202202322/1/A3.
Datum uitspraak: 12 juli 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank MiddenNederland van 16 februari 2022 in zaak nr. 21/3570 in het geding tussen:
[appellant]
en
het College van procureurs-generaal.
Procesverloop
Bij besluit van 15 maart 2021 heeft het college het verzoek van [appellant] om uitsluitsel te krijgen over het al dan niet verwerken van strafvorderlijke gegevens waaruit blijkt dat hij is afgeluisterd en, indien van dergelijke gegevens sprake is, daar inzage in te krijgen, afgewezen.
Bij besluit van 14 juli 2021 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 16 februari 2022 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
[appellant] heeft een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 30 mei 2023, waar [appellant], bijgestaan door mr. T.J. Stapel, advocaat te Haarlem, en het college, vertegenwoordigd door mr. H.P. van der Woerd en E. Zeeman, zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1. In een gesprek dat hij op 14 oktober 2020 heeft gevoerd met twee vertegenwoordigers van het college, heeft [appellant] aan de orde gesteld dat hij het sterke vermoeden heeft dat zijn telefoon in de periode 2001-2004 is afgeluisterd. Met [appellant] is afgesproken dat dit gesprek zou worden opgevat als een verzoek op grond van artikel 39i van de Wet strafvorderlijke en justitiële gegevens (Wsjg). Met zo’n verzoek kan een betrokkene uitsluitsel krijgen over of er al dan niet strafvorderlijke gegevens over hem zijn verwerkt. Als dit zo is, kan hij ook inzage krijgen in de gegevens en daarover informatie krijgen.
2. Op 15 maart 2021 heeft het college aan [appellant] meegedeeld dat niet is gebleken van strafvorderlijke gegevens waaruit volgt dat hij gedurende een (langere) periode is afgeluisterd. Zijn verzoek is daarom afgewezen. Hiertegen heeft [appellant] bezwaar ingesteld en vervolgens, na ongegrondverklaring daarvan, beroep.
Uitspraak van de rechtbank
3. De rechtbank heeft geoordeeld dat de mededeling van het college dat de strafvorderlijke gegevens waar [appellant] om heeft verzocht er niet zijn, niet ongeloofwaardig is. Verschillende onderdelen van het Openbaar Ministerie hebben namelijk een zoekslag gedaan naar deze gegevens, op basis van de naam en de geboortedatum van [appellant], en niets gevonden. [appellant] heeft niet aannemelijk gemaakt dat deze gegevens er toch zouden moeten zijn, omdat hij onvoldoende heeft onderbouwd dat hij in de periode 2001 tot 2004 werd afgeluisterd. Daarom hoefde het college geen nader onderzoek te doen naar de aanwezigheid van gegevens.
Hoger beroep
3.1 [appellant] betoogt dat hij, anders dan gesteld door het Openbaar Ministerie, wel degelijk in de periode 2001-2004 is afgeluisterd. Hier bestaan diverse aanwijzingen voor, waaronder een lijst met zijn communicatiemiddelen die [appellant] aantrof in een recent strafdossier. Als het afluisteren niet heeft geleid tot de verwerking of registratie van strafvorderlijke gegevens over hem, dan sluit dit volgens [appellant] niet uit dat hij is afgeluisterd. Er kunnen opsporingshandelingen plaatsvinden, waarvan geen proces-verbaal is opgemaakt. De constatering dat in de systemen van het Openbaar Ministerie geen strafvorderlijke gegevens over hem voorkomen waaruit blijkt dat hij is afgeluisterd is daarom onvoldoende motivering voor de ongegrondverklaring van zijn bezwaar en het beroep. Volgens [appellant] had het verzoek niet mogen worden afgewezen, omdat er geen gegevens zijn gevonden die zouden kunnen worden geweigerd.
Wettelijk kader
4. Het wettelijk kader is opgenomen als bijlage. Deze maakt deel uit van de uitspraak.
Beoordeling van het hoger beroep
Uitsluitsel over het verwerken van strafvorderlijke gegevens
4.1 Artikel 39i van de Wsjg geeft de betrokkene het recht om op verzoek uitsluitsel te krijgen over het al dan niet verwerken van strafvorderlijke gegevens. Het begrip ‘strafvorderlijke gegevens’ gaat over gegevens die zijn verkregen in het kader van een strafrechtelijk onderzoek en die het Openbaar Ministerie in een strafdossier of langs geautomatiseerde weg in een gegevensbestand verwerkt (artikel 1, onder b, van de Wsjg).
4.2 Uit de genoemde wetsartikelen volgt dat een verzoek op basis van artikel 39i van de Wsjg alleen betrekking kan hebben op gegevens die zijn verwerkt in een strafdossier of in een geautomatiseerd gegevensbestand. Anders dan verondersteld door [appellant], geeft dit artikel dus geen recht op uitsluitsel over de eventuele verwerking van gegevens buiten de officiële systemen. De aanwijzingen die hij heeft aangedragen waaruit zou blijken dat hij is afgeluisterd, maken dat niet anders. Omdat [appellant] in zijn hoger beroepschrift en ook tijdens de zitting bij de Afdeling heeft toegelicht dat ook hij ervan uitgaat dat de gegevens waar hij om heeft verzocht zich niet in de (officiële) systemen van het Openbaar Ministerie bevinden, kan niet anders geconcludeerd worden dan dat hij met het hoger beroep niet kan bereiken wat hij beoogt. Dit betekent dat hij geen belang heeft bij een beoordeling van het hoger beroep.
Conclusie
5. Het hoger beroep is niet-ontvankelijk. Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. E.A. Minderhoud, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S. Langeveld-Mak, griffier.
w.g. Minderhoud
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Langeveld-Mak
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 12 juli 2023
317-1032
BIJLAGE | WETTELIJK KADER
Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens
Artikel 1
In deze wet en de daarop rustende bepalingen wordt verstaan onder:
[…]
b. strafvorderlijke gegevens: persoonsgegevens of gegevens over een rechtspersoon die zijn verkregen in het kader van een strafvorderlijk onderzoek en die het openbaar ministerie in een strafdossier of langs geautomatiseerde weg in een gegevensbestand verwerkt;
[…]
m. verwerking: elke bewerking of elk geheel van bewerkingen met betrekking tot justitiële of strafvorderlijke gegevens, gerechtelijke strafgegevens, tenuitvoerleggingsgegevens of rapporten, of afschriften daarvan, die zijn of worden opgenomen in een persoonsdossier, al dan niet uitgevoerd via geautomatiseerde procedés, zoals het verzamelen, vastleggen, ordenen, structureren, opslaan, bijwerken of wijzigen, opvragen, raadplegen, gebruiken, verstrekken door middel van doorzending, verspreiden of op andere wijze ter beschikking stellen, samenbrengen, met elkaar in verband brengen, afschermen, of vernietigen van deze gegevens, rapporten of afschriften daarvan;
Artikel 39i
1. De betrokkene heeft het recht om op diens schriftelijke verzoek van het College van procureurs-generaal uitsluitsel te krijgen over de al dan niet verwerking van hem betreffende strafvorderlijke gegevens en, wanneer dat het geval is, om die strafvorderlijke gegevens in te zien en om de volgende informatie te verkrijgen:
[…]