ECLI:NL:RVS:2023:2732
Raad van State
- Hoger beroep
- H.G. Sevenster
- A. Kuijer
- J.M. Willems
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing machtiging tot voorlopig verblijf voor vreemdeling
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vreemdeling tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 18 januari 2022, waarin het beroep tegen de afwijzing van een aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid ongegrond werd verklaard. De staatssecretaris had op 22 oktober 2019 de aanvraag afgewezen en het bezwaar van de vreemdeling op 2 december 2020 ongegrond verklaard. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. P.C.M. van Schijndel, heeft hoger beroep ingesteld bij de Raad van State.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 14 juli 2023 uitspraak gedaan. Het hoger beroep is ongegrond verklaard, en de uitspraak van de rechtbank is bevestigd. De Afdeling oordeelt dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 91, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000. De Afdeling verwijst naar eerdere uitspraken waarin vergelijkbare rechtsvragen zijn behandeld, en concludeert dat er geen aanleiding is om in dit geval anders te oordelen.
De beslissing houdt in dat de staatssecretaris geen proceskosten hoeft te vergoeden. De uitspraak is vastgesteld door de voorzitter en twee leden van de Afdeling, in aanwezigheid van de griffier. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 14 juli 2023.