ECLI:NL:RVS:2023:2853

Raad van State

Datum uitspraak
26 juli 2023
Publicatiedatum
26 juli 2023
Zaaknummer
202202323/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J. Th. Drop
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring door de NOvA

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 29 maart 2022. De rechtbank had het beroep van [appellant] tegen een besluit van de Algemene Raad van de Nederlandse Orde van Advocaten (NOvA) ongegrond verklaard. Het besluit waartegen [appellant] zich keerde, was een verklaring van de NOvA van 10 maart 2020, waarin werd meegedeeld dat de NOvA geen klachten of individuele zaken in behandeling neemt. Dit besluit werd door de NOvA op 12 augustus 2021 niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank oordeelde dat de e-mail van de NOvA geen besluit was in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en dat er geen rechtsgevolgen aan verbonden waren. [appellant] betoogde dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat de e-mail geen besluit was en dat het verzoek om rechtsbijstand wel degelijk rechtsgevolgen kon hebben. De rechtbank bevestigde echter dat de NOvA niet bevoegd was om te beslissen op verzoeken om aanwijzing van een advocaat, en dat dergelijke verzoeken ingediend moesten worden bij de deken van de Orde van Advocaten. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond.

Uitspraak

202202323/1/A3.
Datum uitspraak: 26 juli 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 29 maart 2022 in zaak nr. 21/1642 in het geding tussen:
[appellant]
en
de Algemene Raad van de Nederlandse Orde van Advocaten (hierna: NOvA).
Procesverloop
Bij e-mail van 10 maart 2020 heeft de NOvA aan [appellant] meegedeeld dat de NOvA geen klachten of individuele zaken in behandeling neemt.
Bij besluit van 12 augustus 2021 heeft de NOvA het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 29 maart 2022 heeft de rechtbank het door [appellant] tegen het besluit van 12 augustus 2021 ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De NOvA heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 4 juli 2023, waar [appellant] en de NOvA, vertegenwoordigd door mr. L.C.E. Straathof, advocaat te Zoetermeer, en mr. J.H.M. Huizinga, advocaat te Den Haag, zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1.       [appellant] heeft op 24 februari 2020 een e-mail gestuurd naar het Informatiepunt van de NovA, waarin staat:
"Geachte Nederlandse Orde van Advocaten,
bijgaand en inhoudelijk aan dit schrijven toegevoegd en aan u gericht de inhoudelijke en verzoeken 24-02-2020, samenvattend realiseren van fungerende rechtsbijstand, aan de dekens en ordes van advocaten den Haag, Amsterdam en Midden Nederland. In afwachting verblijvend binnen 14 dagen tot behandeling en resultaat mijn verzoek."
In een e-mail van 10 maart 2020 heeft de NOvA aan [appellant] meegedeeld dat de NOvA geen klachten of individuele zaken in behandeling neemt. Bij besluit van 12 augustus 2021 heeft de NOvA het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
De uitspraak van de rechtbank
2.       De rechtbank heeft het beroep tegen het besluit van 12 augustus 2021 ongegrond verklaard, omdat de e-mail van 10 maart 2020 geen besluit is in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), maar een mededeling met een informatief karakter waartegen geen bezwaar en beroep openstaat, zodat deze geen rechtsgevolgen teweeg kan brengen. Verder heeft de rechtbank overwogen dat de NOvA niet het bevoegde bestuursorgaan is om te beslissen op een verzoek om aanwijzing van een advocaat op grond van artikel 13, eerste lid, van de Advocatenwet. Volgens de rechtbank heeft de NOvA het bezwaar terecht niet-ontvankelijk verklaard.
Beoordeling hoger beroep
3.       [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de e-mail van 10 maart 2020 geen besluit is, als bedoeld in artikel 1:3 van de Awb. Het verzoek van 24 februari 2020 kan namelijk leiden tot een besluit waar rechtsgevolgen aan zijn verbonden, stelt [appellant].
4.       Ingevolge artikel 1:3, eerste lid, van de Awb wordt onder besluit verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling.
5.       De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat de e-mail van 10 maart 2020 niet op rechtsgevolg is gericht nu deze louter informatief van aard is en daardoor niet aangemerkt kan worden als een beslissing inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling met rechtsgevolg in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb. Ook heeft de rechtbank terecht overwogen dat de NOvA niet het bevoegde bestuursorgaan is om te beslissen op een verzoek om aanwijzing van een advocaat op grond van artikel 13, eerste lid, van de Advocatenwet. Een dergelijk verzoek moet, zoals [appellant] ook heeft gedaan, worden ingediend bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement waar de zaak, waarvoor rechtsbijstand wordt aangevraagd, moet dienen.
6.       Het betoog slaagt niet.
Conclusie
7.       Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. De NOvA hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. J. Th. Drop, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.M.E.A. Neuwahl, griffier.
w.g. Drop
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Neuwahl
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 26 juli 2023
280-1050