ECLI:NL:RVS:2023:2744
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen de bewaring van een vreemdeling in het kader van de Dublinverordening
Op 18 juli 2023 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De vreemdeling was op 24 april 2023 in bewaring gesteld door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De rechtbank had op 6 juni 2023 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. W.M. Blaauw, heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.
In het hoger beroep betoogde de vreemdeling dat de rechtbank ten onrechte had overwogen dat de verplichting van Nederland om op basis van de Dublinverordening een asielaanvraag in behandeling te nemen ook meebracht dat toegang tot Nederland werd verleend. De Raad van State oordeelde echter dat dit betoog niet verder besproken hoefde te worden, omdat vaststond dat de vreemdeling al toegang had tot het Nederlands grondgebied op het moment dat de maatregel van bewaring werd opgelegd. De staatssecretaris had geen besluit tot toegangsweigering of uitstel genomen, waardoor de bewaring terecht was gebaseerd op artikel 59b van de Vreemdelingenwet 2000.
De Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. De staatssecretaris werd niet verplicht om de proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 18 juli 2023.