ECLI:NL:RVS:2023:2517
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Beëindiging verblijfsrecht gemeenschapsonderdaan en hoger beroep tegen uitspraak rechtbank
In deze zaak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 30 juni 2023 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een vreemdeling tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De vreemdeling had in beroep aangevochten dat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid bij besluit van 22 juni 2021 had vastgesteld dat haar verblijfsrecht als gemeenschapsonderdaan was geëindigd en haar had opgedragen Nederland binnen vier weken te verlaten. De rechtbank had op 2 februari 2023 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard, waarop zij hoger beroep instelde, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. S. Süzen.
De Raad van State oordeelde dat het hoger beroep niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank leidt. De rechtbank had terecht en op goede gronden geoordeeld dat het verblijfsrecht van de vreemdeling was geëindigd. De Afdeling nam de motivering van de rechtbank over en concludeerde dat het hogerberoepschrift geen vragen bevatte die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moesten worden. Daarom werd het hoger beroep ongegrond verklaard en werd de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De staatssecretaris werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden.
De uitspraak is openbaar uitgesproken en is een bevestiging van de eerdere beslissing van de rechtbank, waarmee de vreemdeling in haar verzoek om voortgezet verblijf in Nederland niet in het gelijk werd gesteld.