ECLI:NL:RVS:2023:2818

Raad van State

Datum uitspraak
25 juli 2023
Publicatiedatum
21 juli 2023
Zaaknummer
202200013/2/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake inzage op grond van de Wet politiegegevens en geheimhouding van stukken

In deze zaak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 9 november 2021, waarin de korpschef van politie weigerde om inzage te verlenen op grond van de Wet politiegegevens. De korpschef stelde dat openbaarmaking van de gevraagde informatie de gerechtelijke onderzoeken en procedures zou belemmeren en nadelige gevolgen zou hebben voor de voorkoming, opsporing, onderzoek, vervolging en tenuitvoerlegging van straffen. De centrale vraag in deze procedure is of [appellant] recht heeft op inzage in de vertrouwelijk overgelegde stukken die betrekking hebben op zijn zaak.

De korpschef heeft vertrouwelijke versies van enkele gedingstukken overgelegd en verzocht om te bepalen dat alleen de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State kennis mag nemen van deze stukken, op basis van artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Afdeling heeft de motivering van de korpschef beoordeeld en vastgesteld dat de informatie in deze stukken van belang is voor de beoordeling van de zaak. De Afdeling heeft daarbij de belangen van [appellant] en de korpschef tegen elkaar afgewogen.

De Afdeling oordeelt dat het belang van geheimhouding in dit geval zwaarder weegt dan het belang van [appellant] om kennis te nemen van de motivering van het besluit van de korpschef. De Afdeling heeft daarom besloten dat het verzoek tot beperkte kennisneming gerechtvaardigd is en heeft het verzoek van de korpschef toegewezen. De beslissing is genomen op 25 juli 2023 en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

202200013/2/A3.
Datum beslissing: 25 juli 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Beslissing op grond van artikel 8:29, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) in het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 9 november 2021 in zaak nr. 20/2535 in het geding tussen:
[appellant]
en
de korpschef van politie.
Procesverloop
[appellant] heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 9 november 2021 in zaak nr. 20/2535. Die uitspraak gaat over de weigering door de korpschef van politie op het verzoek van [appellant] om inzage op grond van de Wet politiegegevens. Volgens de korpschef zou openbaarmaking de gerechtelijke onderzoeken en procedures belemmeren en nadelige gevolgen hebben voor de voorkoming, opsporing, onderzoek, vervolging en tenuitvoerlegging van straffen.
De korpschef heeft de vertrouwelijke versies van een aantal gedingstukken overgelegd en met verwijzing naar artikel 8:29 van de Awb medegedeeld dat uitsluitend de Afdeling kennis zal mogen nemen van deze stukken.
Het betreft de vertrouwelijke motivering en de vertrouwelijke nadere motivering van het besluit van de korpschef op het inzageverzoek van [appellant] en de begeleidende brieven aan de rechtbank Gelderland en aan de Afdeling waarin staat waarom alleen de rechter kennis mag nemen van deze stukken.
Overwegingen
1.       De korpschef heeft de Afdeling wegens het bestaan van gewichtige redenen verzocht te bepalen dat alleen de Afdeling van de stukken kennis zal nemen. Volgens de korpschef staat in deze procedure de vraag centraal of [appellant] kennis mag nemen van informatie over hem. Inzage in de vertrouwelijk overgelegde stukken zou ertoe leiden dat de onderhavige procedure zinledig wordt, aldus de korpschef.
2.       [appellant] heeft laten weten dat hij de beslissing van de geheimhoudingskamer afwacht omdat hij zonder kennis te nemen van de stukken niet kan beoordelen of sprake is van gewichtige redenen.
3.       Gelet op artikel 8:29, derde lid, van de Awb beslist de Afdeling of de weigering dan wel beperking van de kennisneming van een stuk gerechtvaardigd is. Deze beslissing vergt een afweging van belangen. Enerzijds speelt hierbij het belang dat partijen gelijkelijk beschikken over de voor het hoger beroep relevante informatie en het belang dat de bestuursrechter beschikt over alle informatie die nodig is om de zaak op een juiste en zorgvuldige wijze af te doen. Daartegenover staat dat de kennisneming door partijen van bepaalde gegevens het algemeen belang, het belang van één of meer partijen en/of het belang van derden onevenredig kan schaden.
4.       De Afdeling heeft kennisgenomen van de door de korpschef overgelegde motivering en de nadere motivering van het besluit om geen inzage te verlenen en de begeleidende brieven. Zij stelt vast dat deze stukken, waaronder de toelichting bij het verzoek om geheimhouding, informatie bevatten over de redenen waarom de korpschef het verzoek om inzage heeft afgewezen en waarom alleen de rechter mag kennisnemen van deze informatie. Deze informatie is in dit geval onderwerp van het geschil tussen [appellant] en de korpschef. In de bodemprocedure staat namelijk de vraag centraal of [appellant] kennis mag nemen van informatie over de vraag of hij al dan niet staat gesignaleerd bij de politie. Als die informatie zou worden verstrekt aan [appellant] zou daarmee het oordeel in de bodemprocedure er niet meer toe doen. Om die reden weegt het belang bij beperking van de kennisneming in dit geval zwaarder dan het belang dat [appellant] kennis kan nemen van de motivering en de nadere motivering van het besluit en de begeleidende brieven.
5.       De Afdeling acht daarom het verzoek tot beperkte kennisneming gerechtvaardigd.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek toe.
Aldus vastgesteld door mr. J.Th. Drop, voorzitter, en mr. A.J.C. de Moor-van Vugt en mr. N.H. van den Biggelaar, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.C. van Tuyll van Serooskerken, griffier.
w.g. Drop
voorzitter
w.g. Van Tuyll van Serooskerken
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 25 juli 2023
290