ECLI:NL:RVS:2023:2629
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel en uitstel van vertrek voor Venezolaanse vreemdeling
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een Venezolaanse vreemdeling tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, die op 23 december 2021 haar beroep tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel ongegrond verklaarde. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 28 mei 2020 de aanvraag afgewezen en ambtshalve geweigerd om uitstel van vertrek te verlenen op basis van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. M.R. Verdoner, heeft hoger beroep ingesteld tegen deze beslissing.
De Raad van State heeft in zijn uitspraak van 10 juli 2023 geoordeeld dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De Afdeling bestuursrechtspraak heeft eerder, in een uitspraak van 22 maart 2023, vastgesteld dat de veiligheidssituatie in Venezuela niet zo ernstig is dat een vreemdeling met de Venezolaanse nationaliteit enkel door zijn aanwezigheid daar een risico loopt op ernstige schade. De grieven van de vreemdeling in het hoger beroep zijn dan ook afgewezen, omdat deze geen vragen bevatten die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moeten worden.
De Raad van State bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat de staatssecretaris geen proceskosten hoeft te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. M. Soffers, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.R. Trox, griffier, en is openbaar uitgesproken op 10 juli 2023.