ECLI:NL:RVS:2023:2387
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Op 21 juni 2023 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De zaak betreft een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel die door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 29 augustus 2022 buiten behandeling was gesteld. De rechtbank had op 26 januari 2023 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. H.E. Visscher, heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.
De Raad van State heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De rechtbank had terecht overwogen dat de vreemdeling de in beroep overgelegde documenten kan gebruiken voor een nieuwe asielaanvraag, mocht zij menen dat zij nu wel een complete aanvraag kan indienen. De Raad van State oordeelde dat het hogerberoepschrift geen vragen bevatte die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moesten worden, zoals bedoeld in artikel 91, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
Uiteindelijk heeft de Raad van State de uitspraak van de rechtbank bevestigd en bepaald dat de staatssecretaris geen proceskosten hoeft te vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 21 juni 2023.