202302421/2/R4.
Datum uitspraak: 11 juli 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
Hoog Catharijne Mall of the Netherlands B.V. (hierna: Hoog Catharijne), gevestigd te Utrecht,
verzoekster,
en
de raad van de gemeente Utrecht,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 2 februari 2023 heeft de raad het bestemmingsplan "Chw bestemmingsplan Algemene regels Utrecht" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft Hoog Catharijne beroep ingesteld.
Hoog Catharijne heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 22 juni 2023, waar Hoog Catharijne, vertegenwoordigd door mr. M.Y.C.L. de Wit, advocaat te Rotterdam, mr. E.M. Martens en [gemachtigde], en de raad, vertegenwoordigd door mr. T. Brouwer, zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. Met het bestemmingsplan "Chw bestemmingsplan Algemene regels Utrecht" is beoogd om vooruitlopend op de inwerkingtreding van de Omgevingswet te zorgen voor uniformering van de binnen de gemeente geldende algemene regels over bouwen en gebruik. Het bestemmingsplan omvat vrijwel het gehele grondgebied van de gemeente Utrecht, waaronder de Hollandse Toren.
3. De Hollandse Toren, gelegen in de binnenstad van Utrecht, bestaat uit meerdere lagen, waarvan de begane grond winkelruimtes omvat en de bovenste lagen woningen. Hoog Catharijne is eigenaar van, in elk geval, winkelruimtes op de begane grond. Deze winkelruimtes zijn op dit moment al geruime tijd verhuurd aan grote (internationale) ketens, waaronder Zara, TUI en Starbucks.
Het verzoek
4. Hoog Catharijne voert aan dat de algemene gebruiksregels in het nieuwe plan onduidelijk zijn. Voor haar is cruciaal dat zij de maximale flexibiliteit die zij onder het bestemmingsplan Binnenstad heeft, behoudt. Zij vreest dat de inwerkingtreding van de onduidelijke algemene gebruiksregels op korte termijn zal leiden tot een beperking van de huidige gebruiksmogelijkheden van de winkelruimtes. Daarom kan zij zich niet verenigen met het bestemmingsplan.
5. Het verzoek is erop gericht te voorkomen dat het plan hangende de beroepsprocedure in werking treedt, voor zover dit ziet op de Hollandse Toren, en om daarmee te voorkomen dat de voorziene wijziging van de algemene gebruiksregels ook gaat gelden voor de Hollandse Toren.
Spoedeisend belang?
6. De voorzieningenrechter ziet zich voor de vraag gesteld of sprake is van een spoedeisend belang bij het treffen van een voorlopige voorziening. Hierover wordt het volgende overwogen.
Tussen partijen is niet in geschil dat het huidig gebruik in elk geval kan worden voortgezet onder het overgangsrecht, zoals dat is opgenomen in hoofdstuk 7 van de planregels van het bestreden bestemmingsplan. Gelet op wat in de stukken en ter zitting is besproken, bestaat op dit moment geen concreet zicht op verandering van het huidige gebruik. In zoverre is naar het oordeel van de voorzieningenrechter dan ook geen sprake van een spoedeisend belang bij het treffen van een voorlopige voorziening. Mocht het huidige gebruik in de toekomst wel wijzigen dan kan Hoog Catharijne overigens een nieuw verzoek indienen voor het treffen van een voorlopige voorziening.
Ook uit de door Hoog Catharijne ter zitting gestelde omstandigheid dat een eventuele beperking van gebruiksmogelijkheden mogelijk zal leiden tot een verminderde financiële waardering van het vastgoed en in het verlengde daarvan de beurswaardering van Hoog Catharijne kan geen spoedeisend belang worden afgeleid. Een financieel belang vormt in de regel onvoldoende reden om een voorlopige voorziening te treffen. Dit kan anders zijn als Hoog Catharijne door inwerkingtreding van het plan bijvoorbeeld in een financiële noodsituatie zou komen te verkeren. In dit geval is het gestelde financieel belang niet onderbouwd.
Conclusie
7. Vanwege het ontbreken van een spoedeisend belang dient het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening te worden afgewezen.
8. De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.L.M. van Loo, griffier.
w.g. Scholten-Hinloopen
voorzieningenrechter
w.g. Van Loo
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 11 juli 2023
418-947