202303231/1/A2.
Datum uitspraak: 26 juli 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te [woonplaats],
en
het college van beroep voor de examens van de Hogeschool Utrecht (hierna: het college),
verweerder.
Procesverloop
Bij beslissing van 21 oktober 2022 heeft de examencommissie Instituut voor Media (hierna: de examencommissie) de verzoeken van [appellant] om een extra toetskans en om een vervangende opdracht voor het digitaal dossier, onderdeel van het afstudeertraject van de bacheloropleiding Communication & Multimedia Design, afgewezen.
Bij beslissing van 11 april 2023 heeft het college het door [appellant] daartegen ingestelde administratief beroep ongegrond verklaard.
Hiertegen heeft [appellant] beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak op een zitting behandeld op 11 juli 2023, waar [appellant], bijgestaan door mr. C.W. Simonis, advocaat te Zoetermeer en [gemachtigde], en het college, vertegenwoordigd door B.A.M. van den Bosch en A.J. Kroon, zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1. [appellant] volgt de bacheloropleiding Communication & Multimedia Design aan de Hogeschool Utrecht. Het afstudeertraject van deze opleiding bestaat uit twee onderdelen, het digitaal dossier en een expo en assessment. Het digitaal dossier vormt het theoretische kader van het afstuderen en bij de expo en assessment kan de student de werking van het ontwerp laten zien en toelichten. Op 26 januari 2022 is aan [appellant] voor het digitaal dossier van haar afstudeertraject het cijfer 5 toegekend. Op 16 maart 2022 is aan [appellant], naar aanleiding van een herkansing, het cijfer 4 toegekend voor het digitaal dossier. Naar aanleiding van een second opinion is op 19 mei 2022 wederom het cijfer 4 toegekend voor het digitaal dossier. Op 11 juli 2022 is naar aanleiding van een extra toetskans aan [appellant] het cijfer 5 toegekend voor het digitaal dossier.
2. Op 10 oktober 2022 heeft [appellant] de examencommissie verzocht om een extra toetskans voor het digitaal dossier. Daarnaast heeft [appellant] op 10 oktober 2022 de examencommissie verzocht om de toets in een andere vorm af te mogen leggen. De examencommissie heeft de verzoeken afgewezen. Het door [appellant] daartegen ingestelde administratief beroep is door het college ongegrond verklaard.
Beroep en de beoordeling daarvan
3. [appellant] betoogt dat het college ten onrechte haar verzoek om een extra toetskans en een vervangende opdracht heeft geweigerd. [appellant] heeft als afstudeertraject een concept ontwikkeld voor een interactief date diner dat kan plaatsvinden op food evenementen. [appellant] voert aan dat zij, gelet op de aard van haar project en de holistische benadering van het onderwijs aan de Hogeschool Utrecht, gelegenheid zou moeten krijgen om haar interactieve date diner niet alleen theoretisch, maar ook praktisch te presenteren. Ook haar persoonlijke omstandigheden zouden volgens [appellant] de examencommissie aanleiding moeten geven om haar verzoek om een vervangende opdracht toe te wijzen. [appellant] geeft aan dat zij op persoonlijk vlak onder meer te maken heeft met trauma, dyslexie, ADHD en zowel mentale als financiële stress heeft als gevolg van de coronapandemie. Verder stelt [appellant] dat de beoordeling van haar project inconsistent was en dat zij bij haar afstuderen onvoldoende begeleiding heeft gekregen. Verder heeft het college onvoldoende draagkrachtig gemotiveerd dat de gehanteerde toetsing passend is.
4. In artikel 4.4.2 van de Onderwijs- en examenregeling van de Hogeschool Utrecht 2022-2023 (hierna: de OER) is de volgende bepaling opgenomen ten aanzien van een extra toetskans indien een student de toets al een keer heeft gedaan:
"Indien je de toets al een keer hebt gedaan en zonder een extra toetskans minimaal drie maanden studievertraging oploopt, kan de examencommissie op verzoek daartoe een extra toetskans toewijzen."
4.1. De Afdeling is van oordeel dat het college de afwijzing van het verzoek van [appellant] om een extra toetskans voor het digitaal dossier in stand heeft mogen laten. In paragraaf 6.10 van de cursushandleiding bij het afstuderen is opgenomen dat een student eenmalig een herkansing wordt geboden, maar dat er, indien het digitaal dossier of het assessment voor de tweede keer niet wordt gehaald, een nieuw afstudeertraject met een nieuwe opdracht moet worden gestart. Zoals het college in haar beslissing van 11 april 2023 heeft overwogen, heeft [appellant] naast de reguliere herkansing op 16 maart 2022 en een second opinion op 19 mei 2022 al een extra toetskans gekregen en benut op 11 juli 2022. Met het college is de Afdeling van oordeel dat de examencommissie zich op het standpunt heeft mogen stellen dat, gelet op de feedback die steeds bij een beoordeling gegeven wordt en ook in dit geval is gegeven, bij het toewijzen van een vierde toetskans niet meer te achterhalen is wat nog het eigen werk van [appellant] is en wat het werk is van de beoordelaar. Het verzoek van [appellant] om een extra toetskans voor het digitaal dossier mocht daarom worden afgewezen.
Het betoog slaagt niet.
5. In artikel 4.6 van de OER is de volgende bepaling opgenomen:
"Je kunt de examencommissie verzoeken om de toets in een andere vorm af te mogen leggen als je de toets al minimaal tweemaal hebt gedaan en de docent van de cursus positief adviseert aan de examencommissie over deze alternatieve toetsvorm. Ook moet je kunnen aantonen dat je anders drie maanden studievertraging oploopt. De examencommissie kan daarnaast aanvullende voorwaarden hanteren. Zie hiervoor de studiegids van je opleiding."
In paragraaf 4.3.3 van de studiegids Communication & Multimedia Design 2022-2023 van de Hogeschool Utrecht (hierna: de studiegids) is over de vervangende opdracht opgenomen:
"Naast een extra toetskans kun je de examencommissie ook om een vervangende opdracht vragen. Dit houdt in dat je de toets in een andere dan de reguliere toetsvorm aflegt. De examencommissie kan met een dergelijk verzoek instemmen als:
• je recht hebt op een toetskans, én
• je al minimaal twee keer hebt deelgenomen aan de reguliere toets, én
• een vakdocent een positief advies geeft, én
• er een studie- of afstudeervertraging van ten minste drie maanden dreigt te ontstaan.
De examencommissie kan ook een vervangende opdracht toekennen als de student door overmacht of persoonlijke omstandigheden, waaronder financiële, niet kan deelnemen aan een verplichte introductie, excursie of werkweek."
5.1. De Afdeling is van oordeel dat het college de afwijzing van het verzoek van [appellant] om een vervangende opdracht voor het digitaal dossier terecht in stand heeft gelaten. Zoals het college aan zijn beslissing van 11 april 2023 ten grondslag heeft gelegd, voldoet [appellant] niet aan de voorwaarden die in artikel 4.6 van de OER en paragraaf 4.3.3 van de studiegids aan het verkrijgen van een vervangende opdracht stelt, nu [appellant] geen recht meer heeft op een toetskans, en de vakdocenten en coördinator van het afstudeersemester niet positief adviseren over een vervangende opdracht. De Afdeling is daarbij van oordeel dat het college, gelet op het toetsingskader zoals dat is opgenomen in artikel 4.6 van de OER en paragraaf 4.3.3 van de studiegids, in de door [appellant] aangevoerde persoonlijke omstandigheden en de door haar gestelde tekortkomingen in de begeleiding en beoordeling van haar project geen aanleiding heeft hoeven zien om haar verzoek om een vervangende opdracht toe te wijzen.
Het betoog slaagt niet.
6. Voor zover [appellant] wenst op te komen tegen de overweging van het college dat de gehanteerde toetsing ten aanzien van het digitaal dossier passend is, is de Afdeling niet bevoegd hierover te oordelen, reeds omdat op grond van artikel 8:4, derde lid, aanhef en onder b van de Algemene wet bestuursrecht geen beroep kan worden ingesteld inhoudende een besluit inhoudende een beoordeling van het kennen of kunnen van een kandidaat of leerling die ter zake is geëxamineerd of op enigerlei andere wijze is getoetst, dan wel inhoudende de vaststelling van opgaven, beoordelingsnormen of nadere regels voor die examinering of toetsing.
Slotsom
7. Het beroep is ongegrond.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. E.J. Daalder, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.S. de Jong, griffier.
w.g. Daalder
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. De Jong
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 26 juli 2023
1014