202206697/3/R3.
Datum uitspraak: 14 juli 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek van:
[verzoekster], gevestigd te Losser,
verzoekster,
om opheffing van de bij uitspraak van 25 april 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1791, getroffen voorlopige voorziening (artikel 8:87 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb)) in het geding tussen, onder meer: [partij A] en anderen, gevestigd respectievelijk wonend te Losser,
en
de raad van de gemeente Losser,
verweerder.
Procesverloop
Bij uitspraak van 25 april 2023 (ECLI:NL:RVS:2023:1791) heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling het besluit van de raad van 4 oktober 2022 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Buitengebied, partiele herziening Oldenzaalsestraat 135 Losser" geschorst. Bij besluit van 16 mei 2023 heeft de raad het bestemmingsplan "Buitengebied, partiele herziening Oldenzaalsestraat 135 Losser", opnieuw en gewijzigd vastgesteld.
[verzoekster] heeft de voorzieningenrechter verzocht om de bij uitspraak van 25 april 2023 getroffen voorlopige voorziening op te heffen.
[verzoekster] en [partij A] en anderen hebben nadere stukken ingediend.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op de zitting van 4 juli 2023 behandeld, waar namens [verzoekster] zijn verschenen [gemachtigde A], [gemachtigde B], [gemachtigde C] en mr. J. de Haas, advocaat te Middelharnis, vergezeld door ing. M. van Kesteren en ing. M.J. Verbeek, en de raad, vertegenwoordigd door H.M. Heukels, zijn verschenen. Verder is op de zitting als partij gehoord [partij B] en anderen, vertegenwoordigd door mr. I.C. Dunhof- Lampe en mr. C. Ebbers, advocaten te Enschede, vergezeld door [gemachtigde D] en ing. R. Herik.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
Inleiding
2. Het geding gaat over de voorlopige voorziening die is getroffen in de uitspraak van 25 april 2023 (ECLI:NL:RVS:2023:1791). De voorzieningenrechter heeft het besluit van de raad van 4 oktober 2022 geschorst. Dit is het besluit waarbij de raad het bestemmingsplan "Buitengebied, partiele herziening Oldenzaalsestraat 135 Losser" heeft vastgesteld. Het plan maakt het mogelijk dat een bestaand recreatieterrein wordt uitgebreid met onder meer verschillende groepsaccommodaties. 3. Artikel 6:19, eerste lid, van de Awb luidt: "Het bezwaar of beroep heeft van rechtswege mede betrekking op een besluit tot intrekking, wijziging of vervanging van het bestreden besluit, tenzij partijen daarbij onvoldoende belang hebben."
De voorzieningenrechter merkt het besluit van 16 mei 2023, waarin het plan gewijzigd is vastgesteld, aan als een besluit als bedoeld in artikel 6:19 van de Awb. Dit besluit heeft dezelfde strekking als het besluit van 4 oktober 2022, waardoor de eerder getroffen schorsing van dat besluit zich ook uitstrekt tot het besluit van 16 mei 2023.
Beoordeling van het verzoek
4. [verzoekster] betoogt dat met de gewijzigde vaststelling van het bestemmingsplan op 16 mei 2023 de door de voorzieningenrechter geconstateerde gebreken zijn hersteld. Om die reden kan volgens haar de getroffen voorlopige voorziening worden opgeheven.
4.1. Waar de voorzieningenrechter in de uitspraak van 25 april 2023 heeft overwogen dat de raad bij het bepalen van de gevolgen van het plan niet is uitgegaan van de maximale planologische mogelijkheden omdat in het bestemmingsplan de bezoekersaantallen niet zijn begrensd, heeft de raad dit met het opnieuw en gewijzigd vaststellen van het bestemmingsplan op 16 mei 2023 voldoende gewaarborgd. Uit artikel 5.3.1, aanhef en onder f, van de regels van het nieuwe plan, in samenhang gezien met de verbeelding, volgt namelijk dat de bezoekersaantallen per groepsaccommodatie zijn beperkt tot één accommodatie voor 14 personen, één voor 20 personen en vijf voor 45 personen. Verder volgt uit artikel 5.3.1, aanhef en onder g, van de regels van het nieuwe plan dat de aantallen per vakantiewoning zijn begrensd tot acht personen per vakantiewoning, met een maximum van 36 personen in alle vakantiewoningen samen. Omdat de raad bij het bepalen van de gevolgen van het plan is uitgegaan van dezelfde bezoekersaantallen, valt te verwachten dat de Afdeling in de bodemprocedure zal oordelen dat de raad het besluit op dit punt zorgvuldig heeft voorbereid.
4.2. [partij A] en anderen betogen dat de schorsing niet moet worden opgeheven, waarbij zij wijzen op de gronden die zij in beroep hebben aangevoerd.
4.3. De voorzieningenrechter stelt vast dat [partij A] en anderen in beroep, naast beroepsgronden over het woon-, werk- en leefklimaat ter plaatse van hun perceel, verschillende andere gronden hebben aangevoerd, onder meer over de ladder voor duurzame verstedelijking, onderzoek naar gevolgen voor beschermde soorten, stikstof en water.
De voorzieningenrechter overweegt dat deze voorlopige-voorzieningenprocedure zich niet leent voor een beoordeling van alle aangevoerde beroepsgronden, omdat een aantal daarvan nadere bestudering vereisen. De voorzieningenrechter zal daarom de vraag of de getroffen voorlopige voorziening moet worden opgeheven beantwoorden aan de hand van een belangenafweging.
Belangenafweging
4.4. [verzoekster] heeft op de zitting toegelicht dat zij een groot bedrijfseconomisch belang heeft bij opheffing van de schorsing van het plan, omdat zij op korte termijn wil starten met de uitbreiding van het recreatieterrein. Daarmee wachten tot uitspraak is gedaan in de bodemprocedure heeft volgens [verzoekster] nadelige gevolgen voor haar bedrijfsvoering, ook omdat zij voor de beoogde ontwikkeling een subsidie van de provincie heeft gekregen. Deze subsidie heeft een looptijd tot het einde van het jaar.
Het belang van [partij A] en anderen bij het in stand houden van de schorsing van het plan bestaat in het gevrijwaard blijven van nadelige gevolgen voor hun woon-, werk- en leefklimaat. Op de zitting hebben [partij A] en anderen toegelicht dat zij vooral vrezen voor geluidhinder als gevolg van de groepsaccommodatie voor 14 personen die is voorzien in een voormalige bedrijfswoning vlakbij hun perceel.
4.5. Vanwege dat laatste heeft de voorzieningenrechter op de zitting verkend of [verzoekster] en [partij A] en anderen gediend zijn met het gedeeltelijk in stand laten van de schorsing van het plan, namelijk alleen voor het planonderdeel dat betrekking heeft op de hiervoor genoemde groepsaccommodatie voor 14 personen. Zij hebben daarop gereageerd dat dat voor hen geen oplossing is. Dat betekent dat de belangenafweging een zwart/witkwestie is.
4.6. De voorzieningenrechter ziet, na afweging van de belangen, aanleiding om de getroffen voorziening op te heffen. Het belang van [verzoekster] het recreatieterrein uit te breiden weegt naar het oordeel van de voorzieningenrechter zwaarder dan het belang van [partij A] en anderen bij het voorkomen van ingebruikname van die uitbreiding totdat op hun beroep is beslist. Daarbij neemt de voorzieningenrechter in aanmerking dat de raad in het gewijzigde bestemmingsplan al verschillende gebreken die in het oorspronkelijke plan zaten heeft hersteld. Daarmee heeft hij geprobeerd om op een aantal punten tegemoet te komen aan het beroep van [partij A] en anderen. De voorzieningenrechter vindt verder van belang dat op een strook grond aan de westzijde van het plangebied, met een breedte van ongeveer 50 m, op de verbeelding de aanduiding "specifieke vorm van recreatie uitgesloten - nieuwe akoestisch relevante activiteiten" is opgenomen. Op grond van artikel 5.3.1, aanhef en onder e, van de planregels wordt in die strook het uitoefenen van nieuwe akoestisch relevante activiteiten als strijdig gebruik met de bestemming begrepen als de aanvaardbaarheid van die activiteiten niet is aangetoond met een akoestisch onderzoek. Weliswaar hebben [partij A] en anderen op de zitting aangevoerd dat deze planregeling volgens hen betekent dat bestaande akoestische activiteiten die plaatsvinden op die gronden, en waarvan zij nu overlast ondervinden, worden gelegaliseerd, maar dat standpunt deelt de voorzieningenrechter niet. Artikel 5.3.1 regelt namelijk niet dat gebruik dat daar niet wordt genoemd wel is toegestaan. Tot slot overweegt de voorzieningenrechter dat, hoewel hij niet kan uitsluiten dat de Afdeling in de bodemprocedure zal oordelen dat het plan op een of meer punten aanpassing behoeft, die omstandigheid in dit geval geen rechtvaardiging vormt om de schorsing in stand te laten. De voorzieningenrechter verwacht namelijk niet dat uiteindelijk zal blijken dat de ontwikkeling waarin het plan voorziet niet kan doorgaan.
Conclusie
5. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe.
5.1. Dit betekent dat het bestemmingsplan "Buitengebied, partiele herziening Oldenzaalsestraat 135 Losser", zoals de raad dat op 16 mei 2023 opnieuw en gewijzigd heeft vastgesteld, in werking treedt.
6. De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. wijst het verzoek toe.
II. heft de voorlopige voorziening, getroffen bij uitspraak van de voorzieningenrechter van 25 april 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1791, op. Aldus vastgesteld door mr. D.A. Verburg, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. W. Kemerink op Schiphorst-Hofman, griffier.
w.g. Verburg
voorzieningenrechter
w.g. Kemerink op Schiphorst-Hofman
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 14 juli 2023
933