202300406/4/A2.
Datum beslissing: 21 juli 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Beslissing op het verzoek van:
[verzoekster], thans wonend te [woonplaats],
verzoekster,
om toepassing van artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb).
Procesverloop
Bij brief, ingekomen op 15 juni 2023, heeft [verzoekster] verzocht om wraking van de staatsraad belast met de behandeling van het door [verzoekster] gedane verzet tegen de uitspraak van de Afdeling van 9 mei 2023 in zaak nr. 202300406/2/A2. Staatsraad mr. C.H.M. van Altena is als lid van de enkelvoudige kamer van de Afdeling belast met de behandeling van het verzet (hierna: de staatsraad).
Overwegingen
1. Op verzoek van een partij kan ingevolge artikel 8:15 van de Awb elk van de rechters die een zaak behandelt, worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
2. Artikel 3, vierde lid, van de Wrakings- en verschoningsregeling bestuursrechterlijke colleges 2022 (hierna: de Wrakingsregeling) luidt:
"De wrakingskamer kan zonder daartoe een zitting te houden beslissen een verzoek om wraking niet in behandeling te nemen indien:
a. het niet afkomstig is van een partij;
b. het is gedaan nadat in de hoofdzaak de einduitspraak openbaar is gemaakt;
c. het geen betrekking heeft op een met de behandeling van de zaak belast lid van het college;
d. het betrekking heeft op het college als zodanig;
e. het een volgend verzoek ten aanzien van hetzelfde lid of dezelfde leden betreft en geen feiten of omstandigheden worden voorgedragen die pas na het eerdere verzoek aan de verzoeker bekend zijn geworden;
f. het niet is gemotiveerd;
g. het evident blijk geeft van misbruik van het wrakingsmiddel."
3. Bij uitspraak van 9 mei 2023 heeft de Afdeling na vereenvoudigde behandeling het hoger beroep van [verzoekster] niet-ontvankelijk verklaard, omdat het griffierecht niet binnen de gestelde termijn is betaald. Tegen deze uitspraak heeft [verzoekster] bij brief, ingekomen op 15 juni 2023, verzet gedaan. In dit verzetschrift heeft [verzoekster] op voorhand verzocht om wraking van de staatsraad belast met de behandeling van het verzet. Aan het verzoek om wraking heeft [verzoekster] ten grondslag gelegd dat de Afdeling zich niet onpartijdig opstelt bij de beoordeling van informatie van andere overheidsinstanties rondom de heffing van griffierecht, haar over die informatie ten onrechte niet hoort en ten onrechte griffierecht van haar heft.
4. De Afdeling stelt vast dat het verzetschrift de gronden van het verzet bevat, maar daarin geen feiten of omstandigheden worden genoemd die te relateren zijn aan de wijze van behandeling van het verzet door de staatsraad. In haar brief van 20 juni 2023, ingekomen op 22 juni 2023, bevestigt [verzoekster] dat zij een verzoek om wraking heeft gedaan, maar ook deze brief bevat geen feiten en omstandigheden die de wijze van behandeling van het verzet door de staatsraad betreffen. Op grond van artikel 8:15 van de Awb dient een wrakingsgrond gelegen te zijn in feiten of omstandigheden die betrekking hebben op de persoon van de staatsraad die de zaak behandelt. Omdat van een op de persoon van de staatsraad betrekking hebbend verzoek dus geen sprake is, kan het verzoek niet in behandeling worden genomen.
Het verzoek heeft in essentie betrekking op de uitspraak van 9 mei 2023, waartegen het verzet is gericht. Juist over de vraag of de Afdeling het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk mocht verklaren wegens het niet binnen de termijn betalen van griffierecht, gaat de verzetprocedure. [verzoekster] is inmiddels uitgenodigd voor een mondelinge behandeling van het verzet op de zitting van 26 juli 2023. Op die zitting kan zij de gronden van verzet nader toelichten. Voor de behandeling van het verzet is geen griffierecht verschuldigd.
5. De Afdeling ziet aanleiding om het verzoek op grond van artikel 3, vierde lid, onder c, van de Wrakingsregeling buiten behandeling te laten.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
laat het verzoek buiten behandeling.
Aldus vastgesteld door mr. J.Th. Drop, voorzitter, en mr. B.P.M. van Ravels en mr. H.C.P. Venema, leden, in tegenwoordigheid van mr. W.M. Boer, griffier.
w.g. Drop
voorzitter
w.g. Boer
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 21 juli 2023
745