ECLI:NL:RVS:2023:2527
Raad van State
- Hoger beroep
- H.G. Sevenster
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep vreemdeling tegen besluit staatssecretaris over verblijfsrecht
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarin is vastgesteld dat de vreemdeling geen verblijfsrecht als gemeenschapsonderdaan in Nederland meer heeft. Het oorspronkelijke besluit dateert van 13 maart 2020. De vreemdeling heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar dit bezwaar werd door de staatssecretaris op 12 november 2021 ongegrond verklaard. De rechtbank Den Haag heeft op 6 september 2022 het beroep van de vreemdeling gegrond verklaard en het besluit van de staatssecretaris vernietigd, met de opdracht om een nieuw besluit te nemen.
Na de uitspraak van de rechtbank heeft de staatssecretaris op 9 december 2022 opnieuw op het bezwaar van de vreemdeling beslist en vastgesteld dat de vreemdeling rechtmatig verblijf heeft als gemeenschapsonderdaan. Hierdoor heeft de vreemdeling het doel van de procedure bereikt, wat betekent dat hij geen belang meer heeft bij de beoordeling van het hoger beroep. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft vastgesteld dat er geen aanleiding is om de staatssecretaris te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten, omdat het vervallen van het belang van de vreemdeling niet aan de staatssecretaris kan worden toegerekend.
Uiteindelijk heeft de Afdeling het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard, wat betekent dat de zaak niet verder wordt behandeld. De uitspraak is gedaan door mr. H.G. Sevenster, lid van de enkelvoudige kamer, in aanwezigheid van mr. H.J. Jongeneel, griffier, en is openbaar uitgesproken op 30 juni 2023.