202105600/2/A3.
Datum uitspraak: 19 juli 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het verzoek van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
om herziening (artikel 8:119 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)) van de uitspraak van de Afdeling van 28 oktober 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2555. Procesverloop
Bij uitspraak van 28 oktober 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2555, heeft de Afdeling de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 4 september 2019 in zaak nr. 19/551 bevestigd. De uitspraak is aangehecht. [appellant] heeft de Afdeling verzocht die uitspraak te herzien.
Overwegingen
1. [appellant] heeft een verzoek tot openbaarmaking van documenten op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (hierna: de Wob) gedaan bij de minister van Economische Zaken en Klimaat. Dat verzoek ziet op stukken van het voormalige Productschap Tuinbouw (hierna: het PT). Het PT was verantwoordelijk voor heffing en restitutie van vakheffingen. Voor de uitvoering van deze taak heeft het PT een overeenkomst gesloten met het Sierteelt Bemiddelingscentrum (hierna: SBC). SBC is in 2003 failliet gegaan. Het PT is in 2014 bij wet opgeheven.
2. In de uitspraak van 28 oktober 2020 is het volgende overwogen. De minister heeft toegelicht dat na het opheffen van het PT nog lopende dossiers en de stukken die op grond van de Archiefwet verplicht moesten worden bewaard, zijn bewaard. De meeste stukken waar het Wob-verzoek op ziet zijn inmiddels vernietigd, omdat de bewaartermijn van zeven jaar is verstreken. Naar aanleiding van het verzoek is nog wel gezocht door de beheerder van de administratie van het PT in Zoetermeer. Hij heeft nog een aantal stukken gevonden. Deze zijn eerder over het hoofd gezien bij de verhuizing, anders waren deze ook vernietigd. De verstrekte stukken zijn stukken die toen zijn gevonden. De verklaring van de minister vond de Afdeling plausibel.
3. [appellant] voert aan dat de Afdeling destijds op de zitting niet goed is voorgelicht door de minister. Uit twee stukken die hij pas na de zitting in bezit heeft gekregen, blijkt dat er wel degelijk meer documenten zouden moeten zijn dan zijn verstrekt.
Het eerste stuk is de inventaris van het archief van het Productschap Tuinbouw, 1997-2014, de versie van 14 januari 2019. Hierin staat dat de bij het Nationaal Archief ingeleverde stukken incompleet zijn. Het ligt voor de hand dat een deel van de ontbrekende stukken over de jaren 2003 tot en met 2007 onder het Wob-verzoek valt. De minister had navraag moeten doen bij de toenmalige directeur / bestuurder van het PT, [persoon].
Het tweede stuk is een reeks stukken waaruit blijkt dat er nog documenten bestaan die al vernietigd hadden moeten zijn. De minister heeft immers medegedeeld dat alle stukken in zaken die niet meer liepen toen het PT in 2014 werd opgeheven, zijn vernietigd. Toch bestaan er nog stukken van een restitutieaanvraag die al in 2007 was afgesloten. Dit geeft reden te veronderstellen dat stukken in afgesloten zaken soms wel en soms niet zijn bewaard.
De zoektocht is bovendien uitgevoerd door de jurist die betrokken was bij de selectie, vernietiging en verhuizing van de stukken, als enige procesvertegenwoordiger optreedt, en de initiator is van onterechte aantijgingen van rechtsmisbruik. Deze jurist heeft te veel petten op. Dat hij navraag heeft gedaan bij de curator en een ICT-er, heeft hij niet bewezen.
Dit is tezamen voldoende aanleiding om de uitspraak te herzien en de minister op te dragen een nieuwe zoekslag uit te laten voeren, door een ander persoon dan degene die die zoekslag in het verleden heeft uitgevoerd, aldus [appellant].
4. Artikel 8:119, eerste lid, van de Awb luidt:
"De bestuursrechter kan op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten of omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,
b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
c. waren zij bij de Afdeling eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden."
5. De Afdeling zal de uitspraak van 28 oktober 2020 niet herzien. Uit het eerste stuk blijkt inderdaad dat niet alle stukken zijn overgedragen aan het Nationaal Archief. Maar nog afgezien van de vraag of dit stuk niet redelijkerwijs bij [appellant] bekend kon zijn voor de uitspraak, werd daar in de uitspraak ook niet vanuit gegaan. De wel verstrekte stukken zijn stukken die over het hoofd zijn gezien en dus, al dan niet ten onrechte, niet aan het Nationaal Archief zijn overgedragen. Dat de stukken die volgens de inventarislijst ontbreken in het Nationaal Archief nog onder de minister berusten, heeft [appellant] met dit stuk niet aannemelijk gemaakt. Voor het tweede stuk geldt hetzelfde. Dat er blijkbaar nog stukken bestaan die volgens de mededeling van de minister al vernietigd hadden moeten zijn, maakt nog niet aannemelijk dat er ook nog stukken onder de minister berusten die onder het Wob-verzoek vallen, terwijl die al vernietigd hadden moeten zijn. De minister heeft overigens niet volstaan met de constatering dat documenten al vernietigd zouden moeten zijn. Hij heeft bezien of er toch nog stukken voorhanden zijn. In overweging 4.2 van de uitspraak is weergegeven hoe de zoekslag van de minister eruit heeft gezien. Dit tweede stuk is onvoldoende om tot het oordeel te komen dat de minister niet volledig of niet professioneel heeft gezocht. Dat er maar één jurist bij de zoekslag betrokken is geweest en er geen bewijs is overgelegd van de gedane navraag, zijn geen nieuwe feiten en leiden overigens niet tot een ander oordeel. [appellant] heeft niet aannemelijk gemaakt dat er wel meer documenten zijn die onder zijn Wob-verzoek vallen. Dat betekent dat, ook als deze stukken eerder bij de Afdeling bekend waren geweest, zij niet tot een andere uitspraak zouden hebben geleid.
6. Het verzoek dient te worden afgewezen. De proceskosten hoeven niet te worden vergoed.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. E.J. Daalder, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. L.M. Greben, griffier.
w.g. Daalder
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Greben
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 19 juli 2023