locatie, heeft bezwaar gemaakt tegen de aanwijzing, omdat zij vreest dat de komst van de inzamelvoorzieningen haar woon- en leefklimaat zal aantasten en voor verkeersonveilige situaties zal zorgen. De voorzieningenrechter heeft de argumenten van verzoekster overwogen, waaronder de afstand van de hoogbouwwoningen tot de inzamellocatie en de verkeersveiligheid rondom de locatie. De rechter concludeert dat het college onvoldoende heeft gemotiveerd dat de locatie geschikt is voor de plaatsing van de containers, met name gezien de overschrijding van de streefwaarde voor de loopafstand en de veiligheidsrisico's. Het beroep van verzoekster is gegrond verklaard, en het besluit van het college is vernietigd voor zover het de locatie 'Het Laar' betreft. Het verzoek om voorlopige voorziening is afgewezen, en het college is veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van verzoekster.

Uitspraak

202302068/1/R1 en 202302068/2/R1.
Datum uitspraak: 1 augustus 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)) en, met toepassing van artikel 8:86 van die wet, op het beroep, in het geding tussen:
[verzoekster], wonend te Zundert,
verzoekster,
en
het college van burgemeester en wethouders van Zundert,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 28 februari 2023, gepubliceerd 2 maart 2023, heeft het college locaties aangewezen voor de plaatsing van ondergrondse inzamelvoorzieningen voor de inzameling van huishoudelijk afval (restafval, GFT+E en papier en karton) en brenglocaties aangewezen voor de inzameling van luiers en incontinentiemateriaal.
Tegen dit besluit heeft [verzoekster] beroep ingesteld.
[verzoekster] heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
[verzoekster] heeft nadere stukken ingediend.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 29 juni 2023, waar [verzoekster], bijgestaan door mr. C.S. Hoitink, advocaat te Tilburg, en het college, vertegenwoordigd door mr. M.M.A.J. Braspenning-Hereijgers en ing. C.A.M. Veenman, zijn verschenen.
Partijen hebben toestemming gegeven onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.
Overwegingen
1.       In dit geval kan nader onderzoek redelijkerwijs niet bijdragen aan de beoordeling van de zaak en bestaat ook overigens geen beletsel om met toepassing van artikel 8:86, eerste lid, van de Awb onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.
2.       In bijlage 1 bij het besluit van 28 februari 2023 zijn ondergrondse inzamelvoorzieningen aangewezen voor de inzameling van huishoudelijk afval door huishoudens die geen gebruik kunnen maken van minicontainers, bijvoorbeeld bij hoogbouw. Het besluit voorziet onder meer in de aanwijzing van een locatie voor ondergrondse inzamelvoorzieningen die is aangeduid als "Het Laar" (hierna: de locatie).
[verzoekster] woont op het adres [locatie] te Zundert. De locatie bevindt zich aan de overzijde van haar woning. Het Laar is een woonstraat met een middeldeel met een groenstrook die wordt gebruikt en is ingericht als een speelveldje voor kinderen. Op de locatie komen drie ondergrondse afvalcontainers voor restafval, GFT en papier/karton en de locatie beslaat een oppervlakte van 2,5 m x 6,5 m. De inzamelvoorzieningen zijn bedoeld voor 34 huishoudens van hoogbouwwoningen, die voor het gebruik een toegangspas krijgen. [verzoekster] kan zich niet met de aanwijzing van de locatie verenigen omdat zij vreest dat de komst van de ondergrondse inzamelvoorzieningen haar woon- en leefklimaat zal aantasten en voor een verkeersonveilige situatie zal zorgen.
3.       [verzoekster] betoogt dat de locatie niet voldoet aan de randvoorwaarden die het college bij zijn besluitvorming heeft betrokken en daarom ongeschikt is. De inzamellocatie is bedoeld voor de hoogbouwwoningen, "De Wissel", "Nederven" en "Villa 1853". De inzamellocatie ligt volgens [verzoekster] niet in de directe omgeving van de hoogbouwwoningen en er wordt niet voldaan aan de streefwaarde voor de maximale loopafstand tussen een hoogbouwwoning en een inzamellocatie van 200 meter voor twee van de drie hoogbouwwoningen, te weten "De Wissel" en "Nederven". De loopafstand tussen de hoogbouwwoning "Nederven" en de ondergrondse container bedraagt 236 meter. De afstand van de ene uitgang van de hoogbouwwoning "De Wissel" naar de inzamellocatie bedraagt 227 m en bij de andere uitgang 252 m. Enkel voor de hoogbouwlocatie "Villa 1853" wordt de loopafstand van 200 meter volgens [verzoekster] gehaald. Het college geeft in de randvoorwaarden een afwijkingsmogelijkheid voor de streefwaarde van de loopafstand van 200 meter. Dit kan enkel als een geschikte locatie ontbreekt en/of efficiency en doelmatigheid ontbreekt. Daarvan is volgens [verzoekster] geen sprake. De locatie is volgens haar onlogisch nu er alternatieve, meer geschikte, locaties beschikbaar zijn voor de bewoners van de hoogbouwwoningen. Zij wijst er verder op dat de bewoners van de hoogbouwwoningen voor het grootste gedeelte op leeftijd zijn, zodat zij geen gebruik zullen maken van de inzamelvoorzieningen omdat de afstand van de woningen tot de locatie te ver zal zijn.
Ook aan de randvoorwaarden met betrekking tot de veiligheid wordt volgens [verzoekster] niet voldaan. Volgens [verzoekster] is er bij de inzamellocatie onvoldoende ruimte om met een vuilniswagen door de straat te rijden. De locatie kan volgens [verzoekster] niet worden bereikt zonder achteruitrijden. De vuilniswagen die momenteel het huishoudelijk afval ophaalt bij [verzoekster] kan dit ook niet zonder achter uit te rijden. Volgens [verzoekster] kan de vuilniswagen de bocht in de straat niet maken en komt deze achteruit de straat inrijden. De straat kent eenrichtingsverkeer, de vuilniswagen komt dus achteruit tegen het verkeer in. Het achteruit insteken is volgens de randvoorwaarden toegestaan, mits de inzamelaar deze manoeuvre als veilig beoordeelt. Volgens [verzoekster] kan het achteruit insteken in Het Laar niet als veilig worden beoordeeld. De afgelopen jaren hebben volgens haar tijdens het ophalen van het vuilnis al verschillende schade-incidenten plaatsgevonden. [verzoekster] wijst er verder op dat de middenberm waarop de inzamellocatie is voorzien een, met toestemming van de gemeente gerealiseerd, speelveld voor kinderen uit de buurt is met een picknickbank en goaltjes. Het is onveilig om de vuilniswagen achteruit in te steken waar kinderen oversteken. Ook is het speelveld niet verlicht met lantaarnpalen. Hierdoor is er onvoldoende zicht voor de vuilniswagen bij het achteruit rijden. Ook de bereikbaarheid voor bewoners van hoogbouwwoningen is onvoldoende als men met de auto het afval zou wegbrengen. Het Laar is een smalle eenrichtingsstraat. Langs de woningen aan het Laar zijn parkeervakken. Deze staan normaliter vol met auto's van bewoners. De auto's zullen volgens [verzoekster] tijdelijk op straat worden geparkeerd om het afval te ledigen en zullen het doorgaande verkeer belemmeren. Er zal een opstopping ontstaan. Gelet op het voorgaande staat volgens [verzoekster] niet vast dat op een veilige wijze het afval kan worden opgehaald uit de ondergrondse container nu Het Laar onvoldoende toegankelijk is.
[verzoekster] betoogt verder dat de nadelige gevolgen van de aanwijzing van de locatie onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen doelen van efficiency en/of doelmatigheid. Zij wijst er op dat de ondergrondse containers enkel zijn bedoeld voor bewoners van de hoogbouwwoningen. [verzoekster] zelf zal geen gebruik mogen maken van deze ondergrondse afvalcontainers. Zij vreest voor de stelselmatige afbreuk van haar woon- en leefklimaat door stank- en geluidoverlast, en overlast met betrekking tot de bereikbaarheid van haar woning die de normale overlast die behoort bij afvalinzameling ontstijgt.
3.1.    Bij de keuze van een locatie voor een afvalcontainer moet het college een afweging maken van alle belangen die betrokken zijn bij de vaststelling van het locatieplan. Daarbij heeft het college beleidsruimte. De voorzieningenrechter beoordeelt, aan de hand van de beroepsgronden, of de nadelige gevolgen van de aanwijzing van de locatie niet onevenredig zijn in verhouding tot de met de aanwijzing te dienen doelen. Daarbij beoordeelt zij of het college de locatie geschikt heeft mogen achten voor de plaatsing van de containers.
3.2.    Bij het vaststellen van de locaties voor de (semi-)ondergrondse inzamelvoorzieningen heeft het college de uitgangspunten gehanteerd zoals neergelegd in de Randvoorwaarden "Bepalen locatie ondergrondse container" (ZD220259573) (hierna: de randvoorwaarden). De randvoorwaarden luiden, voor zover van belang:
"Locatiekeuze
- De locatie ligt in de directe omgeving van hoogbouwwoningen (WOZ objecttypes: bovenwoning, appartement, maisonnette of penthouse).
- De streefwaarde voor de maximale loopafstand tussen een hoogbouwwoning en een inzamellocatie bedraagt 200 meter. Afwijken van de streefwaarde is mogelijk vanwege het ontbreken van een geschikte locatie en/of efficiency en doelmatigheid.
[…]
Veiligheid
- Het ledigingsvoertuig kan de locatie zonder achteruitrijden bereiken en verlaten. Achteruit insteken is toegestaan, mits de inzamelaar deze manoeuvre als veilig beoordeelt.
- De locatie is goed zichtbaar vanuit de directe omgeving en goed verlicht.
- Er is voldoende sociale controle op de locatie.
[…]"
3.3.    De voorzieningenrechter is van oordeel dat het college onvoldoende heeft gemotiveerd dat de locatie geschikt is voor het plaatsen van containers. Daarbij is het volgende van belang. In de randvoorwaarden is opgenomen dat de streefwaarde voor de maximale loopafstand tussen een hoogbouwwoning en een inzamellocatie 200 m bedraagt. In de randvoorwaarden is verder vermeld dat afwijken van de streefwaarde mogelijk is vanwege het ontbreken van een geschikte locatie en/of efficiency en doelmatigheid. [verzoekster] heeft aangevoerd dat bij de hoogbouwwoningen "De Wissel" en "Nederven" de streefafstand van 200 m niet wordt gehaald. Het college heeft dit betwist en zich op het standpunt gesteld dat de afstand in het geval van het gebouw "De Wissel" 183 m bedraagt en in het geval van het gebouw "Nederven" slechts in het geval van vijf woningen de streefwaarde wordt overschreden en die overschrijding gering is en varieert van enkele meters tot maximaal 30 m. Het college heeft zich op het standpunt gesteld dat de inzamellocatie centraal ligt ten opzichte van de hoogbouw, waarvoor de locatie is bedoeld. Het college heeft zich voorts op het standpunt gesteld dat, gelet op de geringe overschrijding van de streefwaarde voor de maximale loopafstand bij een beperkt aantal woningen, er niet voor is gekozen om voor die woningen een containerlocatie toe te voegen.
Ter zitting is gebleken dat het college de afstand van de hoogbouwwoningen tot de inzamellocatie heeft gemeten vanaf de perceelgrens met het openbaar gebied en niet vanaf de ingang van de gebouwen met de hoogbouwwoningen, zoals [verzoekster] heeft gedaan. Uit de tekst van de randvoorwaarden volgt dat het gaat om de afstand tussen een hoogbouwwoning en een inzamellocatie, en niet zoals het college kennelijk heeft gemeend, vanaf de grens met het openbare gebied en de inzamellocatie. Gemeten vanaf de ingang van de hoogbouwgebouwen tot de inzamellocatie wordt de streefwaarde van 200 m met betrekking tot de meerderheid van de hoogbouwwoningen waarvoor de inzamellocatie is bedoeld niet gehaald. Hoewel het gaat om een streefwaarde en de randvoorwaarden een mogelijkheid bieden om daarvan af te wijken vanwege het ontbreken van een geschikte locatie en/of efficiency en doelmatigheid, ontbreekt een motivering met betrekking tot het afwijken van de streefwaarde in dit geval. Het college heeft volstaan met het in het verweerschrift ingenomen standpunt dat, gelet op de geringe overschrijding van de streefwaarde voor de maximale loopafstand bij een beperkt aantal woningen, er niet voor is gekozen om voor die woningen een containerlocatie toe te voegen en de ter zitting ingenomen stelling dat er geen enkele andere geschikte locatie beschikbaar is. Het aantal woningen en de omvang van de overschrijding van de streefwaarde is echter groter dan waar het college van uit is gegaan. Het college heeft onvoldoende gemotiveerd dat een geschikte locatie ontbreekt en/of efficiency en doelmatigheid nopen tot het afwijken van de streefwaarde van 200 m ten aanzien van de meerderheid van de hoogbouwwoningen.
3.4.    Het college heeft met betrekking tot de verkeersveiligheid toegelicht dat voor het ledigen van de ondergrondse containers de inzamelaar een ander voertuig inzet dan voor de huis-aan-huis afvalinzameling. Het ledigingsvoertuig moet, anders dan een voertuig voor huis-aan-huis afvalinzameling dat in verband met het aantal camera’s en in het voertuig aanwezige personen een langer stuk achteruit kan rijden, de locatie vooruit rijdend kunnen bereiken. Het college heeft toegelicht dat bij deze locatie het voertuig de verplichte rijrichting volgt en van een doorsteek door de groenstrook tussen [locatie] en Het Laar 30 gebruik zal maken om op de andere zijde van de weg te komen. Ter hoogte van Het Laar 30 steekt de wagen achteruit in om parallel aan de containers te komen. Na lediging volgt het voertuig vooruit rijdend de verplichte rijrichting. Daarmee voldoet de lediging volgens het college aan het hieraan gestelde criterium voor "Veiligheid'. De manoeuvre is in de praktijk ook getest. Volgens het college is er ondanks het feit dat het onvermijdelijk is dat ten behoeve van het legen van de containers het laatste kleine stukje achteruit moet worden gereden, op deze locatie geen sprake van een verkeersonveilige situatie. Het college heeft er verder op gewezen dat Het Laar geen doorgaande weg is. Het is een weg in een woonwijk, waardoor voorzichtig rijden te allen tijde nodig is. Het inzamelvoertuig zal weliswaar achteruit moeten rijden, maar dat ziet volgens het college slechts op een zeer korte afstand en tevens niet op het gedeelte van Het Laar ter hoogte van de speelplek voor kinderen. In de randvoorwaarden is verder bepaald dat achteruit insteken, waarvan hier feitelijk sprake is, is toegestaan. Het college heeft er verder op gewezen dat het inzamelvoertuig is voorzien van akoestische achteruitrijdsignalering en de inzamelaar geen gebruik hoeft te maken van de bocht die volgens [verzoekster] een gevaarlijke situatie oplevert en waar zich schade-incidenten voorgedaan zouden hebben. Volgens het college ligt die bocht buiten de route van het ledigingsvoertuig. Het college heeft er voorts op gewezen dat de ondergrondse containers op loopafstand van de gebruikers zijn geplaatst, zodat die (hoogbouw)bewoners geen gebruik hoeven te maken van een auto om hun afval in de containers te kunnen werpen. Bovendien zullen er slechts 34 huishoudens toegang tot de ondergrondse containers krijgen. Die zullen daar volgens het college dan ook slechts enkele keren per maand gebruik van maken. Omdat inwerpen daarnaast onafhankelijk is van tijd, is de kans op parkeerproblemen en opstoppingen door mensen die afval wegbrengen volgens het college verwaarloosbaar.
Ter zitting heeft [verzoekster] aangevoerd dat ook het deel van de middenberm ("het puntje") waar de inzamellocatie is voorzien onderdeel uitmaakt van het speelveld en dat het speelveld wordt doorkruist door de doorsteek door de groenstrook waar het ledigingsvoertuig gebruik van zal maken. Het college heeft dit ter zitting niet gemotiveerd betwist. Het valt, gelet hierop, te verwachten dat er regelmatig spelende kinderen zullen oversteken op de doorsteek. Voorts is niet betwist dat het speelveld niet met lantaarnpalen is verlicht. Het college heeft geen motivering gegeven die de conclusie rechtvaardigt dat de situatie ter plaatse, ondanks deze omstandigheden en het achteruit insteken van het ledigingsvoertuig, verkeersveilig is.
Uit het voorgaande volgt dat het college onvoldoende heeft gemotiveerd dat de aangewezen locatie wat betreft de richtafstanden en de veiligheid in overeenstemming is met de randvoorwaarden en geschikt is.
3.5.    De voorzieningenrechter neemt verder in aanmerking dat de inzamellocatie is bedoeld voor de hoogbouwwoningen. Alleen deze bewoners krijgen een pas waarmee de containers te openen zijn. Vast staat dat [verzoekster] geen gebruik kan maken van de inzamellocatie, terwijl deze wel nabij haar woning is voorzien en zij daarvan de gevolgen kan ondervinden. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft het college niet inzichtelijk gemaakt welk gewicht hij in de door hem gemaakte belangenafweging aan deze omstandigheid heeft toegekend. Uit het voorgaande volgt dat het college onvoldoende heeft gemotiveerd dat de locatie geschikt is als inzamellocatie.
Het betoog slaagt.
Conclusie
4.       Het beroep is gegrond. Het besluit van 28 februari 2023 dient wegens strijd met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht te worden vernietigd voor zover daarin de locatie "De Laar" is aangewezen.
5.       Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen. Omdat het besluit wordt vernietigd, is een voorlopige voorziening niet meer nodig.
6.       Het college moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        verklaart het beroep gegrond;
II.       vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van 28 februari 2023 tot het plaatsen van ondergrondse inzamelvoorzieningen voor de inzameling van huishoudelijk afval (restafval, GFT+E en papier en karton) en het aanwijzen van brenglocaties voor de inzameling van luiers en incontinentiemateriaal, voor zover daarin de locatie "De Laar" is aangewezen;
III.      wijst het verzoek af;
IV.      veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Zundert tot vergoeding van bij [verzoekster] in verband met de behandeling van het beroep en het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 2.511,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
V.       gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Zundert aan [verzoekster] het door haar voor de behandeling van het beroep en het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 368,00 vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. M. Kos, griffier.
w.g. Scholten-Hinloopen
voorzieningenrechter
w.g. Kos
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 1 augustus 2023
580