ECLI:NL:RVS:2023:2906

Raad van State

Datum uitspraak
27 augustus 2023
Publicatiedatum
31 juli 2023
Zaaknummer
202302818/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen beslissing Hogeschool Windesheim over niet-ontvankelijkheid bezwaar e-mail hogeschoolhoofddocent

In deze zaak gaat het om een beroep tegen de beslissing van het college van bestuur van de Hogeschool Windesheim, die op 23 maart 2023 het bezwaar van appellante tegen een e-mail van een hogeschoolhoofddocent van 25 oktober 2022 niet-ontvankelijk heeft verklaard. De mondelinge uitspraak vond plaats op 27 juli 2023. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft geoordeeld dat de e-mail van de hogeschoolhoofddocent niet kan worden aangemerkt als een beslissing waartegen beroep openstaat. Dit is van belang omdat niet iedere maatregel die door een docent of verantwoordelijke medewerker wordt getroffen, als een ordemaatregel in de zin van artikel 7.57h van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW) kan worden beschouwd. De e-mail bevatte enkel een mededeling over de (sociale) veiligheid en de noodzaak van een gesprek, en niet een beslissing die rechtsgevolgen met zich meebracht. De Afdeling concludeert dat het college het bezwaarschrift van appellante terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard, en dat er geen proceskosten hoeven te worden vergoed.

Uitspraak

202302818/1/A2.
Datum uitspraak: 27 juli 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
PROCES-VERBAAL van de mondelinge uitspraak (artikel 8:67 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[appellante], wonend te [woonplaats],
appellante,
en
het college van bestuur van de Hogeschool Windesheim (hierna: het college),
verweerder.
Openbare zitting gehouden op 27 juli 2023 om 11:45 uur.
Tegenwoordig:
Staatsraad mr. E.J. Daalder, voorzitter
griffier: mr. P.M.M. van Zanten
jurist: mr. A.S. Rietveld
Verschenen:
[appellante] (digitaal), bijgestaan door mr. R. Verspaandonk, advocaat te Den Haag (fysiek);
Het college, vertegenwoordigd door mr. A.M. Hoekstra-Borzymowska.
====================================
Het beroep richt zich tegen de beslissing van het college van 23 maart 2023, waarbij het college het bezwaar van [appellante] tegen een e-mail van een hogeschoolhoofddocent van 25 oktober 2022 niet-ontvankelijk heeft verklaard.
De Afdeling verklaart het beroep ongegrond.
Daartoe wordt het volgende overwogen:
Het gaat in deze zaak om de vraag of de e-mail van de hogeschoolhoofddocent van 25 oktober 2022 moet worden aangemerkt als een beslissing waartegen beroep op de Afdeling bestuursrechtspraak open staat. Dat is in een zaak als deze het geval wanneer het instellingsbestuur met betrekking tot de goede gang van zaken in de gebouwen en terreinen van de instelling een ordemaatregel als bedoeld in artikel 7.57h van de WHW treft.
Niet iedere maatregel die door een docent of een verantwoordelijk medewerker van de instelling wordt getroffen kan worden aangemerkt als een ordemaatregel in de zin van dit artikel. Ook docenten en andere voor een opleiding verantwoordelijke medewerkers hebben de bevoegdheid maatregelen te treffen met het oog op een ordelijk verloop van het onderwijs en de belangen van de studenten en docenten. Pas als sprake is van een ordemaatregel als bedoeld in artikel 7.57h van de WHW komt het instellingsbestuur in beeld.
In de e-mail van 25 oktober 2022 staat niet meer dan dat "omdat de (sociale) veiligheid in het geding is van zowel jouzelf als mijn collega's en je medestudenten (…) het nu niet mogelijk de lessen te volgen" en dat er eerst een gesprek moet plaatsvinden op 28 oktober 2022. Ook uit de verdere correspondentie daarna blijkt dat met de e-mail van 25 oktober 2022 niet meer is bedoeld dan om even pas op de plaats te maken waar het gaat om het door [appellante] bijwonen van de lessen in afwachting van een gesprek daarover. Dat is geen maatregel als bedoeld in artikel 7.57h van de WHW en evenmin een beslissing die op rechtsgevolg is gericht. Dat [appellante] feitelijk langere tijd geen lessen heeft gevolgd is het gevolg van haar weigering om het gesprek dat de hogeschoolhoofddocent met haar wilde voeren aan te gaan. Anders dan [appellante] stelt, heeft de betrokken hogeschoolhoofddocent er al het nodige aan gedaan om tot dit gesprek te komen. Dit leidt tot het oordeel dat de e-mail van 25 oktober 2022 een niet voor beroep vatbare beslissing is.
Dat betekent dat het college het bezwaarschrift van [appellante] terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.
w.g. Daalder
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Van Zanten
griffier
97-1064