202204079/1/A3.
Datum uitspraak: 26 juli 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te [woonplaats],
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 24 mei 2022 in zaak nr. 21/4999 in het geding tussen:
[appellante]
en
het college van burgemeester en wethouders van Alkmaar.
Procesverloop
Bij besluit van 1 juli 2021 heeft het college de aanvraag van [appellante] om een urgentieverklaring afgewezen.
Bij besluit van 22 september 2021 heeft het college het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 24 mei 2022 heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 19 juli 2023, waar [appellante] en het college, vertegenwoordigd door mr. M. Blom, zijn verschenen.
Overwegingen
1. [appellante] heeft op 4 juni 2021 een aanvraag voor een urgentieverklaring ingediend. Zij lijdt aan Elektrohypersensitiviteit (hierna: EHS) en woont daarom om het moment van de besluitvorming van het college in deze zaak in een afgeschermde caravan op het perceel van haar moeder in Nieuwe Niedorp. Het college heeft de urgentieverklaring geweigerd, omdat [appellante] niet voldoet aan de criteria die zijn opgenomen in artikel 11a, eerste lid, van de Huisvestingsverordening Alkmaar (hierna: de Huisvestingsverordening). [appellante] staat niet ingeschreven in de Basisregistratie Personen van één van de gemeenten in de woningmarktregio. Verder heeft het college geen reden gezien om de hardheidsclausule van artikel 19 van de Huisvestingsverordening toe te passen. Het college heeft bij de beoordeling van de vraag of toepassing moet worden gegeven aan de hardheidsclausule meegewogen dat [appellante] in het verleden in Alkmaar heeft gewoond, maar daarin geen aanleiding gezien om haar een urgentieverklaring te verlenen. Verder heeft het college bij de afwijzing de door [appellante] overgelegde aanvullende stukken, zijnde verklaringen van de huisarts en de neuroloog over haar EHS, betrokken. Over de overgelegde verklaringen stelt het college zich op het standpunt dat daaruit geen objectieve onderbouwing blijkt, zodat er geen verband kan worden gelegd tussen de woonsituatie van [appellante] en haar gezondheid.
2. De rechtbank heeft geoordeeld dat het college de aanvraag op goede gronden heeft afgewezen en het beroep op de hardheidsclausule heeft mogen afwijzen. Volgens de rechtbank heeft het college zich terecht op het standpunt gesteld dat [appellante] niet voldoet aan de voorwaarden om in aanmerking te komen voor urgentie, omdat zij niet staat ingeschreven in de gemeente Alkmaar. Verder mocht het college zich op het standpunt stellen dat de situatie van [appellante] niet uitzonderlijk is, waardoor een belangenafweging niet leidt tot toepassing van de hardheidsclausule, aldus de rechtbank.
3. De Afdeling begrijpt het betoog van [appellante] zo dat zij stelt dat de rechtbank niet heeft onderkend dat het college op grond van de hardheidsclausule haar een urgentieverklaring had moeten geven. Zij voert aan dat de menselijke maat bij het college ontbreekt. Verder benadrukt [appellante] dat zij lijdt aan EHS en dat ongevraagde bestraling ontwrichtend en ziekmakend kan zijn.
3.1. De gronden die [appellante] in hoger beroep heeft aangevoerd zijn zo goed als een herhaling van wat zij in beroep heeft aangevoerd. De rechtbank is gemotiveerd op die gronden ingegaan. [appellante] heeft geen redenen aangevoerd waarom de gemotiveerde beoordeling van die gronden in de aangevallen uitspraak onjuist of onvolledig zou zijn. De Afdeling kan zich vinden in het oordeel van de rechtbank en de overwegingen, waarop dat oordeel is gebaseerd. Hier voegt de Afdeling nog aan toe dat zij begrijpt dat [appellante] haar woonsituatie als moeilijk en belastend ervaart, wat ook door het college is onderschreven, maar dat betekent nog niet dat het college een urgentieverklaring had moeten verlenen waardoor zij eerder dan andere woningzoekenden in Alkmaar in aanmerking voor een woning zou komen.
De door [appellante] overgelegde verklaringen van de huisarts en de neuroloog bevatten onvoldoende objectieve aanknopingspunten voor een medische noodzaak om bij voorrang huisvesting te krijgen. Het college heeft zich op het standpunt mogen stellen dat er ten tijde van het besluit op bezwaar onvoldoende aanknopingspunten waren om in het geval van [appellante] de hardheidsclausule toe te passen.
Tijdens de zitting van de Afdeling is gebleken dat [appellante] inmiddels weer in Alkmaar verblijft. Het college heeft [appellante] uitgenodigd voor nieuwe gesprekken om te bezien welke mogelijkheden er zijn om tot een oplossing te komen. Daarbij heeft het college meegedeeld dat, mocht [appellante] een nieuwe aanvraag indienen, haar in ieder geval niet langer zal worden tegengeworpen dat zij geen binding met de gemeente Alkmaar heeft. Het staat [appellante] vrij om daarvan gebruik te maken. De gewijzigde omstandigheden kunnen, zoals ook op de zitting aan [appellante] is voorgehouden, bij de beoordeling van dit hoger beroep echter geen rol spelen, omdat de Afdeling moet toetsen hoe het college de situatie ten tijde van het besluit op bezwaar heeft beoordeeld.
Het betoog slaagt niet.
4. Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. E.J. Daalder, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. Y. Soffner, griffier.
w.g. Daalder
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Soffner
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 26 juli 2023
818-1072