ECLI:NL:RVS:2023:2575

Raad van State

Datum uitspraak
5 juli 2023
Publicatiedatum
5 juli 2023
Zaaknummer
202107781/1/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan herontwikkeling en herbestemming van diverse deelgebieden in Voerendaal

Op 5 juli 2023 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende het bestemmingsplan "Landgoed Kasteel Puth e.o." dat op 7 oktober 2021 door de raad van de gemeente Voerendaal is vastgesteld. Dit bestemmingsplan betreft de herontwikkeling en herbestemming van verschillende deelgebieden ten noorden van de dorpskern Voerendaal, waaronder het gebouwencomplex kasteelhoeve Puth en omliggende agrarische gronden. De appellant, wonend te Klimmen, heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, omdat hij zich niet kan verenigen met de plannen die volgens hem significante gevolgen hebben voor omliggende Natura-2000 gebieden.

Tijdens de zitting op 13 juni 2023 heeft de appellant, bijgestaan door zijn advocaat, zijn bezwaren toegelicht. Hij betoogde onder andere dat het plan geen rekening houdt met de mogelijkheid voor zelfstandige horeca op zijn eigen gronden en dat hij vreest voor geluidhinder door evenementen op de locatie Steinweg 1-3. De Afdeling heeft overwogen dat de raad bij de vaststelling van het bestemmingsplan niet verplicht was om rekening te houden met toekomstige ontwikkelingen op de gronden van de appellant, aangezien er geen concreet initiatief was ingediend dat dit rechtvaardigde.

De Afdeling heeft het beroep van de appellant ongegrond verklaard en geoordeeld dat de raad geen proceskosten hoeft te vergoeden. De uitspraak benadrukt de noodzaak van goede procesorde en de grenzen aan het indienen van nieuwe beroepsgronden na afloop van de beroepstermijn. De Afdeling concludeert dat het bestemmingsplan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en dat de vrees van de appellant voor geluidhinder ongegrond is, aangezien er wel degelijk geluidsvoorschriften van toepassing zijn op de evenementen.

Uitspraak

202107781/1/R1.
Datum uitspraak: 5 juli 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te Klimmen, gemeente Voerendaal,
appellant,
en
de raad van de gemeente Voerendaal,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 7 oktober 2021 heeft de raad het bestemmingsplan "Landgoed Kasteel Puth e.o." vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
De raad en [appellant] hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 13 juni 2023, waar [appellant], bijgestaan door mr. F.M.A. van der Loo, advocaat in Roermond, en de raad, vertegenwoordigd door mr. E.M.C. Lochtman, mr. M.E.M. Thijsen en ing. H. Luth, zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1.       Het bestemmingsplan heeft betrekking op de herontwikkeling en herbestemming van diverse deelgebieden ten noorden van de dorpskern Voerendaal. Het betreft het gebouwencomplex kasteelhoeve Puth (Steinweg 1-3), de gronden behorende tot Steinweg 2, de bebouwing aan de Molenbeekstraat 25 en de omliggende agrarische gronden, het Hoenshuis (Hoensweg 17) en het daarbij behorend perceel, de woning Hoensweg 12, de woning Steinweg 5a, en de gronden op de hoek Steinweg - Puttersvoetpad (perceelnummer 121). Ook gronden waar in planologisch-juridische zin geen wijzigingen worden doorgevoerd, maar onderdeel uitmaken van het landgoed, vormen onderdeel van voorliggend bestemmingsplan.
2.       [appellant] heeft ten noordoosten van het plangebied gronden in eigendom en kan zich niet met het plan verenigen.
Goede procesorde
3.       [appellant] betoogt dat het plan significante gevolgen heeft voor omliggende Natura-2000 gebieden.
3.1.    Behalve in geschillen waarin de wet het niet toestaat, kunnen ook na afloop van de beroepstermijn en, als die termijn is gegeven, na de termijn als bedoeld in artikel 6:6 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb), nieuwe gronden worden ingediend. Deze mogelijkheid wordt begrensd door de goede procesorde. De goede procesorde laat het indienen van een nieuwe beroepsgrond niet toe als andere partijen onvoldoende op die beroepsgrond kunnen reageren of de goede voortgang van de procedure daardoor op andere wijze wordt belemmerd.
3.2.    [appellant] heeft op 9 juni 2023, vier dagen voor de zitting, een nader stuk ingediend, waarin hij deze beroepsgrond voor het eerst aanvoert. Naar het oordeel van de Afdeling is deze grond en dit nadere stuk zodanig laat ingediend, dat de raad daarop niet adequaat heeft kunnen reageren. De Afdeling zal deze grond en dit stuk daarom buiten beschouwing laten.
Procedureel
4.       [appellant] betoogt dat hij ten onrechte niet in de gelegenheid is gesteld om zijn zienswijze mondeling toe te lichten.
4.1.    De Afdeling overweegt dat de Wet ruimtelijke ordening noch enig ander wettelijk voorschrift in de verplichting voorziet om degenen die hun zienswijze kenbaar hebben gemaakt in de gelegenheid te stellen tot het geven van een nadere mondelinge toelichting.
Het betoog faalt.
Zelfstandige horeca
5.       [appellant] betoogt dat geen noodzaak bestaat om al dan niet via een afwijkingsmogelijkheid twee of drie zelfstandige horecabedrijven op korte afstand van elkaar mogelijk te maken en dat hier geen onderzoek naar is gedaan. In dat verband wijst hij op de percelen Hoensweg 17, Steinweg 1-3 en ter plaatse van het Juffertjeshuis. Ter zitting heeft [appellant] nader toegelicht dat hij ervoor vreest dat hij op zijn gronden geen horecafunctie kan verwezenlijken gelet op de in dit plan mogelijk gemaakte horecafuncties.
5.1.    Mede uit het verhandelde ter zitting begrijpt de Afdeling het betoog van [appellant] zo dat hij niet de behoefte aan horeca binnen het plangebied als zodanig bestrijdt, maar dat hij ervoor vreest dat de voorziene horeca in de weg zal staan aan zijn wens om in de toekomst horeca te verwezenlijken op zijn gronden. [appellant] wenst dan ook dat hiernaar onderzoek wordt verricht. De Afdeling overweegt dat de wens van [appellant] om op zijn gronden in horeca te voorzien een toekomstige gebeurtenis is, waarmee de raad bij de vaststelling van het bestemmingsplan geen rekening heeft hoeven houden. Daarbij acht de Afdeling van belang dat [appellant] weliswaar een horecabestemming op zijn gronden voor ogen heeft, maar dat hij geen stukken heeft overgelegd waaruit een tijdig en concreet initiatief blijkt, waar de raad bij de vaststelling van dit bestemmingsplan rekening mee moest houden. Dat [appellant] in maart 2022 een aanvraag heeft ingediend om het bestemmingsplan voor zijn gronden te wijzigen teneinde te voorzien in horeca, is onvoldoende om dat aan te merken als een concreet particulier initiatief waarin de raad aanleiding had moeten zien om dat nader te onderzoeken bij de vaststelling van het plan dat nu voorligt. Zoals de raad overigens ook nader heeft toegelicht op de zitting, is voor nieuwe ontwikkelingen, zo ook de voorziene ontwikkeling van [appellant] in zijn aanvraag, nieuwe besluitvorming vereist waarbij een geheel nieuwe beoordeling zal worden gemaakt en een geheel nieuwe afweging zal plaatsvinden, waartegen vervolgens rechtsmiddelen zullen open staan.
Het betoog faalt.
Geluid
6.       [appellant] vreest voor geluidhinder vanwege evenementen op de locatie Steinweg 1-3. Hij voert aan dat geen aparte vergunning voor het houden van kleinschalige evenementen meer aangevraagd behoeft te worden. Gelet hierop zullen geluidsvoorschriften bij een aanvraag voor een evenementenvergunning niet iedere keer getoetst worden en kunnen belanghebbenden daar geen bezwaar tegen maken. [appellant] wenst dat bij ieder evenement standaard geluidsvoorschriften worden opgenomen.
6.1.    Ingevolge artikel 6.1.1, aanhef en onder f, van de planregels zijn de voor "Gemengd - Landgoed" aangewezen gronden bestemd voor culturele en artistieke activiteiten, waaronder een atelier en expositieruimte, met daaraan gerelateerde verkoop, bijeenkomsten en evenementen bedoeld voor maximaal 100 personen. Verder kan het college op grond van artikel 20.6 van artikel 6.1.1, aanhef en onder f, van de planregels afwijken middels een zogenoemde binnenplanse afwijkingsbevoegdheid.
6.2.    Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen in de uitspraak van 20 juni 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BW8858, ligt het op de weg van de raad om te beoordelen of een bestemming die evenementen op een bepaalde locatie toestaat vanuit ruimtelijk oogpunt acceptabel is. Ook dient de raad over het toegestane aantal evenementen per jaar, de soorten evenementen en de maximale bezoekersaantallen regels te stellen voor zover die uit het oogpunt van ruimtelijke aanvaardbaarheid op een locatie van belang zijn. Deze beoordeling is een andere dan die op grond waarvan, in een concreet geval, voor een evenement al dan niet een vergunning wordt verleend. De Afdeling is van oordeel dat de raad, in dit geval, mede gelet op de ligging van het terrein, heeft kunnen volstaan met het opnemen van een maximum van 100 personen. De Afdeling merkt ten overvloede nog op dat de raad ter zitting heeft toegelicht dat voor alle evenementen de geluidsvoorschriften uit de Algemene plaatselijke verordening van de gemeente Voerendaal gelden met uitzondering van drie aangewezen evenementen. [appellant] heeft ter zitting te kennen gegeven dat hij tegen die drie aangewezen evenementen geen bezwaar heeft. Gelet op het vorenstaande is de vrees van [appellant] dat voor de andere voorziene evenementen in dit plan geen enkel geluidsvoorschrift geldt, ongegrond.
Het betoog faalt.
Overige gronden
7.       [appellant] kan zich er niet mee verenigen dat in dit plan geen tegenprestaties zijn opgenomen, terwijl hij die in het verleden bij de wijziging van het bestemmingsplan voor zijn gronden wel opgelegd heeft gekregen. Om diezelfde reden kan hij zich er niet mee verenigen dat ter plaatste van diverse percelen binnen het plangebied al dan niet via een afwijkingsmogelijkheid wordt voorzien in "verblijfsrecreatie", "zelfstandige horeca" en/of "zelfstandige kantoren". Ter zitting heeft [appellant] nader toegelicht dat hij een gelijke behandeling wil bij toekomstige wijzigingen van het bestemmingsplan voor zijn gronden.
7.1.    De Afdeling begrijpt, mede uit het verhandelde ter zitting, dat [appellant] de bepalingen waar hij naar verwijst in het kader van deze beroepsgronden, niet bestrijdt, maar dat hij een gelijke behandeling wil bij de door hem na het bestreden besluit ingediende aanvraag tot wijziging van het bestemmingsplan voor zijn gronden. De Afdeling overweegt dat een verzoek om medewerking te verlenen een toekomstige gebeurtenis is. Zo'n verzoek zal op zijn eigen merites worden beoordeeld. Het kan niet leiden tot het oordeel dat het in deze zaak ter beoordeling staande bestemmingsplan in strijd met een goede ruimtelijke ordening moet worden geacht.
Het betoog faalt.
Conclusie
8.       Het beroep is ongegrond.
9.       De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. H.C.P. Venema, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A. van Helvoort, griffier.
w.g. Venema
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Van Helvoort
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 5 juli 2023
877