202202186/1/R2.
Datum uitspraak: 26 juli 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te Eindhoven, en anderen,
appellanten,
en
de raad van de gemeente Eindhoven,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 15 februari 2022 heeft de raad het bestemmingsplan "V-Limbeek-Woenselse Watermolen (Zoutstraat 2-4)" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant] en anderen beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
Ontwikkeling Zoutstaete B.V. heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Bij besluit van 21 september 2022 (hierna: het herstelbesluit) heeft de raad het bestemmingsplan "V- Limbeek-Woenselse Watermolen (Zoutstraat 2-4)" opnieuw en gewijzigd vastgesteld.
[appellant] en anderen en Ontwikkeling Zoutstaete B.V. hebben een zienswijze naar voren gebracht naar aanleiding van het herstelbesluit.
[appellant] en anderen, de raad en Ontwikkeling Zoutstaete B.V. hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 29 juni 2023, waar [appellant], van wie [appellant], [3 bewoners], en de raad, vertegenwoordigd door mr. D.M.E.F.L. van Hoof, zijn verschenen. Verder is ter zitting Ontwikkeling Zoutstaete B.V., vertegenwoordigd door [gemachtigde A], [gemachtigde B] en mr. J. Mohuddy, advocaat te Breda, als partij gehoord.
Overwegingen
Inleiding
1. Het plangebied bevindt zich in Eindhoven en ligt tussen de Boschdijk in het oosten, de Zoutstraat in het zuiden en de Lijmbeekstraat in het westen. Het plan voorziet in de realisatie van een appartementengebouw met maximaal 29 woningen. De woningen zijn mede bedoeld voor de doorstroom van senioren uit de omgeving. Op de begane grond is voorzien in een ondersteunende ruimte ten behoeve van eventuele zorg.
2. [appellant] en anderen wonen aan de Zoutstraat en de Lijmbeekstraat. Zij vrezen voor een aantasting van hun woon- en leefklimaat.
Herstelbesluit
3. Artikel 6:19, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) luidt:
"Het bezwaar of beroep heeft van rechtswege mede betrekking op een besluit tot intrekking, wijziging of vervanging van het bestreden besluit, tenzij partijen daarbij onvoldoende belang hebben."
4. Bij het herstelbesluit heeft de raad het bestemmingsplan "V- Limbeek-Woenselse Watermolen (Zoutstraat 2-4)" opnieuw en gewijzigd vastgesteld. De Afdeling stelt vast dat op grond van artikel 6:19, eerste lid, van de Awb ook een beroep van rechtswege is ontstaan van [appellant] en anderen tegen het herstelbesluit. Wat zij tegen het oorspronkelijke besluit van 15 februari 2022 naar voren hebben gebracht, zal de Afdeling aanmerken als de gronden van hun beroep van rechtswege tegen het herstelbesluit.
Toetsingskader
5. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling oordeelt niet zelf of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het plan onevenredig zijn in verhouding tot de met het plan te dienen doelen.
Het beroep
Intrekking beroepsgronden
6. Op de zitting is vast komen te staat dat de omgevingsvergunning voor het realiseren van het appartementencomplex inmiddels onherroepelijk is geworden. Om die reden hebben [appellant] en anderen op de zitting hun beroepsgronden over de bouwhoogte, de alternatieve invulling van het plangebied, privacy en parkeren ingetrokken. De beroepsgrond over inspraak hebben zij niet ingetrokken.
Inspraak
7. [appellant] en anderen betogen dat omwonenden op geen enkele wijze zijn betrokken bij de totstandkoming van het bestemmingsplan. Zij wijzen erop dat de omwonenden pas werden geïnformeerd nadat het plan al in kannen en kruiken was. Om die reden konden [appellant] en anderen niet meedenken over het bouwvolume. Gelet hierop is ten onrechte in het door het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven opgestelde raadsvoorstel voor de vaststelling van dit plan vermeld dat de omgeving voornamelijk positief was dat het plangebied zou worden herontwikkeld, aldus [appellant] en anderen. De voorbereidingsprocedure had volgens [appellant] en anderen moeten plaatsvinden zoals bij de ontwikkeling van de gronden op de hoek van de Biesterweg en de Ericastraat.
7.1. De Afdeling stelt vast dat het bestemmingsplan is voorbereid met toepassing van de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 van de Awb. In overeenstemming met deze procedure zijn omwonenden in de gelegenheid gesteld om een zienswijze over het ontwerpplan naar voren te brengen. [appellant] en anderen hebben van die mogelijkheid ook gebruik gemaakt.
In paragraaf 9.2 van de plantoelichting is verder vermeld dat participatie heeft plaatsgevonden in overeenstemming met de "Verordening Samenspraak en Inspraak gemeente Eindhoven 2008". Uit de plantoelichting blijkt dat op 15 mei 2020 een informatiebrief is verspreid. Hierin is ook uitgelegd dat een fysieke presentatie van het project niet kon plaatsvinden vanwege COVID-19. Omdat in het najaar van 2020 het ontwerpplan is gewijzigd, is op 25 januari 2021 een nieuwe informatiebrief verspreid. In deze brief zijn de aanpassingen van het ontwerpplan en de vervolgprocedures beschreven. Als bijlage bij deze informatiebrief zijn het schetsontwerp en het oude en nieuwe ontwerpplan gevoegd. Hierover volgt uit paragraaf 9.2 van de plantoelichting dat de verbeterpunten zijn voortgekomen uit de terugkoppeling van de buurtbewoners en het overleg tussen woonzorgorganisaties en de gemeente Eindhoven. Op de zitting heeft Ontwikkeling Zoutstaete B.V. verder toegelicht dat dialoogsessies zijn gehouden en dat voor elke sessie 115 adressen zijn uitgenodigd. Gelet op deze omstandigheden ziet de Afdeling in wat [appellant] en anderen hebben aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat het participatietraject en de voorbereidingsprocedure onzorgvuldig zouden zijn doorlopen.
Het betoog slaagt niet.
Conclusie
8. Het beroep is ongegrond.
9. De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. E.A. Minderhoud, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Franke, griffier.
w.g. Minderhoud
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Franke
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 26 juli 2023
926