ECLI:NL:RVS:2023:2432
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking vergunning particuliere beveiligingsorganisatie en toestemming leidinggeven
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 27 augustus 2021, waarin het beroep van [appellant] tegen de intrekking van zijn vergunning voor het in stand houden van een particuliere beveiligingsorganisatie ongegrond werd verklaard. De minister voor Rechtsbescherming had op 29 april 2020 besloten om de verleende vergunning en de toestemming aan [appellant] om leiding te geven in te trekken. Dit besluit werd door de minister onderbouwd met verschillende voorvallen die de intrekking rechtvaardigden.
De rechtbank heeft in haar uitspraak geoordeeld dat de minister het juiste toetsingskader heeft toegepast en dat de gronden voor de intrekking voldoende waren. [appellant] heeft in zijn hoger beroep betoogd dat de rechtbank onterecht heeft geoordeeld, maar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft deze argumenten verworpen. De Afdeling bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat de intrekking van de vergunning en de toestemming op goede gronden is gebeurd.
De Afdeling verwijst naar een eerdere uitspraak van 26 mei 2021, waarin ook de weigering om aan [appellant] toestemming te verlenen voor beveiligingswerkzaamheden aan de orde was. In die zaak heeft [appellant] geen nieuwe aanknopingspunten aangedragen die zouden leiden tot een ander oordeel in deze zaak. Het hoger beroep wordt ongegrond verklaard, en de minister wordt niet verplicht om proceskosten te vergoeden.