ECLI:NL:RVS:2023:2685

Raad van State

Datum uitspraak
12 juli 2023
Publicatiedatum
12 juli 2023
Zaaknummer
202204284/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • G.T.J.M. Jurgens
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing aanvraag uitkering Schadefonds Geweldsmisdrijven na geweldsincident

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellante] tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, die op 8 juni 2022 haar beroep ongegrond verklaarde. [appellante] had op 19 maart 2021 een aanvraag ingediend voor een uitkering uit het Schadefonds Geweldsmisdrijven, na een geweldsincident op 23 oktober 2019 waarbij zij werd mishandeld door een medebewoner van haar woongroep. De commissie Schadefonds Geweldsmisdrijven (CSG) had de aanvraag op 16 augustus 2021 afgewezen, omdat er onvoldoende informatie was om te beoordelen of [appellante] ernstig letsel had opgelopen. Na bezwaar van [appellante] kende de CSG op 13 januari 2022 alsnog een uitkering van € 1.000,00 toe, maar dit was niet voldoende voor [appellante], die in hoger beroep ging.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 28 juni 2023 behandeld. [appellante] betoogde dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat het geweldsmisdrijf niet onder letselcategorie 2 viel, die ernstig psychisch letsel vooronderstelt. De rechtbank had geoordeeld dat de mishandeling niet gelijkgesteld kon worden aan een bedreiging met een mes, omdat er geen rechtstreekse bedreiging was aangetoond. De Afdeling bevestigde dit oordeel en stelde dat [appellante] niet had aangetoond dat er sprake was van ernstig psychisch letsel. De CSG had terecht de uitkering van € 1.000,00 toegekend, passend bij letselcategorie 1. Het hoger beroep werd ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank werd bevestigd.

Uitspraak

202204284/1/A2.
Datum uitspraak: 12 juli 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te [woonplaats],
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 8 juni 2022 in zaak nr. 22/305 in het geding tussen:
[appellante]
en
de commissie Schadefonds Geweldsmisdrijven (hierna: de CSG).
Procesverloop
Bij besluit van 16 augustus 2021 heeft de CSG een aanvraag van [appellante] voor een uitkering uit het Schadefonds Geweldsmisdrijven (hierna: het schadefonds) afgewezen.
Bij besluit van 13 januari 2022 heeft de CSG het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar gegrond verklaard en aan [appellante] een uitkering van € 1.000,00 toegekend.
Bij uitspraak van 8 juni 2022 heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.
De CSG heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak op een zitting behandeld op 28 juni 2023, waar [appellante], bijgestaan door mr. P. van Baaren, advocaat te Rotterdam, en de CSG, vertegenwoordigd door mr. Y. Pieters en mr. A.H.R. Jager, zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1.       [appellante] heeft op 19 maart 2021 een uitkering uit het schadefonds aangevraagd omdat zij op 23 oktober 2019 is mishandeld en bedreigd door een medebewoner van de woongroep waar zij op dat moment verbleef. [appellante] heeft in haar aangifte van 24 oktober 2019 verklaard dat de medebewoner met een stuk glas in haar gezicht heeft gesneden. De medebewoner wilde volgens [appellante] vervolgens een mes uit de keukenlade pakken en heeft daarbij aangegeven dat zij [appellante] kapot zou maken als zij in de woongroep zou blijven wonen.
Besluitvorming
2.       De CSG heeft de aanvraag van [appellante] bij het besluit van 16 augustus 2021 afgewezen, omdat zij niet over voldoende informatie beschikt om te kunnen beoordelen of [appellante] als gevolg van dit geweldsincident ernstig letsel heeft opgelopen.
Bij het besluit van 13 januari 2022 heeft de CSG het hiertegen gemaakte bezwaar gegrond verklaard en aan [appellante] alsnog een uitkering uit het schadefonds toegekend van € 1.000,00. De CSG heeft daarbij verwezen naar de zes letselcategorieën die zij hanteert en de daaraan gekoppelde bedragen. Volgens de CSG past het letsel dat [appellante] heeft opgelopen bij letselcategorie 1.
Aangevallen uitspraak
3.       De rechtbank heeft geoordeeld dat het geweldsmisdrijf waarvan [appellante] slachtoffer is geworden geen geweldsmisdrijf is waarbij, volgens het beleid van de CSG, ernstig letsel kan worden voorondersteld. Het betoog van [appellante] dat de mishandeling vergelijkbaar is met bedreiging met een mes, een geweldsmisdrijf van letselcategorie 2 waarbij ernstig psychisch letsel wordt voorondersteld, volgt de rechtbank niet. Hieraan heeft de rechtbank ten grondslag gelegd dat, hoewel de mishandeling ernstig is geweest en [appellante] zeker bang heeft kunnen maken, dit niet op één lijn kan worden geplaatst met de levensbedreigende situatie dat een mes op iemand is gericht. De rechtbank heeft geoordeeld dat dit voor de CSG geen grond is waarop zij redelijkerwijs had moeten afwijken van haar beleid.
De rechtbank heeft verder geoordeeld dat het zien van het mes door [appellante] niet voldoende is om rechtstreekse bedreiging met een mes aannemelijk te achten. Volgens de rechtbank blijkt uit de aangifte van [appellante] niet dat het mes als bedreiging op haar was gericht. In het proces-verbaal van het verhoor van de medebewoner staat dat zij inderdaad een mes wilde pakken maar dat een andere bewoonster voor de keukenlade stond. In het proces-verbaal van het verhoor van de getuige is niets opgenomen over een mes. Van rechtstreekse bedreiging met een mes is daarom niet gebleken en de CSG kon om die reden stellen dat ernstig psychisch letsel door [appellante] aannemelijk moet worden gemaakt, aldus de rechtbank.
Wettelijk kader
4.       Bij het beoordelen van een aanvraag voor een uitkering uit het schadefonds hanteert de CSG beleid dat is neergelegd in de Beleidsbundel Schadefonds Geweldsmisdrijven en de Letsellijst Schadefonds Geweldsmisdrijven (hierna: de Letsellijst).
In de Letsellijst is onder het kopje "2. Psychisch letsel" opgenomen:
"2a. Vooronderstellen van ernstig psychisch letsel op basis van het geweldsmisdrijf
De lijst hieronder geeft een indicatie bij welke geweldsmisdrijven het Schadefonds zonder beoordeling van medische informatie ernstig psychisch letsel kan vooronderstellen en welke letselcategorie daarbij past. Of ernstig psychisch letsel wordt voorondersteld en welke letselcategorie hierbij past, bepaalt het Schadefonds op basis van de omstandigheden van het geval
[…]
Letselcategorie 2
[…]
-         Rechtstreekse bedreiging met een mes*, eventueel met fysiek geweld of het toebrengen van oppervlakkige snij- of steekverwonding(en).
-         Rechtstreekse bedreiging met een vuurwapen*, eventueel met fysiek geweld of schieten zonder het toebrengen van schotverwondingen.
[…]
* Een bedreiging met een mes of vuurwapen is rechtstreeks als de bedreiging met het wapen op de persoon van het slachtoffer is gericht (het slachtoffer is zich op dat moment bewust van het wapen) op een voor het wapen redelijkerwijs bruikbare afstand. Daarbij moet het slachtoffer op het moment van de bedreiging in de vooronderstelling verkeren dat het om een echt wapen gaat.
Als een bedreiging met een mes of vuurwapen niet rechtstreeks is, dan kan wel nog sprake zijn van een bedreiging. In dat geval onderzoekt het Schadefonds of door die bedreiging ernstig psychisch letsel is opgelopen."
Hoger beroep
5.       [appellante] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het geweldsmisdrijf waarvan zij slachtoffer is geworden niet valt onder letselcategorie 2. [appellante] stelt zich op het standpunt dat een poging tot bedreiging met een mes ook aangemerkt moet worden als bedreiging met een mes. Hiertoe voert [appellante] aan dat wanneer een slachtoffer verklaart dat de dader een mes in zijn hand had en de dader verklaart dat hij het mes wilde grijpen, een strafrechter vermoedelijk zal komen tot een veroordeling voor bedreiging met een mes. Omdat zij het slachtoffer is geweest van bedreiging met een mes stelt [appellante] dat dit geweldsmisdrijf valt in letselcategorie 2, en dat daarbij een uitkering van € 2.500,00 past. De rechtbank heeft dit niet onderkend, aldus [appellante].
5.1.    De Afdeling volgt het standpunt van [appellante] niet. De rechtbank heeft volgens de Afdeling terecht geoordeeld dat de CSG zich op het standpunt mocht stellen dat de omstandigheden van het geweldsmisdrijf waarvan [appellante] slachtoffer is geworden geen aanleiding geven om ernstig psychisch letsel te vooronderstellen. Hiertoe overweegt de Afdeling in de eerste plaats dat van een gelijkstelling aan rechtstreekse bedreiging met een mes, zoals dit is opgenomen in de Letsellijst, geen sprake kan zijn. De CSG heeft er bij het vaststellen van haar beleid bewust voor gekozen om geen ernstig psychisch letsel te vooronderstellen wanneer de bedreiging niet rechtstreeks met een mes of vuurwapen heeft plaatsgevonden. Aanstalten maken om een mes te pakken, dan wel het vast hebben van een mes, kan volgens het beleid van de CSG niet worden gezien als rechtstreekse bedreiging met een mes of een vuurwapen. De Afdeling acht de invulling die de CSG geeft aan de term "rechtstreekse bedreiging" niet onjuist.
De Afdeling is verder met de rechtbank van oordeel dat niet is gebleken van rechtstreekse bedreiging met een mes. Hiertoe overweegt de Afdeling dat als de medebewoner wel een mes in haar hand zou hebben gehad, wat de CSG bestrijdt, dit nog niet wil zeggen dat ook sprake is van rechtstreekse bedreiging met een mes. De CSG heeft in haar beleid opgenomen dat voor rechtstreekse bedreiging het mes onder meer op het slachtoffer moet zijn gericht op een voor het wapen redelijkerwijs bruikbare afstand. [appellante] heeft niet aannemelijk gemaakt dat dit het geval is geweest. Dat een strafrechter volgens [appellante] vermoedelijk tot een ander oordeel zou komen, daargelaten of dat juist is, doet hieraan niet af.
Omdat het geweldsmisdrijf waarvan [appellante] slachtoffer is geweest niet kan worden gekwalificeerd als een geweldsmisdrijf waarbij ernstig psychisch letsel kan worden voorondersteld moet [appellante], om in aanmerking te komen voor een tegemoetkoming van letselcategorie 2, aannemelijk maken dat dit geweldsincident ernstig psychisch letsel heeft veroorzaakt. Tot op heden heeft [appellante] geen medische informatie overgelegd waaruit dit blijkt. De CSG kon om die reden terecht volstaan met een uitkering van € 1.000,00 die past bij letselcategorie 1.
Het betoog slaagt niet.
Slotsom
6.       Het hoger beroep is ongegrond.
7.       De CSG hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. G.T.J.M. Jurgens, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. W. Dijkshoorn, griffier.
w.g. Jurgens
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Dijkshoorn
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 12 juli 2023
735-1064