ECLI:NL:RVS:2023:2703

Raad van State

Datum uitspraak
12 juli 2023
Publicatiedatum
12 juli 2023
Zaaknummer
202203378/1/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Breekoever Fase 3 (noordblok) en de gevolgen voor de omwonenden

Op 12 juli 2023 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende het bestemmingsplan "Breekoever Fase 3 (noordblok)" van de gemeente Landsmeer. Dit bestemmingsplan, vastgesteld op 17 februari 2022, voorziet in de bouw van 18 grondgebonden woningen in een gebied dat gefaseerd herontwikkeld wordt. Het plangebied ligt aan de oever van de Kerkebreek en omvat de laatste fase van de herontwikkeling, waarbij eerder fases al zijn afgerond. De appellanten, waaronder het Comité Mooi aan de Breek en verschillende omwonenden, hebben beroep ingesteld tegen de vaststelling van het bestemmingsplan. Zij vrezen onder andere voor een toename van de parkeerdruk, verkeersonveiligheid en aantasting van hun woon- en leefklimaat.

De Afdeling heeft de beroepsgronden van de appellanten beoordeeld, waaronder de zorgen over parkeren en verkeersveiligheid. De raad van de gemeente heeft in haar verweerschrift aangegeven dat de parkeerdruk in de omgeving kan worden opgevangen door beschikbare parkeerruimte in de directe omgeving. De Afdeling oordeelt dat de raad voldoende gemotiveerd heeft dat het plan niet in strijd is met het parkeerbeleid en dat de toename van verkeersbewegingen niet leidt tot een onaanvaardbare verkeerssituatie. Ook de zorgen over de aantasting van groen en de invloed op het woon- en leefklimaat zijn door de Afdeling beoordeeld. De Afdeling concludeert dat de raad het belang van woningbouw zwaarder heeft mogen laten wegen dan de belangen van de appellanten.

Uiteindelijk verklaart de Afdeling de beroepen ongegrond, wat betekent dat het bestemmingsplan kan worden uitgevoerd. De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden aan de appellanten.

Uitspraak

202203378/1/R1.
Datum uitspraak: 12 juli 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1.       Comité Mooi aan de Breek (hierna: het Comité), gevestigd te Landsmeer,
2.       [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] (hierna samen en in enkelvoud: [appellant sub 2]), wonend te Landsmeer,
3.       [appellant sub 3A] en [appellant sub 3B] (hierna samen en in enkelvoud: [appellant sub 3]), wonend te Landsmeer,
4.       [appellant sub 4A] en [appellant sub 4B] (hierna samen en in enkelvoud: [appellant sub 4A]), wonend te Landsmeer,
appellanten,
en
de raad van de gemeente Landsmeer,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 17 februari 2022 heeft de raad het bestemmingsplan "Breekoever Fase 3 (noordblok)" (hierna: het plan) vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben het Comité, [appellant sub 2], [appellant sub 3] en [appellant sub 4A] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
LATEI projectontwikkeling B.V. (hierna: LATEI) heeft een schriftelijke uiteenzetting ingediend.
Het Comité heeft een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 2 juni 2023, waar het Comité, vertegenwoordigd door [appellant sub 4B], [appellant sub 2], bij monde van [appellant sub 2B], [appellant sub 4A], bij monde van [appellant sub 4B] en bijgestaan door mr. E.R. Koster, rechtsbijstandverlener te Leiden, en de raad, vertegenwoordigd door mr. M. Berenschot en E. Bout, zijn verschenen. Voorts is ter zitting LATEI, vertegenwoordigd door [gemachtigde] en mr. L. Wouters, advocaat te Utrecht, als partij gehoord.
Overwegingen
Inleiding
1.       Het plan voorziet in de bouw van 18 grondgebonden woningen, waarvan twee maal vijf aaneen gebouwd en acht (half)vrijstaande woningen, zonder eigen parkeerplaats. Het plangebied is gelegen aan de oever van de Kerkebreek en bevindt zich ten noorden van de straten Optimist en Regenboog en ten noordwesten van de Kerkstraat. Het plangebied maakt onderdeel uit van het gebied Breekoever dat gefaseerd herontwikkeld wordt. De bestaande bebouwing in dit gebied is gesloopt en fase 1 en 2 zijn inmiddels afgerond. Het plan omvat de 3e en laatste fase. Op dit moment bevindt zich in het plangebied een groenstrook, die is voorzien van een speelgelegenheid.
2.       [appellant sub 2], [appellant sub 3] en [appellant sub 4A] wonen in de buurt van het plangebied en keren zich tegen de woningen. Zij vrezen als gevolg van het plan voor een toenemende overspannen parkeersituatie, een verkeersonveilige situatie in de buurt en aantasting van hun woon- en leefklimaat. In het Comité hebben 15 omliggende huishoudens zich verenigd. Ook het Comité keert zich tegen de woningen.
Toetsingskader
3.       Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling oordeelt niet zelf of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het plan onevenredig zijn in verhouding tot de met het plan te dienen doelen.
Beroepsgronden
Mocht de raad afwijken van het oorspronkelijke voorstel?
4.       Een aantal appellanten betoogt dat het plan niet in overeenstemming is met het oorspronkelijke voorstel. Aanvankelijk was het plan om 10 grondgebonden woningen met eigen parkeervoorzieningen te bouwen. Appellanten zien niet in waarom ervoor gekozen is van het oorspronkelijke plan af te wijken, zeker omdat het nieuwe plan zeer nadelige consequenties voor de omwonenden met zich brengt.
4.1.    De Afdeling overweegt dat in de plantoelichting de behoefte aan de in het plan voorziene woningen is besproken. In de plantoelichting wordt verwezen naar de Woonvisie en de daarin opgenomen uitgangspunten. In de Woonvisie komt de toenemende woningbehoefte aan onder meer seniorenwoningen in de gemeente tot uitdrukking, als gevolg van een groeiend aantal inwoners in combinatie met sterke vergrijzing in de regio. Appellanten hebben niet bestreden dat er behoefte is aan de woningen. De raad heeft de keuze voor de uitbreiding van de ontwikkeling naar 18 woningen, gelet op de woningbehoefte in de gemeente, voldoende gemotiveerd. De raad heeft een zwaarder gewicht mogen toekennen aan het belang bij het voorzien in de woningbehoefte dan aan de belangen van appellanten bij een ongewijzigd woon- en leefklimaat. De Afdeling zal dit oordeel hierna motiveren aan de hand van de bespreking van de beroepsgronden van appellanten over parkeren, verkeer, groen en woon- en leefklimaat.
Het betoog slaagt niet.
Parkeren
5.       Appellanten vrezen dat het plan zal leiden tot een onaanvaardbare toename van de parkeerdruk in de buurt, omdat de woningen niet zullen beschikken over een eigen parkeerplaats. Zij betogen dat het plan in strijd is met het parkeerbeleid neergelegd in de Beleidsregels Parkeernormen Landsmeer, Uitwerking Parkeernota 2021-2025 van 26 april 2021 (hierna: het parkeerbeleid). Daarin is opgenomen dat nieuwe ontwikkelingen geen parkeerproblemen mogen veroorzaken. Volgens hen zal het plan echter wel degelijk leiden tot parkeerproblematiek. Omdat de nieuwe woningen niet zijn voorzien van eigen parkeerplaatsen, zullen de bewoners van deze woningen gebruik maken van de bestaande parkeerplaatsen in de wijk. Dit leidt ertoe dat de huidige bewoners moeten uitwijken naar het parkeerterrein aan de Sportlaan. In tegenstelling tot de 136 parkeerplekken die het parkeerterrein volgens de raad telt, zijn volgens appellanten in werkelijkheid maar 100 tot 110 parkeerplekken beschikbaar en biedt dit met name in de weekenden onvoldoende capaciteit. Volgens appellanten bevinden de parkeerplekken op dit terrein zich bovendien niet binnen een aanvaardbare afstand tot de bestaande woningen. De komst van de seniorenwoningen zal daarnaast mogelijk leiden tot een toename van het aantal gehandicaptenparkeerplaatsen, waardoor er structureel minder plek is voor andere omwonenden. Ook zijn er nauwelijks uitwijkmogelijkheden in de omgeving beschikbaar. Verder is volgens appellanten bij het berekenen van de parkeerbehoefte ten onrechte van een ‘matig stedelijk gebied’ uitgegaan, waardoor de parkeerbehoefte te laag is vastgesteld. Ter zitting hebben appellanten benadrukt dat ter plaatse volgens hen sprake is van een overspannen parkeersituatie, met name tijdens sportwedstrijden die in het Sportpark plaatsvinden en wanneer er activiteiten in de kerk in de Kerkstraat plaatsvinden. Op die momenten is de feitelijke piekbelasting volgens hen hoger dan door de raad wordt aangegeven.
5.1.    In de plantoelichting heeft de raad geconstateerd dat de bouw van de woningen een ontwikkeling is die zal leiden tot een verhoogde parkeerdruk in de omgeving van het plangebied, omdat er in het plangebied geen parkeerplaatsen voor de woningen kunnen worden gerealiseerd. Volgens de raad kan dit worden gecompenseerd door beschikbare parkeerruimte in de directe omgeving. De parkeerbehoefte moet met name op het parkeerterrein aan de Sportlaan ten zuidwesten van het plangebied worden opgelost. Ook zal het parkeerterrein worden voorzien van een parkeervakindeling, waardoor efficiënter kan worden geparkeerd en het terrein ruimte biedt voor 136 parkeerplekken. Uit de door Movares opgestelde rapportage ‘Parkeerbalans Sportlaan Landsmeer’ van 28 oktober 2020 (hierna: de parkeerbalans) volgt dat voor het vaststellen van de parkeerbehoefte ter plaatse is uitgegaan van dubbelgebruik, waardoor volgens de raad rekening is gehouden met een ruimere parkeervraag dan feitelijk benodigd is. Uit het parkeeronderzoek volgt dat slechts op zaterdagmiddagen in het zomerseizoen sprake is van volledige bezetting van het parkeerterrein en een gering parkeertekort. Dit tekort kan echter in de restcapaciteit van de wijk worden opgevangen.
5.2.    Uit het parkeerbeleid volgt dat nieuwe ontwikkelingen geen parkeerproblemen mogen veroorzaken in de omgeving en dat een initiatiefnemer ervoor zorg draagt dat ten behoeve van een nieuwe ontwikkeling voldoende parkeerruimte wordt gerealiseerd. Verder staat in het parkeerbeleid vermeld dat gebruik kan worden gemaakt van restcapaciteit in de openbare ruimte op loopafstand van een ontwikkeling om de parkeervraag van een ontwikkeling op te vangen. Volgens het parkeerbeleid is een acceptabele loopafstand afhankelijk van de aan de orde zijnde omstandigheden, maar wordt in beginsel een afstand van 100 meter tot woningen acceptabel geacht.
5.3.    Naar het oordeel van de Afdeling is het plan niet in strijd met het parkeerbeleid en heeft de raad ervan uit mogen gaan dat het plan niet zal leiden tot onevenredige parkeeroverlast. De Afdeling neemt daarbij in aanmerking dat het op grond van het parkeerbeleid mogelijk is bij een nieuwe ontwikkeling van eigen parkeerplekken af te zien, wanneer de restcapaciteit in de omgeving kan worden benut. De raad heeft met de parkeerbalans deugdelijk gemotiveerd dat de restcapaciteit in de omgeving kan worden benut.
5.4.    In de parkeerbalans is de parkeerbehoefte berekend als gevolg van het plan, twee andere ontwikkelingen en van zwembad "De Breek" dat nabij het plangebied ligt. Uit de berekening volgt dat deze parkeerbehoefte ligt tussen de bandbreedte van 31 tot 79 parkeerplaatsen. De raad heeft voor het berekenen van de parkeerbehoefte de parkeernormen uit de CROW-publicatie 381 "Toekomstbestendig parkeren - Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie" (hierna: de CROW-publicatie) gehanteerd. De raad is daarbij uitgegaan van een matig stedelijk gebied en heeft bij het kiezen van een norm rekening gehouden met de door het Centraal Bureau voor de Statistiek bepaalde adressendichtheid van 1.000-1.500 adressen per vierkante kilometer. Ook heeft de raad daarbij rekening gehouden met de fiets- en openbaar vervoersverbindingen vanuit Landsmeer naar de omliggende steden Amsterdam en Purmerend. Gelet op deze omstandigheden heeft de raad zich redelijkerwijs op het standpunt kunnen stellen dat hier sprake is van een matig stedelijk gebied. De Afdeling ziet in wat appellanten hebben aangevoerd dan ook geen aanleiding om te twijfelen aan de berekening van de parkeerbehoefte in de parkeerbalans.
5.5.    Uit de parkeerbalans volgt dat het parkeerterrein aan de Sportlaan op de meeste tijdstippen beschikt over voldoende restcapaciteit om de berekende parkeerbehoefte op te vangen als op dat parkeerterrein 136 parkeerplaatsen worden gerealiseerd.
Er wordt wel een tekort van één parkeerplek op het parkeerterrein op zaterdagmiddagen verwacht, vanwege de parkeervraag van het zwembad in de zomermaanden. Uit de parkeerbalans volgt echter dat in de direct aan het parkeerterrein aangrenzende straten Optimist en de Sportlaan een restcapaciteit van negen parkeerplaatsen bestaat, waardoor de volledige parkeerbehoefte in de directe omgeving kan worden opgevangen. De Afdeling is van oordeel dat de raad hiermee aannemelijk heeft gemaakt dat in de parkeerbehoefte als gevolg van de realisatie van het plan kan worden voorzien. Dat wat appellanten hebben aangevoerd vormt voor de Afdeling geen aanleiding om te twijfelen aan de conclusie van de parkeerbalans dat er voldoende restcapaciteit beschikbaar is in de omgeving van het plangebied.
De raad heeft op basis van de in de parkeerbalans opgemaakte situatieschets gemotiveerd dat op het parkeerterrein aan de Sportlaan 136 parkeerplaatsen kunnen worden gerealiseerd. Op de zitting is door de raad toegezegd dat de belijning voor de 136 parkeerplaatsen wordt aangebracht op het moment dat het plan onherroepelijk is. Hiervoor is budget  gereserveerd, zo heeft de raad toegelicht. In de enkele stelling van appellanten dat dit terrein een capaciteit van maximaal 110 parkeerplaatsen heeft, wordt daarom geen aanleiding gezien voor het oordeel dat op dit terrein onvoldoende ruimte is om 136 parkeerplaatsen te realiseren.
Appellanten hebben gewezen op parkeertekorten tijdens evenementen, zoals een Sinterklaasintocht of een kermis. Deze evenementen zijn echter slechts incidenteel van aard en mochten daarom in de parkeerbalans buiten beschouwing worden gelaten.
Ook dat wat appellanten hebben aangevoerd over parkeertekorten vanwege de bezoekers van de sportvelden en de kerk kan volgens de Afdeling niet slagen. In het parkeeronderzoek is de bestaande bezetting van parkeerplaatsen in de Sportlaan en de Optimist op verschillende momenten onderzocht. Weliswaar is de parkeerdruk op de Kerkstraat niet onderzocht, maar er is volgens de parkeerbalans voldoende restcapaciteit in de Optimist en de Sportlaan beschikbaar. Bovendien hoeft een bestemmingsplan niet te voorzien in de oplossing van een bestaand parkeertekort.
5.6.              Over de vrees voor een mogelijke toename van het aantal gehandicaptenparkeerplaatsen als gevolg van de woningen die voor senioren zijn bedoeld, overweegt de Afdeling als volgt. De raad mocht aan het belang van het voorzien in de woningbehoefte een zwaarder gewicht toekennen dan aan het belang van appellanten dat zich in de onmiddellijke nabijheid van hun woningen geen gehandicaptenparkeerplaatsen worden ingericht. De Afdeling neemt daarbij in aanmerking dat het parkeerterrein aan de Sportlaan op acceptabele loopafstand van de woningen van appellanten gelegen is. Hoewel er tot sommige woningen een grotere afstand dan 100 meter bestaat, heeft de raad ook die loopafstand nog steeds aanvaardbaar mogen achten. De in het parkeerbeleid opgenomen loopafstand van 100 meter is immers geen "harde" norm, maar een richtlijn. Bovendien vindt voorafgaand aan het reserveren van een dergelijke parkeerplaats een afzonderlijke afweging plaats.
5.7.    De Afdeling komt tot de conclusie dat het betoog van appellanten over parkeren niet slaagt.
Verkeersveiligheid Kerkstraat
6.       Appellanten betogen dat het plan zal leiden tot een onaanvaardbare toename van het verkeer in de nabijgelegen Kerkstraat. Appellanten voeren aan dat de ontsluitingsweg via de Kerkstraat zal leiden tot meer verkeersbewegingen in die straat, terwijl dit gebied verkeersluw is. Appellanten stellen dat er op dit moment al sprake is van een verkeersonveilige situatie. Zij verwachten dat de situatie verkeersonveiliger zal worden, omdat speelterrein verloren gaat en de kinderen uit de buurt hierdoor op straat zullen spelen. Met name de situatie in de bocht aan het einde van de Regenboog, ter hoogte van de Kerkstraat 2 is volgens appellanten verkeersonveilig.
6.1.    De raad stelt zich op het standpunt dat het plan niet zal leiden tot een onaanvaardbare toename van het verkeer in de Kerkstraat of tot verkeersonveilige situaties in deze straat. Aan de hand van de kencijfers uit de CROW-publicatie mag volgens de raad worden uitgegaan van een aantal van 133 verkeersbewegingen per dag van en naar het plangebied. In de plantoelichting en de nota van zienswijzen heeft de raad toegelicht dat het verkeer van en naar het plangebied goed kan worden verdeeld. Het plangebied wordt via de Optimist ontsloten en vanuit hier is er zowel een aansluiting op de Sportlaan als op de Regenboog, richting de Kerkstraat. De Kerkstraat is daarbij ingericht voor eenrichtingsverkeer, zodat verkeer naar het plangebied niet via de Kerkstraat kan rijden.
6.2.    De Afdeling is van oordeel dat de raad voldoende heeft gemotiveerd dat de toename van het aantal verkeersbewegingen als gevolg van het plan niet leidt tot een onaanvaardbare verkeerssituatie. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat de Kerkstraat een woonerf is, waarbij een maximumsnelheid van 30 km/uur geldt. Daarnaast is van belang dat appellanten niet betwisten dat ter plaatse sprake is van een beperkt aantal verkeersbewegingen van en naar het plangebied. Ook wordt in aanmerking genomen dat de Kerkstraat is ingericht voor eenrichtingsverkeer, zodat het niet mogelijk is om via de Kerkstraat naar het plangebied te rijden. Ter zitting heeft de raad bovendien over de situatie ter hoogte van de Kerkstraat 2 toegelicht dat zo nodig ter plaatse verkeersmaatregelen kunnen worden genomen.
Het betoog slaagt niet.
Groen
7.       Appellanten voeren aan dat de bouw van de woningen zal leiden tot een verslechtering van de leefsituatie van omwonenden. Immers zal er een grote groenstrook als gevolg van het plan verdwijnen. Dit terwijl het beleid van de gemeente gericht is op het behoud van dergelijke plekken. De groenstrook wordt op dit moment voor verschillende activiteiten gebruikt. Appellanten vinden het onwenselijk dat de kinderen uit de buurt als gevolg van het plan zijn aangewezen op de speelplekken bij de sportvelden verderop, omdat dit uit het zicht van ouders is.
7.1.    De Afdeling is van oordeel dat de raad zich op het standpunt heeft mogen stellen dat het plan niet leidt tot een onevenredige aantasting van het groen. Daarbij neemt de Afdeling in aanmerking dat het groen in het plangebied niet behoort tot het Natuurnetwerk Nederland. Daarnaast bevindt zich op een korte afstand van het plangebied het Sportpark en het natuurgebied het Twiske. Ook acht de Afdeling van belang dat het perceel al bij de vaststelling van de Woonvisie in 2016 is aangemerkt als gebied dat beschikbaar is voor woningbouw en dat de betreffende locatie ook onder het voorheen geldende bestemmingsplan voor woningbouw was bestemd.
Verder is de Afdeling van oordeel dat de raad het belang van woningbouw op het terrein redelijkerwijs zwaarder heeft kunnen laten wegen dan het belang van het behoud van speelruimte aldaar. Daarbij acht de Afdeling ook voor dit punt de aanwezigheid van het nabijgelegen Sportpark van belang.
Het betoog slaagt niet.
Woon- en leefklimaat
8.       Een aantal appellanten betoogt dat het plan een onaanvaardbare invloed zal hebben op de lichtinval en het uitzicht van de omwonenden. Volgens hen overschrijdt het bouwvlak in het plan de grenzen van het  bouwvlak in het voorheen geldende bestemmingsplan "Het Lint 2015". Deze overschrijding heeft tot gevolg dat de te realiseren woningen dichter op de bestaande bebouwing komen te staan.
Verder vreest [appellant sub 4A] voor geluidsoverlast als gevolg van de nieuwe woningen. Volgens [appellant sub 4A] is er op dit moment al sprake van een zogeheten klankkasteffect, dat wordt veroorzaakt door het geluid dat tegen de grote wand van de kerk weerkaatst. Wanneer de omgeving te dicht wordt bebouwd, zal dit effect verder toenemen en tot aanzienlijke geluidsoverlast leiden. Daarbij zal het geluid toenemen door het extra verkeer, spelende kinderen en de algehele toename van bewoners en hun bezoekers.
8.1.    De Afdeling stelt vast dat het plangebied zich ten noorden van de woningen aan de Optimist en de Regenboog en ten noordwesten van de woningen aan de Kerkstraat bevindt. Daardoor zullen appellanten niet of nauwelijks schaduwhinder als gevolg van de woningen ondervinden. Daarbij acht de Afdeling ook van belang dat de woningen van appellanten niet over een voortuin beschikken en de achtertuinen van de woningen een zuidelijke of zuidoostelijke ligging hebben.
Verder zullen appellanten als gevolg van de woningen hun uitzicht op de oever van de Kerkebreek verliezen. De raad heeft zich echter op het standpunt mogen stellen dat dit niet leidt tot een ruimtelijk onaanvaardbare situatie. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat sprake is van een stedelijke omgeving met nieuwbouwwoningen en dat ook in het voorheen geldende plan was voorzien in woningen in het plangebied. Ook is van betekenis dat geen blijvend recht op een vrij uitzicht bestaat.
De Afdeling overweegt daarnaast dat de raad er van heeft mogen uitgaan dat het plan niet zal leiden tot onaanvaardbare geluidsoverlast. Hierbij wordt in aanmerking genomen dat het plan slechts een beperkt aantal woningen mogelijk maakt. Ook bevindt het plangebied zich in een zone waar een maximumsnelheid van 30 km/uur geldt. Verder is niet in geschil dat de toename van het aantal verkeersbewegingen als gevolg van het plan beperkt is. [appellant sub 4A] heeft daarbij niet aannemelijk gemaakt dat het plan het gestelde klankkasteffect tot gevolg zal hebben. De Afdeling betrekt daarbij dat het plangebied op enige afstand van de kerk gelegen is.
De betogen slagen niet.
Conclusie
9.       De beroepen zijn ongegrond.
10.     De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart de beroepen ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.L. van Driel Kluit, griffier.
w.g. Scholten-Hinloopen
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Van Driel Kluit
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 12 juli 2023
703-1049