ECLI:NL:RVS:2023:2847

Raad van State

Datum uitspraak
26 juli 2023
Publicatiedatum
26 juli 2023
Zaaknummer
202108158/1/R4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J. Hoekstra
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van handhavingsbesluit inzake dierenverblijf en bestemmingsplan in Bergeijk

In deze zaak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 26 juli 2023 uitspraak gedaan in het geding tussen Panna Holding B.V. en het college van burgemeester en wethouders van Bergeijk. De zaak betreft een handhavingsbesluit van 13 december 2018, waarbij Panna Holding werd gelast om dierenverblijf 8 op haar perceel te verwijderen, omdat dit in strijd zou zijn met artikel 2.3a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Panna Holding, eigenaar van het perceel, heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, dat uiteindelijk door het college op 22 november 2021 gegrond werd verklaard, maar de last om het dierenverblijf te verwijderen bleef bestaan.

Panna Holding heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 22 november 2021, waarin het college de last om het dierenverblijf te verwijderen handhaafde. Tijdens de zitting op 14 juni 2023 werd Panna Holding vertegenwoordigd door haar eigenaar en advocaat, terwijl het college werd vertegenwoordigd door een jurist. Ook andere partijen, vertegenwoordigd door een rechtsbijstandsverlener, waren aanwezig.

De Afdeling oordeelde dat het beroep van Panna Holding ongegrond was. Het college had de last om het houden van dieren binnen de bestemming 'Groen' te staken, niet in het besluit van 22 november 2021 opgenomen, maar dit was al eerder bepaald in een uitspraak van de Afdeling van 15 september 2021. De Afdeling bevestigde dat het college correct had gehandeld door het bezwaar van Panna Holding opnieuw te beoordelen, maar dat de last om het dierenverblijf te verwijderen in stand bleef. De beslissing van de Afdeling was dat het beroep ongegrond werd verklaard en dat het college geen proceskosten hoefde te vergoeden.

Uitspraak

202108158/1/R4.
Datum uitspraak: 26 juli 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
Panna Holding B.V. en [appellante] (hierna samen en in enkelvoud: Panna Holding), beide gevestigd te Bergeijk,
appellanten,
en
het college van burgemeester en wethouders van Bergeijk,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 13 december 2018 heeft het college Panna Holding onder oplegging van een dwangsom onder meer gelast om op het perceel aan de [locatie 1] en [locatie 2] te Bergeijk (hierna: het perceel) de overtreding van artikel 2.3a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: de Wabo) te beëindigen door dierenverblijf 8 te verwijderen (hierna: de last).
Bij besluit van 22 november 2021 heeft het college het door Panna Holding hiertegen gemaakte bezwaar gegrond verklaard en het besluit van 13 december 2018, voor zover Panna Holding daarbij is gelast dierenverblijf 8 te verwijderen, herroepen.
Tegen dit besluit heeft Panna Holding beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 14 juni 2023, waar Panna Holding, vertegenwoordigd door [eigenaar] bijgestaan door mr. R.C.J. Jacobs, advocaat te Schijndel, en het college, vertegenwoordigd door mr. J.F.H.M. van der Velden, zijn verschenen. Voorts zijn ter zitting [partij A], [partij B], en [partij C] (hierna samen en in enkelvoud: [partij]), vertegenwoordigd door mr. Ö. Ekinci, rechtsbijstandsverlener te Amsterdam, vergezeld door [gemachtigde], als partij gehoord.
Overwegingen
Inleiding
1.       Panna Holding is eigenares van het perceel. Op grond van het bestemmingsplan "Woongebieden Oost en West, Bergeijk" (hierna: het bestemmingsplan) rust op een gedeelte van het perceel de bestemming "Groen". Op dat gedeelte van het perceel staat dierenverblijf 8 en worden hobbymatig dieren gehouden. Het college heeft het besluit van 13 december 2018 genomen naar aanleiding van een handhavingsverzoek van [partij].
Het besluit van 22 november 2021 is het tweede besluit op het door Panna Holding tegen het besluit van 13 december 2018 gemaakte bezwaar. Eerder heeft het college bij besluit van 13 juni 2019 dit bezwaar, voor zover dat betrekking heeft op de last, ongegrond verklaard en de last uitgebreid door Panna Holding daarbij ook te gelasten het houden van dieren binnen de bestemming "Groen" te staken, omdat dit in strijd is met de gebruiksregels van het bestemmingsplan. Bij uitspraak van 14 februari 2020 in zaken nrs. 19/1707 en 19/1851 heeft de rechtbank Oost-Brabant het door Panna Holding daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard en het besluit van 13 juni 2019 gedeeltelijk vernietigd. Die vernietiging heeft mede betrekking op de last, voor zover Panna Holding daarbij is gelast dierenverblijf 8 te verwijderen. Die vernietiging strekt zich niet uit tot het gedeelte van de last op grond waarvan Panna Holding het houden van dieren binnen de bestemming "Groen" moet staken, omdat de rechtbank heeft overwogen dat het houden van dieren binnen de bestemming "Groen" niet is toegestaan en dat het college in zoverre terecht heeft besloten te gaan handhaven. De rechtbank heeft daarbij de rechtsgevolgen van het op dierenverblijf 8 betrekking hebbende onderdeel van dat vernietigde besluit in stand gelaten. Bij uitspraak van 15 september 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2080, heeft de Afdeling het daartegen door Panna Holding ingestelde hoger beroep gegrond verklaard en de rechtbankuitspraak van 14 februari 2020 vernietigd, voor zover de rechtbank daarbij de rechtsgevolgen van het op dierenverblijf 8 betrekking hebbende vernietigde onderdeel van het besluit van 13 juni 2019 in stand heeft gelaten, omdat het college niet aannemelijk heeft gemaakt dat Panna Holding als overtreder van het verbod in artikel 2.3a, eerste lid, van de Wabo kan worden aangemerkt. De Afdeling heeft het college toen opgedragen om over het aldus vernietigde onderdeel van het besluit van 13 juni 2019 een nieuw besluit op bezwaar te nemen met inachtneming van wat de Afdeling in die uitspraak heeft overwogen. Verder heeft de Afdeling bepaald dat tegen het nieuw te nemen besluit slechts bij haar beroep kan worden ingesteld.
Met het besluit van 22 november 2021 heeft het college uitvoering gegeven aan de uitspraak van de Afdeling van 15 september 2021.
Het beroep
2.       Panna Holding betoogt dat het besluit van 22 november 2021 in strijd is met het op grond van het bestemmingsplan geldende gebruiksovergangsrecht, voor zover in dat besluit besloten ligt dat zij een dwangsom verbeurt als zij ter plaatse van dierenverblijf 8 dieren houdt. Panna Holding voert aan dat het houden van dieren op die plek door dat gebruiksovergangsrecht wordt beschermd. Voor zover de last in zoverre nog steeds geldt, had het college de last ook in zoverre moeten herroepen, zo betoogt Panna Holding.
2.1.    Dat het college Panna Holding heeft gelast het houden van dieren binnen de bestemming "Groen", waar dierenverblijf 8 staat, te staken, ligt niet besloten in het besluit van 22 november 2021, maar in het door de uitspraak van de Afdeling van 15 september 2021 onherroepelijk geworden gedeelte van het besluit van 13 juni 2019. In overeenstemming met die uitspraak van de Afdeling heeft het college met het besluit van 22 november 2021 uitsluitend opnieuw besloten op het door Panna Holding gemaakte bezwaar tegen de last, voor zover die betrekking heeft op het verwijderen van dierenverblijf 8.
Het betoog slaagt niet, omdat het niet is gericht tegen een rechtsgevolg van het besluit dat in geding is.
3.       Het beroep is ongegrond.
4.       Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J. Hoekstra, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. W.J.C. Robben, griffier.
w.g. Hoekstra
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Robben
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 26 juli 2023
610-1069