ECLI:NL:RVS:2023:2875

Raad van State

Datum uitspraak
26 juli 2023
Publicatiedatum
26 juli 2023
Zaaknummer
202202814/1/R4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen het uitwerkingsplan Huis ter Heide Zuid en verkeersbesluit van de gemeente Zeist

Op 22 februari 2022 heeft de raad van de gemeente Zeist het 'Uitwerkingsplan Huis ter Heide Zuid' vastgesteld. Dit besluit is door de Buurt- en Belangenvereniging Huis ter Heide en een tweede appellant aangevochten. De appellanten stellen dat het uitwerkingsplan onzorgvuldig tot stand is gekomen, met onvoldoende afstemming tussen de betrokken partijen. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 20 maart 2023 behandeld. De appellanten betogen dat de raad niet voldoende regie heeft genomen en dat er onvoldoende inspraak is geweest. De Afdeling overweegt dat de inspraakverplichting niet is geschonden en dat de raad niet onzorgvuldig heeft gehandeld. De appellanten hebben ook bezwaar gemaakt tegen een verkeersbesluit van 30 maart 2022, dat de Huis ter Heideweg afsluit voor gemotoriseerd verkeer, met uitzondering van lijnbussen. De Afdeling stelt vast dat de gevolgen van dit verkeersbesluit niet aan de orde kunnen komen in de procedure tegen het uitwerkingsplan. De Afdeling concludeert dat het gewijzigde tracé van de ontsluitingsweg niet in strijd is met de uitwerkingsregels van het bestemmingsplan uit 2005. De beroepen van de appellanten worden ongegrond verklaard, en de raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

202202814/1/R4.
Datum uitspraak: 26 juli 2023

AFDELINGBESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:
1. Buurt- en Belangenvereniging Huis ter Heide (hierna: de buurtvereniging), gevestigd te Huis ter Heide, gemeente Zeist,
2. [ appellant sub 2], wonend te Huis ter Heide, gemeente Zeist,
appellanten,
en
de raad van de gemeente Zeist,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 22 februari 2022 heeft de raad het "Uitwerkingsplan Huis ter Heide Zuid" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben de buurtvereniging en [appellant sub 2] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De buurtvereniging en [appellant sub 2] hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 20 maart 2023, waar de buurtvereniging, vertegenwoordigd door [gemachtigde A], [gemachtigde B], [gemachtigde C], en [gemachtigde D], [appellant sub 2], bijgestaan door ing. P.J.M. Meertens, en de raad, vertegenwoordigd door mr. R.E. Helder, advocaat te Utrecht, en ing. J.M. Brouwer, ing. M. Balkema, drs. E.M. Lock, en P. Vuijk, zijn verschenen. Voorts is ter zitting [partij] als partij gehoord.
Overwegingen
Bijlage
1. De relevante wettelijke bepalingen en planregels zijn opgenomen in de bij deze uitspraak behorende bijlage. Vanwege de leesbaarheid van de uitspraak zijn bepaalde planregels ook in de uitspraak zelf weergegeven.
Wijze van toetsen
2. Wanneer in een bestemmingsplan een uitwerkingsplicht is opgenomen, moet het bevoegd gezag in beginsel een uitwerkingsplan vaststellen. Bij een beroep tegen een uitwerkingsplan kan ter beoordeling staan of dit plan is voorbereid en genomen in strijd met het recht. Onder die beoordeling valt de vraag of de uitgewerkte bestemming strookt met de uitwerkingsregels in het bestemmingsplan en, als die regels daarvoor de ruimte laten, met een goede ruimtelijke ordening. Daarbij geldt de planologische aanvaardbaarheid van de uit te werken bestemming als een gegeven.
Het plan
3. Het plangebied is het terrein ten noorden van het kantoorgebouw van GSK (Huis ter Heideweg 62) in Huis ter Heide. Het gaat om de kadastrale percelen gemeente Zeist, sectie H, nummers 1211, 3575, 3576, 4877 en sectie P, nummer 1211.
De grondslag van het uitwerkingsplan is artikel 2.9 van het bestemmingsplan "Oud Zandbergen e.o.", vastgesteld bij besluit van de raad van 20 september 2005 en goedgekeurd door het college van gedeputeerde staten van Utrecht bij besluit van 25 april 2006 (hierna ook: bestemmingsplan uit 2005). De gronden van het plangebied zijn in het bestemmingsplan uit 2005 bestemd als "Uitwerkingsgebied". Het uitwerkingsplan maakt de bouw van 72 woningen mogelijk, waarvan 67 appartementen, 4 twee-onder-één-kapwoningen en 1 vrijstaande woning. Ter ontsluiting van het plangebied is voorzien in een weg tussen de Huis ter Heideweg ten westen van het plangebied en de Prins Alexanderweg en de Blanckenhagenweg ten oosten. Het uitwerkingsplan is vastgesteld op verzoek van [partij].
4. Bij besluit van 30 maart 2022 heeft het college van burgemeester en wethouders een verkeersbesluit genomen dat strekt tot het afsluiten van de Huis ter Heideweg, ter hoogte van het viaduct over de A28 bij het Glaxogebouw (Huis ter Heideweg huisnummer 62) voor gemotoriseerd verkeer, met uitzondering van lijnbussen. Dit verkeersbesluit - en de te treffen fysieke maatregel ter plaatse in de vorm van een bussluis - heeft tot gevolg dat de verbinding vanaf het zuiden (Zeist) richting Huis ter Heide komt te vervallen voor het gemotoriseerd verkeer, niet zijnde lijnbussen.
De buurtvereniging heeft bezwaar gemaakt tegen het verkeersbesluit van 30 maart 2022, onder meer vanwege de gevolgen hiervan voor de bereikbaarheid van Huis ter Heide.
Beroep van de buurtvereniging
5. De buurtvereniging komt blijkens haar statuten op voor het beschermen en verbeteren van het woon- en leefmilieu, alsmede het behouden van de natuur, het landschappelijke karakter en de (cultuurhistorische) waarden in en rond de buurtschap Huis ter Heide.
Procedureel
6. De buurtvereniging betoogt dat het uitwerkingsplan onzorgvuldig tot stand is gekomen, omdat de raad onvoldoende de regie heeft genomen bij de totstandkoming daarvan. Er is volgens de buurtvereniging onvoldoende afstemming geweest tussen de bewoners, de projectontwikkelaar en de gemeente, in het bijzonder wat betreft het tracé van de voorziene ontsluitingsweg.
6.1.
De Afdeling overweegt dat het bieden van inspraak voorafgaand aan de terinzagelegging van een ontwerpuitwerkingsplan geen onderdeel uitmaakt van de in de Wet ruimtelijke ordening en het Besluit ruimtelijke ordening (hierna: Bro) geregelde uitwerkingsplanprocedure. De buurtvereniging heeft niet nader onderbouwd welke concrete inspraakverplichting de raad heeft geschonden bij de totstandkoming van het plan. De omstandigheid dat niet alle bezwaren of wensen van de buurtvereniging zijn gerespecteerd maakt niet dat de raad onzorgvuldig heeft gehandeld. Het betoog slaagt niet.
De inhoudelijke bezwaren van de buurtvereniging over de ligging van de ontsluitingsweg zullen elders in de uitspraak worden beoordeeld.
7. De buurtvereniging betoogt dat Rijkswaterstaat en de provincie Utrecht niet of onvoldoende zijn betrokken door de raad bij het voorbereiden van het uitwerkingsplan. Een grotere betrokkenheid was geboden, omdat het plan gevolgen heeft voor de Rijksweg A28 en de provinciale weg N328, waarvoor de genoemde instanties verantwoordelijk zijn.
7.1.
In artikel 8:69a van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) is bepaald dat de bestuursrechter een besluit niet vernietigt op de grond dat het in strijd is met een geschreven of ongeschreven rechtsregel of een algemeen rechtsbeginsel, als deze regel of dit beginsel kennelijk niet strekt tot bescherming van de belangen van degene die zich daarop beroept. Blijkens de geschiedenis van de totstandkoming van de Wet aanpassing bestuursrecht (Kamerstukken II, 2009/10, 32 450, nr. 3, blz. 18-20) heeft de wetgever met artikel 8:69a van de Awb de eis willen stellen dat er een verband moet bestaan tussen een beroepsgrond en het belang waarin de appellant door het bestreden besluit dreigt te worden geschaad. De bestuursrechter mag een besluit niet vernietigen wegens schending van een rechtsregel die kennelijk niet strekt tot bescherming van het belang van de appellant.
7.2.
Het doel van de overlegverplichting op grond van artikel 3.1.1., eerste lid, van het Bro is te borgen dat er afstemming plaatsvindt tussen de betrokken bestuursorganen onderling. De bepaling strekt kennelijk niet ter bescherming van de belangen die de buurtvereniging blijkens haar statutaire doelstelling behartigt, namelijk het beschermen van het woon- en leefklimaat in Huis ter Heide. Dit betekent dat het relativiteitsvereiste eraan in de weg staat dat deze beroepsgrond tot vernietiging van het plan leidt. Gelet hierop zal de Afdeling deze beroepsgrond niet inhoudelijk bespreken.
8. De buurtvereniging betoogt dat het plan is vastgesteld in strijd met artikel 23, eerste lid, van de Gemeentewet en de Tijdelijke Wet Digitale Beraadslaging en Besluitvorming. De vergadering van 17 februari 2022 waarin is gedebatteerd over het raadsvoorstel over het uitwerkingsplan was te volgen op internet (YouTube), maar tijdens de vergadering viel de verbinding uit. De verbinding is daarna niet hersteld, terwijl de vergadering wel is voortgezet. Gelet hierop is er volgens de buurtvereniging geen sprake geweest van een openbare raadsvergadering.
8.1.
Het staat vast dat de vergadering van 17 februari 2022 in verband met de coronamaatregelen niet fysiek toegankelijk was voor het publiek. Op de agenda van deze vergadering stond onder meer als agendapunt "Debat Rv Uitwerkingsplan Huis ter Heide Zuid". De raad heeft toegelicht dat deze vergadering geen raadsvergadering was als bedoeld in de Gemeentewet, maar een zogenoemde "debatvergadering", waarin de betrokken raadsleden, dat wil zeggen de vertegenwoordigers van de verschillende fracties, de wethouder-portefeuillehouder en een aantal ambtenaren hebben gedebatteerd over het ingediende raadsvoorstel over het vaststellen van het uitwerkingsplan. De besluitvorming over - en de vaststelling van - het uitwerkingsplan heeft plaatsgevonden op de raadsvergadering van 22 februari 2022, aldus de raad.
8.2.
De Afdeling overweegt dat niet in geschil is dat de raad heeft beoogd de "debatvergadering" van 17 februari 2023 in het openbaar te houden, dat wil zeggen met toepassing van artikel 2.3 van de Wet Tijdelijke digitale beraadslaging deze vergadering via een liveverbinding te streamen. De liveverbinding is echter gedurende de vergadering verbroken waardoor een deel van de vergadering niet gevolgd kon worden door het publiek. De buurtvereniging is naar het oordeel van de Afdeling niet in haar belangen geschaad door het uitvallen van de verbinding, omdat van de vergadering van 17 februari 2022 een schriftelijk verslag is gemaakt en bovenal de raadsvergadering van 22 februari 2022 wel live is uitgezonden en in deze vergadering de raadsleden de gelegenheid hebben gekregen hun inbreng op de vergadering van 17 februari 2022 te herhalen. De Afdeling laat daarom in het midden of het uitvallen van de verbinding betekent dat gehandeld is in strijd met artikel 23, eerste lid, van de Gemeentewet.
9. Wat de buurtvereniging heeft aangevoerd over de totstandkoming van het verkeersbesluit van het college van burgemeester en wethouders van 30 maart 2022 kan niet aan de orde komen in de procedure tegen het uitwerkingsplan. Tegen het verkeersbesluit bestaat een zelfstandige mogelijkheid van bezwaar en beroep. Zoals hiervoor al is vermeld heeft de buurtvereniging bezwaar gemaakt tegen het verkeersbesluit.
Strijd met uitwerkingsregels
10. De buurtvereniging betoogt dat de in het uitwerkingsplan geprojecteerde ontsluitingsweg niet in overeenstemming is met de uitwerkingsregels van het bestemmingsplan "Oud Zandbergen e.o.". De ligging van deze ontsluitingsweg wijkt af van de weg die oorspronkelijk is beoogd en toegelicht in het raadsbesluit uit 2010, waarbij het "Programma van Eisen" is vastgesteld. In plaats van een weg langs de zuidzijde van de nieuwe woonwijk voorziet het uitwerkingsplan in een weg dwars door de wijk, ongeveer 25 m ten noorden van het eerder beoogde tracé. De ligging van het tracé is gewijzigd, omdat - anders dan initieel de bedoeling was - het perceel [locatie] geen deel uitmaakt van het plangebied. Volgens de buurtvereniging had dit perceel echter betrokken moeten worden bij het plan, zodat een ontsluitingsweg gerealiseerd had kunnen worden overeenkomstig de uitwerkingsregels van het bestemmingsplan uit 2005.
10.1.
Volgens de raad worden in het uitwerkingsplan de beoogde woningen ontsloten door een nieuw te realiseren ontsluitingsweg tussen de Huis ter Heideweg en de Prins Alexanderweg. De ontsluitingsweg als voorzien in het uitwerkingsplan wijkt weliswaar iets af van het initiële ontwerp, maar dat maakt niet dat de weg niet in overeenstemming is met de uitwerkingsregels van het bestemmingsplan uit 2005. In dit bestemmingsplan is het globale tracé van de weg weergegeven door een lijn op de verbeelding, terwijl in de uitwerkingsregels is vastgelegd dat "enige verschuiving" van het tracé is toegestaan. Deze afwijking was noodzakelijk omdat de projectontwikkelaar en eigenaar [appellant sub 2] van het perceel [locatie] geen overeenstemming hebben kunnen bereiken over de (ver)koop van dat perceel, aldus de raad.
10.2.
De uitwerkingsregels voor de bestemming "Uitwerkingsgebied" staan in artikel 2.9, onder C, van het bestemmingsplan uit 2005. Voor de ligging van de ontsluitingsweg is het bepaalde onder i van belang: "De ontsluitingsweg dient het tracé van de op de plankaart aangewezen ontsluiting globaal te volgen (enige verschuiving ten noorden of zuiden van deze lijn is toegestaan)".
10.3.
Op de plankaart van het bestemmingsplan uit 2005 is het beoogde tracé van de ontsluitingsweg weergegeven door een pijl tussen de Huis ter Heideweg ten westen van het plangebied en de Blanckenhagenweg ten oosten daarvan. Deze pijl loopt dwars over het perceel [locatie]. Dat bestemmingsplan gaat dus uit van een ontsluitingsweg die een verbinding vormt tussen de Huis ter Heideweg direct ten westen van het plangebied en de Prins Alexanderweg, om daarna verder te lopen via de Blanckenhagenweg (langs de autoboulevard) en vervolgens de Zandbergenlaan, ten oosten van het plangebied. Een uitsnede van het relevante deel van de plankaart is weergegeven in de bij deze uitspraak behorende bijlage.
10.4.
Omdat het perceel [locatie] geen deel uitmaakt van het plangebied heeft de raad besloten het tracé van de ontsluitingsweg op te schuiven in noordelijke richting. De as van de in het uitwerkingsplan voorziene weg ligt nu ongeveer 22,5 m ten noorden van de pijl die is weergegeven op de verbeelding van het bestemmingsplan uit 2005.
10.5.
In onderdeel B (Beschrijving op hoofdlijnen) van artikel 2.9 van het bestemmingsplan uit 2005 staat het volgende. Het beleid is erop gericht het op de plankaart aangewezen uitwerkingsgebied te herinrichten om een ontsluiting van de autoboulevard en Huis ter Heide Zuid te bewerkstelligen. Deze ontsluiting moet leiden tot een vermindering van het verkeer over de Korte Bergweg en de Prins Alexanderweg ten noorden van de aansluiting op de Korte Bergweg.
10.6.
In de beschrijving op hoofdlijnen bij artikel 2.9 wordt verder verwezen naar het "Beeldkwaliteitsplan Oud Zandbergen e.o.", dat gevoegd is als bijlage bij het bestemmingsplan. In paragraaf 3.2.2 (Ontsluiting) van het Beeldkwaliteitsplan staat dat de autoboulevard wordt ontsloten via een nieuwe ontsluitingsweg, die aansluit op de Zandbergenlaan. Het aanliggende woongebied in Huis ter Heide Zuid heeft van doen met relatief veel doorgaand verkeer door de woonbuurt. In de inrichting van het gebied is uitgegaan van een aansluiting van de genoemde nieuwe ontsluitingsweg op de Huis ter Heideweg direct noordelijk van het GSK-gebouw.
10.7.
De Afdeling is van oordeel dat het gewijzigde tracé van de ontsluitingsweg niet in strijd is met de uitwerkingsregels, in het bijzonder artikel 2.9, onder C, onder i, van het bestemmingsplan uit 2005. Weliswaar is het tracé opgeschoven in noordelijke richting, maar voor het overige is het tracé niet gewijzigd. De ontsluitingsweg loopt nog steeds dwars door het plangebied en brengt een verbinding tot stand tussen de Huis ter Heideweg ten westen en de Blanckenhagenweg ten oosten van het plangebied. Dit is in overeenstemming met wat is beoogd in het bestemmingsplan uit 2005, namelijk een rechtstreekse verbinding tussen de genoemde wegen. Daarnaast is van belang dat in de uitwerkingsregel onder i is vastgelegd dat de ontsluitingsweg het tracé van de op de plankaart aangewezen ontsluiting globaal dient te volgen, waarbij "enige verschuiving ten noorden of zuiden van deze lijn is toegestaan". Het betoog slaagt niet.
Plangrens
11. Het betoog van de buurtvereniging dat het perceel [locatie] ten onrechte geen deel uitmaakt van het plangebied vat de Afdeling op als een plangrensbezwaar. Het bevoegd gezag komt beleidsruimte toe bij het bepalen van de begrenzingen van een uitwerkingsplan. Deze vrijheid strekt echter niet zo ver dat het bevoegd gezag een begrenzing kan vaststellen die in strijd met een goede ruimtelijke ordening moet worden geoordeeld of anderszins in strijd is met het recht. De omstandigheid dat het buiten het plan laten van het perceel [locatie] tot gevolg heeft gehad dat het tracé van de ontsluitingsweg is verschoven in noordelijke richting, betekent niet dat er een onlosmakelijke ruimtelijke samenhang bestaat tussen het plangebied en het perceel [locatie]. In wat de buurtvereniging heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet op het standpunt heeft kunnen stellen dat de vastgestelde planbegrenzing strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Het betoog slaagt niet.
Vertrouwensbeginsel
12. De buurtvereniging betoogt dat de raad in strijd heeft gehandeld met het gewekte vertrouwen door een uitwerkingsplan vast te stellen dat voorziet in een gewijzigd tracé van de ontsluitingsweg ten opzichte van het bestemmingsplan uit 2005. De projectontwikkelaar heeft in het najaar van 2019 een plan gepresenteerd aan omwonenden waarin werd uitgegaan van een ontsluitingsweg overeenkomstig het bestemmingsplan uit 2005 en het
Programma van Eisen uit 2009. Gelet daarop mochten de bewoners van Huis ter Heide erop vertrouwen dat het project, in het bijzonder wat betreft de ligging van de weg, uitgevoerd zou worden overeenkomstig de presentatie van de ontwikkelaar, aldus de buurtvereniging.
12.1.
Zoals de Afdeling heeft geoordeeld in de uitspraak van 26 april 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1239, is voor een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel vereist dat de betrokkene aannemelijk maakt dat van de kant van de overheid toezeggingen of andere uitlatingen zijn gedaan of gedragingen zijn verricht waaruit betrokkene in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs kon en mocht afleiden of het bestuursorgaan een bepaalde bevoegdheid zou uitoefenen en zo ja hoe. Verder is vereist dat de toezegging, andere uitlating of gedraging aan het bevoegde bestuursorgaan kan worden toegerekend. Dat is het geval als betrokkene in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs kon en mocht veronderstellen dat degene die de uitlating deed of de gedraging verrichtte de opvatting van het bevoegde orgaan vertolkte.
12.2.
Voor de herontwikkeling van het uitwerkingsgebied heeft de "Kopgroep Huis ter Heide West" in opdracht van het college van burgemeester en wethouders in juni 2009 het "Programma van Eisen Huis ter Heide Zuid" opgesteld. Deze kopgroep bestond uit een aantal inwoners van Huis ter Heide, bijgestaan door externe deskundigen. In het Programma van Eisen is voor de ontsluitingsweg uitgegaan van de ligging van het tracé overeenkomstig de verbeelding van het bestemmingsplan uit 2005. Bij besluit van 19 januari 2010 heeft de raad besloten in te stemmen "met de uitwerking van het uitwerkingsgebied, zoals opgenomen in het bestemmingsplan Oud Zandbergen e.o., mét de ontsluitingsweg, maar zónder de ontwikkeling van het landmarkkantoor". De Afdeling is van oordeel dat de raad hiermee niet het vertrouwen heeft gewekt dat de ontsluitingsweg exact het tracé zou volgen als weergegeven door de pijl op de verbeelding van het bestemmingsplan uit 2005. Zoals de Afdeling hiervoor al heeft overwogen is (ook) de gewijzigde ligging van het tracé van het uitwerkingsplan in overeenstemming met de uitwerkingsregels van het bestemmingsplan uit 2005.
De Afdeling is verder van oordeel dat de presentatie van de projectontwikkelaar niet kan worden toegerekend aan de raad. Zo deze presentatie al bepaalde verwachtingen heeft gewekt, kan dit dus niet leiden tot het oordeel dat de raad in strijd heeft gehandeld met het vertrouwensbeginsel door een plan vast te stellen dat afwijkt van deze presentatie van de projectontwikkelaar.
Het betoog slaagt niet.
Verkeer
13. De buurtvereniging betoogt dat de ontsluitingsweg leidt tot ernstige problemen met de verkeersafwikkeling en tot een verkeersonveilige situatie in de omgeving. Wat betreft de verkeersveiligheid wijst de vereniging in het bijzonder op de situatie bij de ovonde ten oosten van het plangebied, die de Blanckenhagenweg verbindt met de Zandbergenlaan. Van belang is dat er aan de Blanckenhagenweg autobedrijven zijn gevestigd (autoboulevard). Er staan in dit gebied veel auto’s geparkeerd en er wordt regelmatig geladen en gelost met opleggers. De raad heeft weliswaar gesteld dat het bestaande fietspad mogelijk vervangen zal worden door een laad- en losstrook, maar dit is nog niet nader uitgewerkt. De buurtvereniging betoogt verder dat het plan nadelige gevolgen heeft voor de bereikbaarheid van de omgeving. Dit hangt samen met het verkeersbesluit dat het college van burgemeester en wethouders heeft genomen op 30 maart 2022 en dat strekt tot de afsluiting van de Huis ter Heideweg ter hoogte van het viaduct over de A28 (zie overweging 4 hiervoor). De afsluiting van de Huis ter Heideweg leidt ertoe dat moet worden omgereden om vanuit Zeist Huis ter Heide te bereiken, namelijk via de Blanckenhagenweg en de ovonde. De buurtvereniging heeft de raad een alternatieve ontsluiting van het plangebied voorgesteld. Dit voorstel gaat uit van een ontsluitingsweg door het plangebied die niet wordt verbonden met de Blanckenhagenweg/autoboulevard en vervolgens de Zandbergenlaan: een ontsluitingsweg die in oostelijke richting "doodloopt" dus. Er komt dan geen doorgaande route tot stand van de Huis ter Heideweg door het plangebied naar de Zandbergenlaan. In dat geval is het niet nodig om de Huis ter Heideweg ter hoogte van het viaduct over de A28 af te sluiten. De bewoners van Huis ter Heide kunnen dan gebruik blijven maken van de doorgaande route richting het zuiden (naar Zeist). Hiermee wordt geen afbreuk gedaan aan de bereikbaarheid van Huis ter Heide, aldus de buurtvereniging.
13.1.
Wanneer in een bestemmingsplan een uitwerkingsplicht is opgenomen, moet het bevoegd gezag in beginsel een uitwerkingsplan vaststellen. Bij een beroep tegen een uitwerkingsplan kan ter beoordeling staan of dit plan is voorbereid en genomen in strijd met het recht. Onder die beoordeling valt de vraag of de uitgewerkte bestemming strookt met de uitwerkingsregels in het bestemmingsplan en, als die regels daarvoor de ruimte laten, met een goede ruimtelijke ordening. Daarbij geldt dat de planologische aanvaardbaarheid van de uit te werken bestemming als een gegeven moet worden beschouwd. Voor het antwoord op de vraag in hoeverre nog ter beoordeling staat of wat in het uitwerkingsplan binnen de uitwerkingsregels mogelijk wordt gemaakt in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, is bepalend in hoeverre de uitwerkingsregels ruimte laten om de inrichting van het uit te werken gebied nader in het uitwerkingsplan te bepalen.
13.2.
De Afdeling overweegt dat de (globale) ligging van de weg ter ontsluiting van het plangebied is vastgelegd in het bestemmingsplan uit 2005. Zoals hiervoor is overwogen, is de ligging van de weg niet volledig gefixeerd in het uitwerkingsplan, in de zin dat de uitwerkingsregels "enige verschuiving" naar het noorden of zuiden toestaan ten opzichte van het op de plankaart bij het bestemmingsplan weergegeven tracé. Dat er een doorgaande route tot stand wordt gebracht tussen de Huis ter Heideweg ten westen van het plangebied en de Blanckenhagenweg (langs de autoboulevard) en vervolgens de Zandbergenlaan en de ovonde ten oosten van het plangebied, ligt al besloten in het bestemmingsplan uit 2005. Deze route is daarom niet het gevolg van de wijze waarop de raad gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid die het bestemmingsplan uit 2005 biedt om het tracé van de weg te verplaatsen (naar het noorden in dit geval). De beroepsgronden die gericht zijn tegen de gevolgen van de doorgaande route voor de verkeersafwikkeling en -veiligheid in de omgeving van het plangebied, in het bijzonder de situatie aan de Blanckenhagenweg/autoboulevard en de Zandbergenlaan, kunnen daarom niet worden toegerekend aan het uitwerkingsplan. Om deze reden kan de ruimtelijke aanvaardbaarheid van de gevolgen van de doorgaande route niet aan de orde komen in het kader van het beroep tegen het uitwerkingsplan.
13.3.
Over het betoog over de afsluiting van de Huis ter Heideweg ter hoogte van het viaduct over de A28 overweegt de Afdeling als volgt. In het verkeersbesluit van 30 maart 2022 staat dat een kentekenonderzoek uit 2019 heeft aangetoond dat er in de huidige situatie sprake is van ongewenst doorgaand verkeer over de Prins Alexanderweg en de Huis ter Heideweg. Door de verblijfsfunctie van deze wegen heeft ongewenst doorgaand verkeer een negatieve invloed op de leefbaarheid en bereikbaarheid, omdat het gebruik van de weg niet overeenkomt met de functie en vormgeving van de weg. Onderzoek heeft aangetoond dat wanneer de Blanckenhagenweg wordt doorgetrokken het risico ontstaat dat er meer doorgaand verkeer door Huis ter Heide gaat rijden. Het is gewenst dat doorgaand verkeer niet door Huis ter Heide rijdt, maar via de Amersfoortseweg en Zandbergenlaan, aldus het verkeersbesluit.
De Afdeling is van oordeel dat de gevolgen van de afsluiting van de Huis ter Heideweg bij het viaduct over de A28 voor de bereikbaarheid van Huis ter Heide, niet aan de orde kunnen komen in het beroep tegen het uitwerkingsplan. De afsluiting is geen noodzakelijk gevolg van de verbinding tussen de Huis ter Heideweg en de Zandbergenlaan en de doorgaande route die daardoor ontstaat, maar van de door het college van burgemeester en wethouders verrichte belangenafweging bij het nemen van het verkeersbesluit van 30 maart 2022. Zoals ook uit de hiervoor weergegeven overwegingen van het verkeersbesluit volgt, is het "doortrekken van de Blanckenhagenweg" een feit dat betrokken is bij de belangenafweging. Er zijn echter ook andere feiten die betrokken zijn bij de afweging, maar bovenal is de afsluiting het resultaat van de wijze waarop het college invulling heeft gegeven aan zijn beoordelings- en beleidsruimte bij het nemen van het verkeersbesluit. De gestelde nadelige gevolgen van de afsluiting voor de bereikbaarheid van Huis ter Heide kunnen aan de orde worden gesteld in de procedure tegen het verkeersbesluit.
13.4.
Het betoog over de door de buurtvereniging voorgestelde alternatieven heeft geen zelfstandige betekenis, maar moet worden bezien in samenhang met het betoog over de doorgaande route (overweging 13.2) en de afsluiting van de Huis ter Heideweg (overweging 13.3). Zoals hiervoor al is overwogen is de doorgaande route tussen de Huis ter Heideweg en de
Zandbergenlaan een gevolg van het bestemmingsplan uit 2005. De raad behoefde daarom het door de buurtvereniging voorgestelde alternatief niet te betrekken bij het vaststellen van het uitwerkingsplan.
Luchtkwaliteit
14. De buurtvereniging betoogt dat de gevolgen van het uitwerkingsplan voor de luchtkwaliteit niet deugdelijk zijn onderzocht.
De Afdeling volgt dit betoog niet. Artikel 5.16, eerste lid, van de Wet milieubeheer biedt het kader voor de beoordeling van de gevolgen voor de luchtkwaliteit voor de uitoefening of de toepassing van de in het tweede lid van dit artikel opgesomde bevoegdheden en wettelijke voorschriften. In het tweede lid van dat artikel zijn geen bevoegdheden en wettelijke voorschriften opgenomen die in deze zaak aan de orde zijn, namelijk de vaststelling van een wijzigingsplan. Daarom is artikel 5.16, eerste lid, van de Wet milieubeheer in dit geval niet van toepassing en kan het betoog van de buurtvereniging over de luchtkwaliteit alleen al daarom niet slagen.
Kap van bomen
15. De buurtvereniging vreest dat de uitvoering van het uitwerkingsplan zal leiden tot de kap van meer dan 30 bomen. Bovendien is niet of onvoldoende verzekerd dat er compenserende maatregelen zullen worden getroffen in de vorm van herplanting.
15.1.
In de plantoelichting staat dat het uitgangspunt voor het uitwerkingsplan is dat de belangrijkste groenstructuren worden vastgelegd. Er worden wel een aantal bomen gekapt. Het gaat hierbij veelal om bomen die aangemerkt zijn als onvoldoende, slecht en/of dood. De goede bomen die gekapt worden dienen te worden gecompenseerd. De raad heeft toegelicht dat in artikel 2.9, onderdeel C, onder l, van het bestemmingsplan uit 2005 de uitwerkingsregel is opgenomen dat, indien er in de bosstrook langs de Huis ter Heideweg bomen worden gekapt, dit moet worden gecompenseerd overeenkomstig het gemeentelijk beleid. Op de verbeelding van het uitwerkingsplan is aan de gronden met de bestemming "Wonen-Gestapeld" in het westen van het plangebied ook de aanduiding "specifieke vorm van wonen - herplant" toegekend. Uit artikel 6.2.2, onder k, van de planregels volgt dat een omgevingsvergunning voor het bouwen op deze gronden in beginsel alleen wordt verleend als er een plan voor herplant van de te vellen bomen als voorschrift aan de omgevingsvergunning wordt verbonden. De raad heeft zich gelet hierop terecht op het standpunt gesteld dat in het uitwerkingsplan is gewaarborgd dat het kappen van bomen wordt gecompenseerd. Het betoog slaagt niet.
Overige beroepsgronden
16. Wat de buurtvereniging voor het overige heeft aangevoerd geeft geen aanleiding voor het oordeel dat het uitwerkingsplan in strijd is met een goede ruimtelijke ordening of anderszins met het recht.
Beroep van [appellant sub 2]
17. [ appellant sub 2] woont aan de [locatie], direct ten zuiden van het plangebied. Zijn perceel maakt geen deel uit van het plangebied. [appellant sub 2] heeft beroep ingesteld, omdat de raad volgens hem ook zijn perceel bij het uitwerkingsplan had moeten betrekken.
18. [ appellant sub 2] heeft beroepsgronden aangevoerd over de wijze waarop de onderhandelingen zijn gevoerd over de verkoop van zijn perceel en het niet doorgaan daarvan. Zoals hiervoor in het beroep van de buurtvereniging al is overwogen, hebben [appellant sub 2] en de ontwikkelaar geen overeenstemming bereikt over de verkoop van het perceel [locatie]. Dat heeft ertoe geleid dat de raad dit perceel niet in het plan heeft opgenomen.
In overweging 2 heeft de Afdeling het toetsingskader weergegeven voor het uitwerkingsplan. Het gaat dus om de vraag of het uitwerkingsplan in overeenstemming is met de uitwerkingsregels van het bestemmingsplan uit 2005 en daarnaast, als die regels daarvoor de ruimte laten, met een goede ruimtelijke ordening. De beroepsgronden van [appellant sub 2] die zijn gerelateerd aan het niet doorgaan van de verkoop van zijn perceel, onder meer de wijze waarop de onderhandelingen zijn gevoerd, de "onafhankelijkheid" van de verrichte taxatie, en de vraag wie ervoor verantwoordelijk is dat er geen (ver)koopovereenkomst tot stand is gekomen, maken geen deel uit van het toepasselijke toetsingskader. Deze betogen kunnen daarom niet aan de orde komen in de procedure tegen het uitwerkingsplan.
19. Ook [appellant sub 2] betoogt dat het uitwerkingsplan in strijd is met de uitwerkingsregels van het bestemmingsplan uit 2005 vanwege het gewijzigde tracé van de ontsluitingsweg. Hij wijst in dit verband nog op de algemene vrijstellingsbepaling van artikel 4.1 onder 3, van het bestemmingsplan uit 2005. Volgens hem volgt uit deze bepaling dat een "geringe overschrijding" maximaal 2 m mag bedragen.
19.1.
Artikel 4.1, aanhef en onder 3, van het bestemmingsplan uit 2005 luidt:
"Naast hetgeen daaromtrent is bepaald in de specifieke vrijstellingsbepalingen onder de bestemmingen, kunnen burgemeester en wethouders, overeenkomstig artikel 15 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening en met inachtneming van het bepaalde in artikel 1.4 van deze voorschriften en de specifieke beschrijvingen in hoofdlijnen onder de desbetreffende bestemmingsbepalingen, vrijstelling verlenen van het bepaalde in deze voorschriften of de aanwijzingen op de plankaart, voor:
3. Het in geringe mate overschrijden van een bestemmings- en/of bebouwingsgrens en/of scheidingslijn, indien meetverschillen of de definitieve verkaveling daartoe aanleiding geven, mits de grenzen met niet meer dan 2 m worden overschreden."
19.2.
De Afdeling heeft in overweging 10.7 geoordeeld dat het gewijzigde tracé van de ontsluitingsweg niet in strijd is met de uitwerkingsregels van het bestemmingsplan uit 2005, in het bijzonder artikel 2.9, onder C, onder i. De bepaling waarop [appellant sub 2] wijst is een algemene vrijstellingsbepaling die geldt in aanvulling op andere vrijstellingsbepalingen van het bestemmingsplan uit 2005. Dit is dus geen uitwerkingsregel en evenmin is deze bepaling van belang voor de interpretatie van de uitwerkingsregel van artikel 2.9 van het bestemmingsplan uit 2005. Het betoog slaagt niet.
20. [appellant sub 2] betoogt dat de raad ten onrechte zijn perceel buiten het uitwerkingsplan heeft gelaten. De raad had ook de bestemming van zijn gronden moeten uitwerken. Volgens [appellant sub 2] heeft de raad in strijd gehandeld met het gewekte vertrouwen door zijn gronden buiten het plangebied van het uitwerkingsplan te houden. Het Programma van Eisen uit 2009 ging uit van een integrale ontwikkeling van alle gronden met de bestemming "Uitwerkingsgebied (UW)". Na de totstandkoming van het Programma van Eisen heeft de raad bevestigd dat het gebied wordt uitgewerkt overeenkomstig het bestemmingsplan uit 2005, dus met een ontsluitingsweg door het perceel van [appellant sub 2]. [appellant sub 2] wijst in dit verband op het besluit van 19 januari 2010 waarbij de raad heeft besloten in te stemmen "met de uitwerking van het uitwerkingsgebied, zoals opgenomen in het bestemmingsplan Oud Zandbergen e.o., mét de ontsluitingsweg, maar zónder de ontwikkeling van het landmarkkantoor". Een dergelijke uitwerking is alleen mogelijk als het perceel van [appellant sub 2] wordt betrokken bij het uitwerkingsplan.
Subsidiair betoogt [appellant sub 2] dat de raad het bestaand gebruik op zijn gronden als zodanig had moeten bestemmen door aan zijn perceel een woonbestemming toe te kennen.
Omdat de raad het perceel niet heeft betrokken bij het uitwerkingsplan en evenmin een bestemmingsplan heeft vastgesteld waarin het bestaande gebruik voor woondoeleinden als zodanig is bestemd, wordt [appellant sub 2] ernstig benadeeld, zo betoogt hij. Zo geldt op grond van artikel 2.9, onder E, van het bestemmingsplan uit 2005 een bouwverbod, behoudens vrijstelling, voor zijn gronden.
20.1.
Het betoog van [appellant sub 2] dat de raad in strijd heeft gehandeld met het vertrouwensbeginsel door het perceel [locatie] buiten het uitwerkingsplan te laten, slaagt niet. Voor de motivering van dit oordeel verwijst de Afdeling naar de overweging 12.2 hiervoor.
Voor zover [appellant sub 2] betoogt dat de gekozen planbegrenzing niet sterkt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening, verwijst de Afdeling naar wat zij hiervoor in overweging 11 heeft geoordeeld.
Het betoog slaagt niet.
20.2.
Over het subsidiaire betoog van [appellant sub 2] overweegt de Afdeling als volgt. In deze procedure staat de rechtmatigheid van het uitwerkingsplan ter beoordeling. De Afdeling kan in deze procedure geen oordeel geven over de vraag of de raad ten onrechte geen bestemmingsplan heeft vastgesteld voor het perceel van [appellant sub 2], waarin zijn perceel wordt bestemd voor woondoeleinden. De Afdeling gaat daarom niet in op wat [appellant sub 2] heeft aangevoerd over een woonbestemming voor zijn perceel.
20.3.
Ten overvloede overweegt de Afdeling als volgt. Het is juist dat de bestaande planologische regeling voor het perceel [locatie] de gebruiksmogelijkheden van het perceel beperkt. De raad heeft op de zitting toegelicht dat hij het voornemen heeft een (regulier) bestemmingsplan vast te stellen voor het perceel [locatie], waarin het bestaand gebruik van het perceel als zodanig wordt bestemd. Volgens de raad wordt vóór 1 januari 2024 een ontwerpbestemmingsplan voor het perceel ter inzage gelegd.
De Afdeling overweegt dat [appellant sub 2] kan wachten op de terinzagelegging van het ontwerpplan en het besluit over de vaststelling van het bestemmingsplan. Tegen het besluit over de vaststelling van het bestemmingsplan kan [appellant sub 2], als hij daartoe aanleiding ziet, beroep instellen bij de Afdeling.
[appellant sub 2] kan er ook voor kiezen alvast de raad te verzoeken een bestemmingsplan voor zijn perceel vast te stellen. De raad moet uiterlijk binnen zes maanden na ontvangst van de aanvraag beslissen op een dergelijk verzoek. Als een beslissing uitblijft, dan kan [appellant sub 2] daartegen in rechte opkomen, door beroep in te stellen bij de Afdeling tegen het niet-tijdig beslissen.
21. De beroepsgronden van [appellant sub 2] over de gevolgen van het verkeersbesluit van het college van burgemeester en wethouders van 30 maart 2022 kunnen niet aan de orde komen in de procedure tegen het uitwerkingsplan. Daarvoor verwijst de Afdeling naar wat zij hiervoor onder 13.3 en 13.4 heeft overwogen.
22. Wat [appellant sub 2] voor het overige heeft aangevoerd geeft geen aanleiding voor het oordeel dat het uitwerkingsplan in strijd is met een goede ruimtelijke ordening of anderszins met het recht.
Conclusie
23. Gelet op het voorgaande zijn de beroepen van de buurtvereniging en [appellant sub 2] ongegrond.
Proceskosten
24. De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart de beroepen ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. H.C.P. Venema, voorzitter, en mr. M. Soffers, en mr. J.H. van Breda, leden, in tegenwoordigheid van mr. D. Milosavljević, griffier.
w.g. Venema
voorzitter
w.g. Milosavljević
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 26 juli 2023
739

BIJLAGE

Wet milieubeheer
Artikel 5.16
1. Bestuursorganen maken bij de uitoefening van een in het tweede lid bedoelde bevoegdheid of toepassing van een daar bedoeld wettelijk voorschrift, welke uitoefening of toepassing gevolgen kan hebben voor de luchtkwaliteit, gebruik van een of meer van de volgende gronden en maken daarbij aannemelijk:
[…];
c. dat een uitoefening of toepassing, rekening houdend met de effecten op de luchtkwaliteit van onlosmakelijk met die uitoefening of toepassing samenhangende maatregelen ter verbetering van de luchtkwaliteit, niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie in de buitenlucht van een stof waarvoor in bijlage 2 een grenswaarde is opgenomen;
[…];
2. De in het eerste lid bedoelde bevoegdheden of wettelijke voorschriften zijn de bevoegdheden en wettelijke voorschriften, bedoeld in:
[…];
c.de artikelen 3.1, 3.26 en 3.28 van de Wet ruimtelijke ordening;
[…];
4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld omtrent het in betekenende mate bijdragen als bedoeld in het eerste lid, aanhef en onder c, waaronder begrepen het aanwijzen van categorieën van gevallen die in ieder geval al dan niet in betekenende mate bijdragen in de daar bedoelde zin.
Bestemmingsplan "Oud Zandbergen e.o." (2005)
Plankaart (uitsnede)
Planregels
Artikel 2.9 Uitwerkingsgebied (UW)
A. Uitwerkingsplicht
De gemeenteraad dient overeenkomstig artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening het op de plankaart aangewezen uitwerkingsgebied binnen deze planperiode uit te werken, met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 1.4 en 4.1 van deze voorschriften, en mits:
1. bij woningbouw vooraf met een akoestisch onderzoek is aangetoond dat
kan worden voldaan aan de maximaal toegestane geluidswaarden krachtens de Wet geluidhinder;
2. vooraf met een bodemonderzoek is aangetoond dat de gronden geschikt
zijn voor het beoogde gebruik;
3. de onder B genoemde beschrijving in hoofdlijnen en onder C genoemde
uitwerkingsregels daarbij in acht worden genomen;
4. de uitvoerbaarheid van de toekomstige ontwikkeling van het uitwerkingsgebied voldoende is verzekerd door contractuele afspraken met private partijen of een gemeentelijke grondexploitatie;
5. een bestemmingsregeling voor de woonfunctie wordt uitgewerkt indien het uitwerkingsplan voorziet in een nieuwe woonbestemming;
6. advies is ingewonnen bij de brandweer betreffende de externe veiligheid
van het 'landmarkkantoor' en mogelijke (bouwkundige) maatregelen
hieromtrent.
Daartoe kan de gemeenteraad de op de plankaart voor uitwerkingsgebied
aangewezen gronden, na uitwerking, bestemmen voor:
1. kantoordoeleinden;
2. bedrijfsdoeleinden (categorie 1 en 2)
3. woondoeleinden, (categorie I, II en III);
4. verkeersdoeleinden;
5. groendoeleinden;
6. water.
C. Uitwerkingsregels
Bij uitwerking van het gebied neemt de Gemeenteraad de volgende regels in
acht:
a. a) binnen het uitwerkingsgebied zijn de volgende functies toelaatbaar: wonen, kantoren, bedrijven, verkeer en verblijf, groen en water, met dien
verstande dat langs de Korte Poot van de Korte Bergweg geen bedrijfs- of
kantoordoeleinden zijn toegestaan;
b) in het uitwerkingsgebied zijn uitsluitend bedrijven toegestaan die passen
in de nabijheid van woningen en zijn genoemd in de categorieën 1 en 2
van de bij deze voorschriften behorende Lijst van bedrijfstypen;
c) een eventuele nieuw woning langs de Korte Bergweg dient in de rooilijn
van de overige woningen langs deze weg te worden gebouwd;
d) in totaal mag binnen het gehele uitwerkingsgebied niet meer dan 8.100
m² grondoppervlak worden bebouwd;
e) de goothoogte van de bebouwing, mag niet meer dan 10 meter bedragen
en de nokhoogte niet meer dan 12 meter, behalve daar waar op de plankaart een andere bouwhoogte is aangeduid;
f) indien een plat dak is voorzien mag de bouwhoogte niet meer dan 10 meter bedragen, behalve daar waar op de plankaart een andere bouwhoogte
is aangeduid;
g) de verticale diepte van gebouwen mag niet meer dan 6,5 meter bedragen;
h) tenminste 10% van de gronden voor groendoeleinden wordt aangewezen,
ten behoeve van de realisering van onder meer een groene overgang tussen de woningen langs de Korte Bergweg (korte poot) en het uit te werken werkgebied;
i. i) de ontsluitingsweg dient het tracé van de op de plankaart aangewezen
ontsluiting globaal te volgen (enige verschuiving ten noorden of zuiden
van deze lijn is toegestaan);
j) de breedte van het profiel van de aan te wijzen ontsluitingsweg dient gelijk te zijn aan de breedte van het profiel van de ontsluitingsweg langs de
autoboulevard, zoals dat op de plankaart is aangegeven;
k) parkeren dient op eigen terrein te worden voorzien;
I) indien er in de bosstrook langs de Huis ter Heideweg bomen worden gekapt dienen deze conform de daarvoor geldende, gemeentelijke regels te
worden gecompenseerd;
E. Anticipatie op de uitwerking
1. Het is verboden bouwwerken op te richten voordat de uitwerking rechtskracht heeft verkregen (behoudens vrijstelling).
2. De Gemeenteraad kan vrijstelling verlenen voor de oprichting van bouwwerken voordat de uitwerking rechtskracht heeft verkregen, mits:
- het bouwplan past binnen een ontwerpuitwerking of een door de Gemeenteraad vastgestelde uitwerking;
- Gedeputeerde Staten vooraf schriftelijk hebben verklaard dat zij tegen
het verlenen van vrijstelling geen bezwaar hebben.
3. Bij het verlenen van vrijstelling dient de procedure te worden gevolgd zoals beschreven in artikel 1.2 van deze voorschriften.