ECLI:NL:RVS:2023:2563
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke procedure tegen afwijzing verblijfsvergunning
Op 5 juli 2023 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening. De zaak betreft een vreemdeling die een aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd had ingediend, welke op 8 juli 2021 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. De vreemdeling maakte bezwaar tegen deze afwijzing, maar dit bezwaar werd op 21 oktober 2022 ongegrond verklaard door de staatssecretaris. Hierop heeft de vreemdeling beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, die op 23 mei 2023 het beroep gegrond verklaarde en de staatssecretaris opdroeg een nieuw besluit te nemen met inachtneming van de uitspraak.
Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft de belangen van beide partijen afgewogen en geconcludeerd dat het niet aannemelijk is dat de uitspraak van de rechtbank in stand blijft. Daarom heeft de voorzieningenrechter besloten dat de staatssecretaris geen uitvoering hoeft te geven aan de uitspraak van de rechtbank totdat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden. De beslissing is genomen door mr. M. Soffers, in tegenwoordigheid van mr. L.S. van den Oosterkamp, griffier, en is openbaar uitgesproken op 5 juli 2023.