ECLI:NL:RVS:2023:267

Raad van State

Datum uitspraak
25 januari 2023
Publicatiedatum
25 januari 2023
Zaaknummer
202200997/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake afwijzing aanvraag leerlingenvervoer door college van burgemeester en wethouders van Rijswijk

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellante] tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 14 januari 2022, waarin het beroep tegen de afwijzing van haar aanvraag voor leerlingenvervoer door het college van burgemeester en wethouders van Rijswijk ongegrond werd verklaard. De aanvraag voor leerlingenvervoer voor het schooljaar 2020-2021 werd door het college op 23 september 2020 afgewezen. Het daartegen ingediende bezwaar werd op 18 december 2020 eveneens ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat [appellante] niet voldoende had aangetoond dat er omstandigheden waren die toepassing van de hardheidsclausule rechtvaardigden.

Tijdens de zitting op 5 januari 2023 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State de zaak behandeld. Het college werd vertegenwoordigd door mr. I.P.M.J. Colen. De gronden die [appellante] in hoger beroep aanvoerde, waren grotendeels een herhaling van de argumenten die eerder in beroep waren ingediend. De rechtbank had deze gronden al gemotiveerd behandeld en [appellante] heeft geen nieuwe redenen aangedragen die de eerdere beoordeling zouden ondermijnen.

De Afdeling bevestigt het oordeel van de rechtbank en stelt vast dat [appellante] niet heeft aangetoond dat de omstandigheden in haar gezinssituatie aanleiding geven tot toepassing van de hardheidsclausule. Het hoger beroep wordt ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak wordt bevestigd. Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

202200997/1/A2.
Datum uitspraak: 25 januari 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te Rijswijk,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 14 januari 2022 in zaak nr. 21/280 in het geding tussen:
[appellante]
en
het college van burgemeester en wethouders van Rijswijk.
Procesverloop
Bij besluit van 23 september 2020 heeft het college de aanvraag van [appellante] voor leerlingenvervoer voor het schooljaar 2020-2021 afgewezen.
Bij besluit van 18 december 2020 heeft het college het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 14 januari 2022 heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak op een zitting behandeld op 5 januari 2023, waar het college, vertegenwoordigd door mr. I.P.M.J. Colen, is verschenen.
Overwegingen
1.       De gronden die [appellante] in hoger beroep heeft aangevoerd zijn zo goed als een herhaling van wat zij in beroep heeft aangevoerd. De rechtbank is gemotiveerd op die gronden ingegaan. [appellante] heeft geen redenen aangevoerd waarom de gemotiveerde beoordeling van die gronden in de aangevallen uitspraak onjuist of onvolledig zou zijn. De Afdeling kan zich vinden in het oordeel van de rechtbank en in de onder 5 opgenomen overwegingen, waarop dat oordeel is gebaseerd. Zij voegt daaraan nog toe dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat [appellante] heeft nagelaten om de omstandigheden die volgens haar zouden moeten leiden tot toepassing van de hardheidsclausule in artikel 25 van de Verordening leerlingenvervoer Rijswijk 2019, aannemelijk te maken. Zo heeft [appellante] bijvoorbeeld geen bewijsstukken, zoals een medische verklaring, overgelegd ter onderbouwing van haar stelling dat de stiefvader van de kinderen een operatie met een herstel van een aantal maanden moest ondergaan. Verder doet aan het oordeel van de rechtbank niet af dat het college voor de duur van één jaar voor de twee jongste van de drie kinderen een tijdelijke vervoersvoorziening heeft getroffen, omdat zoals volgt uit onder meer de onder 5 door de rechtbank genoemde uitspraken van Afdeling, de omstandigheden van [appellante] en haar gezinssituatie niet nopen tot toepassing van de hardheidsclausule.
2.       Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
3.       Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. E.J. Daalder, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P.A. de Vink, griffier.
w.g. Daalder
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. De Vink
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 25 januari 2023
154-1014