ECLI:NL:RVS:2023:2870

Raad van State

Datum uitspraak
26 juli 2023
Publicatiedatum
26 juli 2023
Zaaknummer
202201930/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen sluiting woning op basis van Opiumwet na aantreffen hennepkwekerij

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel, die op 29 maart 2022 het beroep van [appellant] ongegrond verklaarde. De burgemeester van Deventer had op 5 maart 2021 besloten om de woning en het perceel van [appellant] te sluiten voor de duur van drie maanden, op basis van artikel 13b van de Opiumwet. Dit besluit volgde op een politieonderzoek naar aanleiding van een melding van verdacht gedrag, waarbij in de woning van [appellant] voorwerpen werden aangetroffen die duiden op een ontmantelde hennepkwekerij. De rechtbank oordeelde dat de burgemeester bevoegd was om de sluiting te gelasten en dat de sluiting noodzakelijk en evenredig was, ondanks de aanwezigheid van alarmpistolen in de woning, die niet de directe aanleiding voor de sluiting vormden.

In hoger beroep herhaalt [appellant] zijn argumenten dat het besluit van de burgemeester berust op niet-bestaande feiten en dat de sluiting niet gerechtvaardigd was. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 19 juli 2023 behandeld en bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank. De Afdeling oordeelt dat de rechtbank gemotiveerd is ingegaan op de gronden van [appellant] en dat deze gronden niet tot een andere conclusie leiden. De stelling van [appellant] dat de rechtbank de alarmpistolen verkeerd heeft omschreven, wordt verworpen, omdat de rechtbank geen kwalificatie aan deze voorwerpen heeft gegeven. De Afdeling bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond.

Uitspraak

202201930/1/A3.
Datum uitspraak: 26 juli 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 29 maart 2022 in zaak nr. 21/963 in het geding tussen:
[appellant]
en
de burgemeester van Deventer.
Procesverloop
Bij besluit van 5 maart 2021 heeft de burgemeester onder aanzegging van bestuursdwang [appellant] gelast de woning en het perceel [locatie] te Deventer te sluiten voor de duur van drie maanden.
Bij besluit van 4 mei 2021 heeft de burgemeester het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 29 maart 2022 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De burgemeester heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting aan de orde gesteld op 19 juli 2023.
Overwegingen
1.       [appellant] is huurder van de woning [locatie] in Deventer.
De woning is eigendom van "Stichting Woonbedrijf ieder1". In de bestuurlijke rapportage van de politie Oost-Nederland van 18 januari 2021, het zogenoemde ‘hennepbericht’, staat dat naar aanleiding van een melding van "verdacht" gedrag de politie een onderzoek instelde dat hen leidde naar de woning van [appellant]. In de woning trof de politie voorwerpen aan die duiden op een ontmantelde hennepkwekerij, waaronder 24 assimilatielampen, 3 koolstoffilters, 2 slakkenhuizen, hennepresten en isolatiemateriaal. Ook werd geconstateerd dat sprake was van diefstal van stroom. Tijdens het onderzoek trof de politie ook twee gedemonteerde alarmpistolen aan, aldus de rapportage. Uit nader onderzoek bleek dat het gaat om twee pistolen van het model Walther PPQ.
2.       De rechtbank heeft geoordeeld dat de burgemeester bevoegd was om op grond van artikel 13b van de Opiumwet de woning en het perceel te sluiten en dat hij van die bevoegdheid gebruik mocht maken. Volgens de rechtbank blijkt uit de bestuurlijke rapportage dat de sluiting van de woning is gebaseerd op de aangetroffen ontmantelde hennepplantage.
De alarmpistolen hebben volgens de rechtbank, samen met de manipulaties van de elektriciteitsinstallatie, wel een rol gespeeld bij de belangenafweging en de duur van de sluiting, maar zijn geen directe aanleiding geweest voor die sluiting. Niet kan worden gezegd dat de sluiting voor de duur van drie maanden niet noodzakelijk of niet evenredig was, aldus de rechtbank.
3.       [appellant] betoogt dat de rechtbank niet heeft onderkend dat het besluit van 5 maart 2021 berust op niet bestaande feiten. Hij voert aan dat de burgemeester artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet ten onrechte heeft toegepast, omdat de sluiting van de woning niet is gebaseerd op de ontmantelde hennepkwekerij en attributen die zijn aangetroffen in de woning, maar op de vondst van twee alarmpistolen en bijbehorende patronen. [appellant] voert ook aan dat er geen reden was tot het doen van een onderzoek in de woning. Volgens [appellant] is de toegang tot de woning wellicht mogelijk gemaakt, omdat iemand valsheid in geschrifte heeft gepleegd. Ten slotte voert hij aan dat de uitspraak onjuist is, omdat de rechtbank de alarmpistolen en patronen verkeerd heeft omschreven.
3.1.    De gronden die [appellant] in hoger beroep heeft aangevoerd zijn zo goed als een herhaling van wat hij in beroep heeft aangevoerd. De rechtbank is gemotiveerd op die gronden ingegaan. [appellant] heeft geen redenen aangevoerd waarom de gemotiveerde beoordeling van die gronden in de aangevallen uitspraak onjuist of onvolledig zou zijn. De Afdeling kan zich vinden in het oordeel van de rechtbank, zoals samengevat in overweging 2, en in de opgenomen overwegingen, waarop dat oordeel is gebaseerd.
De Afdeling voegt hier nog aan toe dat de stelling van [appellant] dat de rechtbank de alarmpistolen en patronen verkeerd heeft omschreven, berust op een onjuiste lezing van de uitspraak. De rechtbank heeft geen kwalificatie aan de alarmpistolen en patronen gegeven.
Het betoog slaagt niet.
4.       Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. De burgemeester hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. E.J. Daalder, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. Y. Soffner, griffier.
w.g. Daalder
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Soffner
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 26 juli 2023
818-1072