ECLI:NL:RVS:2023:2411

Raad van State

Datum uitspraak
21 juni 2023
Publicatiedatum
21 juni 2023
Zaaknummer
202303086/2/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van de Afdeling bestuursrechtspraak in studentenzaken

Op 21 juni 2023 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarbij de decaan van de faculteit psychologie en neurowetenschappen van de Universiteit Maastricht beroep heeft ingesteld tegen een beslissing van het college van beroep voor de examens van dezelfde universiteit. De beslissing waartegen beroep is ingesteld, dateert van 3 april 2023 en betreft een administratief beroep dat betrekking heeft op de toelating van een student. De decaan is van mening dat de beslissing van het college onterecht is en heeft daarom beroep aangetekend.

De Afdeling bestuursrechtspraak heeft in haar uitspraak vastgesteld dat zij niet bevoegd is om het beroep van de decaan te beoordelen. Dit oordeel is gebaseerd op de bepalingen in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW), waarin is geregeld wie in studentenzaken in beroep kan komen bij de Afdeling. De wetgeving definieert de 'betrokkene' als een student, aanstaande student, voormalige student, extraneus, aanstaande extraneus of voormalige extraneus. De decaan valt niet onder deze definitie, waardoor hij niet in beroep kan komen tegen de beslissing van het college.

De Afdeling heeft de decaan gevraagd om zijn beroep te handhaven en toe te lichten op basis van welke regel hij in zijn beroep zou kunnen worden ontvangen. De decaan heeft echter geen tijdige schriftelijke reactie gegeven. Gezien deze omstandigheden heeft de Afdeling geconcludeerd dat zij onbevoegd is om van het beroep kennis te nemen. De uitspraak eindigt met de beslissing dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

202303086/2/A2.
Datum uitspraak: 21 juni 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak na vereenvoudigde behandeling (artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)) in het geding tussen:
de decaan van de faculteit psychologie en neurowetenschappen van de Universiteit Maastricht (hierna: de decaan),
appellant,
en
het college van beroep voor de examens van de Universiteit Maastricht (hierna: het college),
verweerder.
Procesverloop
De decaan heeft beroep ingesteld tegen een beslissing van het college van 3 april 2023. In die beslissing is een administratief beroep, dat ziet op de toelating van een student, gegrond verklaard.
Overwegingen
Inleiding
1.       De decaan is het niet eens met een beslissing van het college. Hij heeft daarom beroep ingesteld bij de Afdeling. De Afdeling komt in deze uitspraak tot de conclusie dat zij niet bevoegd is om het beroep te beoordelen. Hierna legt de Afdeling uit hoe zij tot deze conclusie is gekomen.
De bevoegdheid van de Afdeling
2.       In de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (hierna: de WHW) is geregeld wie in studentenzaken in beroep mag komen bij de Afdeling. In artikel 7.64, eerste lid, van de WHW staat dat het beroep bij de Afdeling kan worden ingesteld door "de betrokkene". In artikel 7.59a, derde lid, van de WHW staat wie als betrokkene kan worden aangemerkt:
"3. In deze paragraaf en de paragrafen 2 tot en met 4 wordt onder «betrokkene» verstaan: een student, een aanstaande student, een voormalige student, een extraneus, een aanstaande extraneus of een voormalige extraneus."
3.       De wetgever heeft er bij de recente aanpassing van de WHW voor gekozen om de kring van beroepsgerechtigden niet te verbreden. Dit staat in het nader rapport (Kamerstukken II 2020/21, 35 625, nr. 4, pp. 10-11).
4.       De Afdeling heeft de decaan - in het licht van het bovenstaande - gevraagd of hij zijn beroep wil handhaven en - bij handhaving van het beroep - toe te lichten op basis van welke regel hij in zijn beroep zou kunnen worden ontvangen. Hij heeft hiervoor de tijd gekregen tot en met 5 juni 2023. De decaan heeft hierop geen (tijdige) schriftelijke reactie gegeven.
5.       De decaan is geen betrokkene in de zin van de hiervoor geciteerde bepaling. Dit betekent dat de decaan niet in beroep kan komen tegen een beslissing van het college in een studentenzaak. Tot een vergelijkbaar oordeel is het College van Beroep voor het Hoger Onderwijs (het CBHO) gekomen in een uitspraak van 24 augustus 2011 (CBHO 2011/104). In die uitspraak ging het om een beroep van een examencommissie.
6.       Dit betekent dat de Afdeling niet toekomt aan een inhoudelijke beoordeling van het beroep.
Slotsom
7.       De Afdeling is onbevoegd om van het beroep kennis te nemen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart zich onbevoegd om van het beroep kennis te nemen.
Aldus vastgesteld door mr. E.J. Daalder, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. B. van Dokkum, griffier.
w.g. Daalder
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Van Dokkum
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 21 juni 2023
480