ECLI:NL:RVS:2023:2596

Raad van State

Datum uitspraak
7 juli 2023
Publicatiedatum
6 juli 2023
Zaaknummer
202302172/2/A2, 202302174/2/A2, 202302918/2/A2 en 202303700/2/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van staatsraad in bestuursrechtelijke zaken met betrekking tot Technische Universiteit Eindhoven

Op 21 juni 2023 heeft [verzoeker] per e-mail een wrakingsverzoek ingediend tegen staatsraad mr. E.J. Daalder, lid van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, in verband met de behandeling van vier zaken die hij had aangespannen tegen de Technische Universiteit Eindhoven. De wraking is gebaseerd op de stelling dat de staatsraad partijdig zou zijn, omdat hij op 14 juni 2023 beslissingen heeft genomen die volgens [verzoeker] getuigen van vooringenomenheid. De wrakingskamer heeft op 3 juli 2023 de zaak behandeld, waarbij [verzoeker] aanwezig was, maar de staatsraad niet. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat de beslissingen waar [verzoeker] zich op beroept, processuele beslissingen zijn en dat deze niet als basis voor wraking kunnen dienen, tenzij er sprake is van zwaarwegende aanwijzingen voor partijdigheid.

De wrakingskamer concludeert dat de beslissingen van de staatsraad niet wijzen op vooringenomenheid of partijdigheid. De splitsing van de zaken in aparte procedures is het gevolg van het indienen van vier aparte beroepschriften door [verzoeker]. De wrakingskamer benadrukt dat de beroepen gelijktijdig op zitting zullen worden behandeld en dat [verzoeker] de mogelijkheid heeft om zijn verhinderdata op te geven, wat hij niet heeft gedaan. De wrakingskamer wijst het verzoek om wraking af, maar benadrukt dat [verzoeker] in de hoofdzaken om uitstel kan verzoeken of de partijstelling kan aanpassen indien nodig.

Uitspraak

202302172/2/A2, 202302174/2/A2, 202302918/2/A2 en 202303700/2/A2.
Datum beslissing: 7 juli 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Beslissing op het verzoek van:
[verzoeker], wonend te [woonplaats],
om toepassing van artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb).
Procesverloop
Bij e-mail, ingekomen op 21 juni 2023, heeft [verzoeker] verzocht om wraking van staatsraad mr. E.J. Daalder (hierna: de staatsraad) als lid van de Afdeling belast met de behandeling van de zaken nrs. 202302172/1/A2, 202302174/1/A2, 202302918/1/A2 en 202303700/1/A2.
De staatsraad heeft niet in de wraking berust.
De staatsraad heeft een schriftelijke reactie gegeven.
[verzoeker] heeft een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft het wrakingsverzoek ter zitting behandeld op 3 juli 2023, waar [verzoeker] is verschenen.
De staatsraad heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid te worden gehoord.
Overwegingen
1.       Op verzoek van een partij kan ingevolge artikel 8:15 van de Awb elk van de rechters die een zaak behandelt, worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
Daarbij geldt als maatstaf dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij een belanghebbende bestaande vrees voor vooringenomenheid objectief gerechtvaardigd is.
2.       [verzoeker] heeft aan zijn wrakingsverzoek ten grondslag gelegd dat de Afdeling in de persoon van mr. B. van Dokkum, op 14 juni 2023 verschillende beslissingen heeft genomen die getuigen van partijdigheid van de rechter. Het gaat om de volgende beslissingen:
- de Afdeling heeft het beroep van [verzoeker] in zaak nr. 202303700/1/A2 in behandeling genomen met als onderwerp ‘[verzoeker]/CBE Technische Universiteit Eindhoven/Student’;
- de Afdeling heeft vier zaken onderscheiden, te weten zaken nrs. 202302172/1/A2, 202302174/1/A2, 202302918/1/A2 en 202303700/1/A2 en voor elke zaak € 50,00 griffierecht geheven;
- de Afdeling zal de zaken versneld behandelen en heeft [verzoeker] in de drie eerstgenoemde zaken uiterlijk tot 21 juni 2023 de tijd gegeven voor het indienen van gronden;
- de Afdeling zal alle vier de zaken op 1 augustus 2023 ter zitting behandelen.
3.       Volgens [verzoeker] is de splitsing van zaken niet in zijn belang en moeten alle zaken in samenhang worden behandeld, omdat de grondslag van elk van de zaken dezelfde is. Verder moet de Afdeling volgens hem eerst uitspraak doen in zaak nr. 202303700/1/A2, alvorens hij gronden kan indienen in de overige zaken of verhinderdata kan opgeven. Daar komt bij dat de Afdeling in zaak nr. 202303700/1/A2 van een verkeerde partijstelling uitgaat, wat bij [verzoeker] zorgt voor een groot gevoel van onveiligheid. Verder is het voor hem niet mogelijk aanwezig te zijn op een zitting op 1 augustus 2023, ten eerste omdat de Afdeling nog niet heeft laten weten dat zijn medische grenzen en zijn behoefte aan veiligheid zullen worden gerespecteerd en ten tweede omdat hij dan niet in Nederland is. Ten slotte kunnen in zijn geval zaken niet versneld worden behandeld, omdat dit, mede vanwege zijn autisme, een te grote druk op hem legt.
4.       De wrakingskamer van de Afdeling stelt vast dat [verzoeker] met de onder 2. genoemde beslissingen correspondentie van de Afdeling bedoelt die is ondertekend door mr. B. van Dokkum. Hij is griffier en kan daarom niet worden gewraakt. Mr. Daalder is als staatsraad betrokken bij het vooronderzoek van de beroepen van [verzoeker] en mr. Van Dokkum heeft de onder 2. bedoelde correspondentie met hem afgestemd. Het wrakingsverzoek wordt daarom geacht te zijn gericht tegen de staatsraad.
4.1.    De wrakingskamer stelt verder vast dat de onder 2. genoemde beslissingen processuele beslissingen zijn die aan de staatsraad zijn. De vraag of dit soort beslissingen juist is, staat niet ter beoordeling in de wrakingsprocedure, omdat het instrument van wraking volgens vaste rechtspraak niet is bedoeld om als een rechtsmiddel tegen dergelijke processuele beslissingen te worden gebruikt. Zulke processuele beslissingen kunnen slechts leiden tot inwilliging van een wrakingsverzoek, als deze op zich, dan wel in onderlinge samenhang bezien, een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat daaruit blijkt van partijdigheid of vooringenomenheid van de staatsraad die de beslissingen heeft genomen. Uit de processuele beslissingen in dit geval is naar het oordeel van de wrakingskamer van de Afdeling niet gebleken van vooringenomenheid of partijdigheid.
4.1.1. De wrakingskamer neemt daarbij het volgende in aanmerking. Dat de beroepen van [verzoeker] tot vier aparte zaken met eigen zaaknummers hebben geleid, hangt samen met de omstandigheid dat hij op verschillende data vier aparte beroepschriften heeft ingediend. Dit betekent niet dat de beroepen niet in samenhang zullen worden beoordeeld. Die samenhang is juist de reden dat de beroepen gelijktijdig op zitting zullen worden behandeld. Als voorlopige zittingsdatum is daarvoor 1 augustus 2023 gekozen, zoals ook aan partijen is medegedeeld. De wrakingskamer neemt tevens in aanmerking dat aan [verzoeker] is gevraagd zijn verhinderdata op te geven en hij van die mogelijkheid geen gebruik heeft gemaakt.
Zoals de staatsraad in zijn schriftelijke reactie heeft vermeld, is het streven om zaken van studenten tegen beslissingen van een College van Bestuur of van een College voor Beroep van de Examens binnen een gemiddelde tijd van 93 dagen na indiening van het beroepschrift af te handelen. Dat streven berust op een toezegging die de Raad van State aan de wetgever heeft gedaan. De stukken in de beroepen van verzoeker geven volgens de staatsraad ook aanleiding voor een behandeling ter zitting op relatief korte termijn. De staatsraad heeft in zijn schriftelijke uiteenzetting verder het belang onderstreept om met [verzoeker] en de organen van de Technische Universiteit Eindhoven in gesprek te gaan. Op de zitting kan de staatsraad bespreken of er nog nadere informatie nodig is voordat uitspraak wordt gedaan in de beroepen van [verzoeker]. Ook kan [verzoeker] dan nader toelichten waarom volgens hem, mede gelet op zijn gevoelens van onveiligheid, eerst in zaak nr. 202303700/1/A2 uitspraak moet worden gedaan en dan pas in de andere beroepen.
Voor zover [verzoeker] bedoelt dat ten onrechte vier keer griffierecht is geheven, zal bij de uitspraak op de beroepen worden bezien of aanleiding bestaat vanwege de samenhang van één of meerdere zaken alsnog af te zien van het heffen van griffierecht. Niet is gebleken dat met de beslissing om vooralsnog vier keer griffierecht te heffen op enigerlei wijze is vooruitgelopen op de inhoudelijke beoordeling van die zaak en de te maken beoordeling door de staatsraad.
5.       Het verzoek om wraking wordt afgewezen.
6.       De uitkomst in deze wrakingszaken laat overigens onverlet dat [verzoeker] in de hoofdzaken om uitstel van de zitting kan verzoeken en/of een verzoek kan doen om de partijstelling aan te passen waar dat volgens hem nodig is.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. P.H.A. Knol, voorzitter, en mr. N. Verheij en mr. G.O. van Veldhuizen, leden, in tegenwoordigheid van mr. T. van Goeverden-Clarenbeek, griffier.
w.g. Knol
voorzitter
w.g. Van Goeverden-Clarenbeek
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 7 juli 2023