ECLI:NL:RVS:2023:2538
Raad van State
- Mondelinge uitspraak
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van handhaving van een last onder dwangsom voor illegaal gebouwde tuinhuis op gemeentegrond
Op 27 juni 2023 heeft de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van [appellante] tegen de beslissing van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 31 mei 2022. De zaak betreft een last onder dwangsom die op 27 oktober 2020 door het college van burgemeester en wethouders van Hilvarenbeek aan [appellante] is opgelegd. Dit besluit verplichtte [appellante] om een illegaal gebouwd tuinhuis, gelegen op gehuurde gemeentegrond, te verwijderen en verwijderd te houden. Het college verklaarde het bezwaar van [appellante] op 11 mei 2021 ongegrond, waarna [appellante] in beroep ging bij de rechtbank, die de zaak eveneens ongegrond verklaarde.
In hoger beroep voerde [appellante] aan dat er na de gemeenteraadsverkiezingen van 2022 en de vorming van een nieuw college mogelijk een andere visie kan ontstaan over de verkoop van de grond en de bestemming daarvan, wat zou kunnen leiden tot zicht op legalisatie van het tuinhuis. De Afdeling stelde echter vast dat het tuinhuis in strijd met het bestemmingsplan en de huurovereenkomst was gebouwd, en dat het college bevoegd was om handhavend op te treden. De rechtbank had terecht geoordeeld dat er op het moment van het besluit op bezwaar geen concreet zicht op legalisatie bestond.
De Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de wijzigingen in het bestuur geen invloed hebben op de beoordeling van de legalisatie op het moment van het besluit. Het hoger beroep van [appellante] werd ongegrond verklaard, en het college werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden.