202104053/1/R2.
Datum uitspraak: 28 juni 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellante], wonend te Swalmen, gemeente Roermond,
appellante,
en
de raad van de gemeente Roermond,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 8 april 2021 heeft de raad het bestemmingsplan "Veestraat 3 woningen Swalmen" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellante] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 9 mei 2023, waar de raad, vertegenwoordigd door C.M.J. Slijpen en I. Voncken, is verschenen. Voorts is ter zitting [partij], initiatiefnemer, als partij gehoord.
Overwegingen
Inleiding
1. Het plan maakt het mogelijk om drie vrijstaande woningen met tuin te bouwen aan het perceel aan de Veestraat in Swalmen. In het vorige plan was woningbouw niet toegestaan omdat het perceel de bestemming "Agrarisch" had. [appellante] woont aan de [locatie] in Swalmen, in de nabijheid van het plangebied, en vreest voor aantasting van haar woon- en leefklimaat.
Toetsingskader
2. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling oordeelt niet zelf of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het plan onevenredig zijn in verhouding tot de met het plan te dienen doelen.
Verlies van uitzicht
3. [appellante] betoogt dat de raad zich in de nota van zienswijzen ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat er geen verlies is aan uitzicht. Zij voert aan dat zij vanuit haar woonkamer tegen de door het plan mogelijk gemaakte woningen zal aankijken, zodat haar uitzicht wel degelijk wordt aangetast.
3.1. De raad stelt zich op het standpunt dat het uitzicht van [appellante] niet zodanig wordt beperkt door de in het plan mogelijk gemaakte woningen dat haar woon- en leefklimaat daardoor onaanvaardbaar verslechtert.
3.2. De Afdeling stelt vast dat de kortste afstand tussen het perceel van [appellante] en de dichtstbijzijnde mogelijk gemaakte woning 70 m bedraagt. Niet uitgesloten is dat het uitzicht van [appellante] vanuit haar tuin enigszins wordt aangetast door de drie woningen. De raad heeft deze aantasting echter aanvaardbaar mogen achten. Bij dit oordeel neemt de Afdeling in aanmerking dat [appellante] schuin tegenover het perceel woont en dat de afstand tussen het perceel van [appellante] en het dichtstbijzijnde bouwvlak aanzienlijk is. Het betoog slaagt niet.
Kwaliteitsverbetering
4. [appellante] betoogt dat ten onrechte in het plan niet de verplichting is opgenomen om te voorzien in een kwaliteitsverbetering op dezelfde locatie. Zij voert aan dat het woon- en leefklimaat van de bewoners van de Veestraat niet is gediend bij een kwaliteitsverbetering buiten het plangebied, aan de andere kant van Swalmen. Doordat het plan voorziet in de bouw van drie woningen, gaat een stuk landelijk gebied verloren, hetgeen niet kan worden gecompenseerd. [appellante] wijst erop dat door ontwikkelingen in de buurt, onder meer de uitbreiding van het industrieterrein "De Reubenberg", al veel stukjes groen in de directe omgeving zijn verdwenen, waarbij geldt dat de beloofde groenstrook rondom die uitbreiding, niet is aangelegd. Daarnaast betoogt [appellante] dat, doordat de raad bij de vaststelling van het plan heeft verwezen naar de gemeentelijke Structuurvisie Kwaliteitsbijdrage (hierna: de structuurvisie), waarbij geldt dat de inwoners bij de vaststelling van de structuurvisie geen inspraak hebben gehad, de weg open staat voor vriendjespolitiek en in feite niet meer op kan worden gekomen tegen de mogelijkheid om in linten en clusters in het buitengebied te bouwen.
4.1. De raad heeft het bestemmingsplan vastgesteld met toepassing van de gemeentelijke Structuurvisie Kwaliteitsbijdrage, vastgesteld op 16 februari 2012 (hierna: de structuurvisie). De structuurvisie is een uitwerking van het provinciale beleid zoals dat is neergelegd in het Limburgs Kwaliteitsmilieu. De structuurvisie biedt de mogelijkheid voor het bouwen van een woning in linten en clusters in het buitengebied, mits daarvoor een kwaliteitsbijdrage wordt geleverd. Die kwaliteitsbijdrage kan bestaan uit het storten van middelen in een kwaliteitsfonds. Het kwaliteitsfonds wordt besteed aan de realisatie van natuur en landschap en het herstel van cultuurhistorie. De omgeving van de Veestraat is in de structuurvisie genoemd als cluster waar woningbouw in beginsel aanvaardbaar wordt geacht.
4.2. De Afdeling ziet in hetgeen [appellante] heeft aangevoerd geen grond voor het oordeel dat de Veestraat in de structuurvisie niet mocht worden aangemerkt als gebied waar woningbouw in beginsel aanvaardbaar wordt geacht. Uit de structuurvisie volgt ook niet dat de kwaliteitsbijdrage op dezelfde locatie moet worden ingevuld. De kwaliteitsbijdrage betreft een aanvullende eis op grond van de structuurvisie waarnaast de raad ook een ruimtelijke afweging moet maken over de gevolgen van het plan voor de omgeving en omwonenden. Die afweging heeft de raad in het voorliggende geval gemaakt. De structuurvisie maakt het dus niet mogelijk om een bouwtitel te kopen of te verkrijgen door middel van ‘vriendjespolitiek’, zoals door [appellante] is gesteld, en ontneemt ook niet de mogelijkheid om tegen de bouw van nieuwe woningen op te komen. Vergelijk ook de uitspraak van 10 juli 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2324, r.o. 4.2. 4.3. Over het betoog over de uitbreiding van het industrieterrein "De Reubenberg" en de beloofde groenstrook rondom die uitbreiding, overweegt de Afdeling dat het betreffende bestemmingsplan, waarin die uitbreiding mogelijk is gemaakt, in deze procedure niet voorligt. Overigens heeft de raad toegelicht dat de beloofde groenstrook bij industrieterrein "De Reubenberg", wel is gerealiseerd. Het betoog slaagt niet.
Verkeersveiligheid
5. [appellante] betoogt dat de Veestraat te smal is voor het aantal weggebruikers en dat de raad bij de vaststelling van het plan hier ten onrechte geen rekening mee heeft houden. Zij voert aan dat door de komst van de woningen het aantal verkeersbewegingen nog verder toeneemt en zij wijst erop dat de bezoekers van een camping en een manege aan het einde van de Veestraat al veel verkeersbewegingen genereren. Volgens [appellante] leidt nog meer verkeer tot overlast. Verder voert zij aan dat de raad ten onrechte het aantal verkeersbewegingen van 2.500 motorvoertuigen/etmaal (hierna: mvt/etm) aanhoudt, als zijnde toelaatbaar voor de Veestraat.
5.1. De raad heeft zich op het standpunt gesteld dat het plan niet zal leiden tot een verkeersonveilige situatie. De raad hanteert, gezien het smalle profiel van 3,5 m van de Veestraat, een maximum aantal verkeersbewegingen van 2.500 mvt/etm, als zijnde de helft van de aantallen die hij hanteert bij een breed gedimensioneerde weg. Het verkeersmodel laat voor de Veestraat een intensiteit zien van 1.400 mvt/etm. Met de toevoeging van drie woningen neemt het aantal verkeersbewegingen slechts toe met 25 mvt/etm en blijft de verkeersintensiteit op de Veestraat ruim beneden de 2.500 mvt/etm, aldus de raad.
5.2. Naar het oordeel van de Afdeling mocht de raad zich op het standpunt stellen dat het plan niet leidt tot een verkeersonveilige situatie. De raad heeft er terecht op gewezen dat het aantal verkeersbewegingen op de Veestraat slechts toeneemt met 25 mvt/etm, zodat de verkeersintensiteit voor de Veestraat neerkomt op 1.425 mvt. De raad heeft zich op het standpunt mogen stellen dat, ondanks het smalle wegprofiel van 3,5 m, de Veestraat het totale aantal van 1.425 mvt/etm aankan en dat dit aantal niet leidt tot een verkeersonveilige situatie. De Afdeling neemt voor dit oordeel in aanmerking dat vrachtverkeer is uitgesloten en dat de mogelijkheid bestaat om uit te wijken in de berm indien dat nodig is. Overigens heeft de raad erop gewezen dat het aantal verkeersbewegingen van 1.400 mvt/etm in grote mate (1.000 mvt/etm) wordt gegenereerd door de manege en camping op het einde van de Veestraat en dat in de periode dat de camping gesloten is, de verkeersintensiteit op de Veestraat beduidend minder is dan 1.400 mvt/etm. Het betoog slaagt niet.
Conclusie
6. Het beroep is ongegrond.
7. De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. E. Steendijk, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. F. Nales, griffier.
w.g. Steendijk
lid van de enkelvoudige kamer
De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen
Uitgesproken in het openbaar op 28 juni 2023
680-1045