202302153/1/R1 en 202302153/2/R1.
Datum uitspraak: 21 juni 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)) en, met toepassing van artikel 8:86 van die wet, op het beroep, in het geding tussen:
[appellant], wonend te Zundert,
en
het college van burgemeester en wethouders van Zundert,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 28 februari 2023 heeft het college locaties aangewezen voor de plaatsing van voorzieningen voor de inzameling van huishoudelijk afval (restafval, GFT+E en papier en karton) en brenglocaties aangewezen voor de inzameling van luiers en incontinentiemateriaal.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld en tevens de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] heeft een nader stuk ingediend.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 15 juni 2023, waar [appellant], vergezeld door [gemachtigde] en bijgestaan door mr. R.H.U. Keizer, advocaat te Roosendaal, en het college, vertegenwoordigd door mr. J.J.M. Roelands en ing. C.A.M. Veenman, zijn verschenen.
Partijen hebben toestemming gegeven onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.
Overwegingen
1. In bijlage 1 bij het besluit van 28 februari 2023 zijn locaties aangewezen voor (semi-)ondergrondse voorzieningen voor de inzameling van huishoudelijk afval door huishoudens die geen gebruik kunnen maken van minicontainers, bijvoorbeeld bij hoogbouw. Deze zaak gaat specifiek over de locatie voor inzamelvoorzieningen die is aangeduid als ‘Zundert - Achtertuin Wildertsedijk’ (hierna: de locatie).
[appellant] woont naast de locatie op het perceel [locatie] in Zundert. Hij kan zich niet met de aanwijzing van de locatie verenigen omdat hij vreest dat de komst van de inzamelvoorzieningen zijn woon- en leefklimaat zal aantasten.
2. [appellant] betoogt ten eerste dat de locatie niet voldoet aan de randvoorwaarden die het college bij zijn besluitvorming heeft betrokken en daarom ongeschikt is. [appellant] voert in dat kader aan dat zich ondergrondse kabels en leidingen bevinden op de aangewezen locatie of op onvoldoende afstand daarvan. Ter onderbouwing wijst [appellant] op een overzichtskaart van het Kadaster waarop volgens hem te zien is dat op de locatie meerdere datakabels, een gasleiding en een stroomkabel lopen richting de woning van [appellant]. Daarnaast voldoet de locatie volgens [appellant] niet aan de vereiste minimale afstand van 5 m tussen de gevel van een woning en het hart van de dichtstbij gelegen container. De zuidoostelijke hoek van de aangewezen locatie ligt op 4,5 m van de voorgevel van zijn woning en op nog kleinere afstand van de zijgevel van de garage waarop ook een woonbestemming rust, zo stelt hij. Ook voert [appellant] aan dat de aangewezen locatie half in een bocht, vóór een T-splitsing en naast een doodlopende weg ligt, waardoor verkeersonveilige situaties ontstaan bij het legen van de containers.
[appellant] betoogt ten tweede dat de nadelige gevolgen van de aanwijzing van de locatie onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen doelen. Hij voert daarbij aan dat er geen noodzaak bestaat om deze locatie aan te wijzen, gezien de ligging tussen en nabij twee andere aangewezen locaties. Op een afstand van 77 m ligt immers de aangewezen locatie ‘Zundert - Achtertuin parkeerplaats’ en op een afstand van 270 m ligt de locatie ‘Zundert - Poteindplein’. Deze locaties liggen dus slechts 350 m uit elkaar, waardoor de locatie bij zijn woning overbodig is, zo stelt [appellant]. Volgens [appellant] voldoet de locatie ‘Zundert - Achtertuin parkeerplaats’ wel aan alle randvoorwaarden en kunnen zo nodig op die locatie wat meer containers worden gecombineerd. Daarnaast zijn de gevolgen van de aanwijzing van de locatie volgens [appellant] onevenredig omdat hij slechtziend is en een naast familielid van hem blind is. Zij hebben er daarom in het bijzonder last van dat de voor hen bekende omgeving feitelijk verandert en daarin meer obstakels komen, zo stelt hij. Verder voert [appellant] aan dat de containers ten koste gaan van ten minste één openbare parkeerplek, waardoor de al bestaande parkeeroverlast zal toenemen. In de huidige situatie wordt namelijk regelmatig foutgeparkeerd op het trottoir van de Wildertsedijk.
2.1. Bij de keuze van een locatie voor inzamelvoorzieningen moet het college een afweging maken van alle belangen die betrokken zijn bij de vaststelling van het locatieplan. Daarbij heeft het college beleidsruimte. De voorzieningenrechter beoordeelt, aan de hand van de beroepsgronden, of de nadelige gevolgen van de aanwijzing van de locatie niet onevenredig zijn in verhouding tot de met de aanwijzing te dienen doelen. Daarbij beoordeelt hij of het college de locatie geschikt heeft mogen achten voor de plaatsing van de inzamelvoorzieningen.
2.2. Bij het vaststellen van de locaties voor de (semi-)ondergrondse inzamelvoorzieningen heeft het college de uitgangspunten gehanteerd zoals neergelegd in de Randvoorwaarden "Bepalen locatie ondergrondse container" (ZD220259573) (hierna: de randvoorwaarden). De randvoorwaarden luiden, voor zover van belang:
"Algemeen
Locaties voor ondergrondse containers voor huishoudelijk afval bij hoogbouw moeten voldoen aan de in dit document gestelde criteria.
Op één inzamellocatie mogen uitsluiten de volgende afvalstromen gecombineerd zijn:
- verpakkingsglas, textiel en PMD, óf
- huishoudelijke restafval, GFT+E en OPK.
Locatiekeuze
- De locatie ligt in de directe omgeving van hoogbouwwoningen (WOZ objecttypes: bovenwoning, appartement, maisonnette of penthouse).
- De streefwaarde voor de maximale loopafstand tussen een hoogbouwwoning en een inzamellocatie bedraagt 200 meter. Afwijken van de streefwaarde is mogelijk vanwege het ontbreken van een geschikte locatie en/of efficiency en doelmatigheid.
[…]
Veiligheid
- Het ledigingsvoertuig kan de locatie zonder achteruitrijden bereiken en verlaten. Achteruit insteken is toegestaan, mits de inzamelaar deze manoeuvre als veilig beoordeelt.
- De locatie is goed zichtbaar vanuit de directe omgeving en goed verlicht.
- Er is voldoende sociale controle op de locatie.
Voorkomen overlast
- De minimale afstand tussen de gevel van een woning en het hart van de dichtstbij gelegen container bedraagt 5 meter. Bij een blinde muur is de minimale afstand 2 meter.
[…]
Uitgesloten locaties
- Locaties met kabels en/of leidingen in de ondergrond of onvoldoende afstand tot kabels en leidingen.
[…]"
2.3. De voorzieningenrechter is van oordeel dat het college de locatie geschikt heeft mogen achten voor het plaatsen van containers. Daarbij is het volgende van belang. Het college heeft toegelicht dat voor de ondergrondse kabels en leidingen een marge is gehanteerd: er is een wat ruimer besluitvlak vastgesteld voor het geval uit proefgravingen volgt dat de kabels en/of leidingen anders liggen dan zoals volgt uit de zogenoemde KLIC-meldingen. In ieder geval is er ruimte voor drie containers met elk een oppervlakte van 4 m2. Over de afstand tot de woning van [appellant] heeft het college toegelicht dat wordt voldaan aan de richtafstanden. Voor de afstand vanaf de gevel geldt dat deze weliswaar 4,5 m is tot aan de hoek van de aangewezen locatie, maar dat daarbij nog 90 cm moet worden opgeteld tot aan het hart van de container. Dat is samen dus meer dan 5 m. Voor de afstand vanaf de garage geldt dat de wand die richting de locatie is gekeerd, een blinde muur is, zodat een afstand van 2 m moet worden aangehouden. Daaraan wordt voldaan. Over de verkeersveiligheid bij het legen van de containers overweegt de voorzieningenrechter dat het college heeft toegelicht dat het legen slechts vier minuten duurt en dat zowel de verkeersdeskundige van de gemeente als de afvaldienst hebben gezegd dat op de locatie veilig korte tijd kan worden stilgestaan om de containers te legen. In wat [appellant] heeft aangevoerd, ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding voor het oordeel dat de aangewezen locatie niet in overeenstemming is met de randvoorwaarden en om die reden niet geschikt zou zijn.
Het betoog faalt.
2.4. Omdat de voorzieningenrechter hiervoor heeft geoordeeld dat het college de locatie geschikt heeft mogen achten voor het plaatsen van inzamelvoorzieningen, staat de voorzieningenrechter ten slotte voor de vraag of het college aanleiding had moeten zien om deze locatie desalniettemin niet aan te wijzen.
2.5. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter had het college aanleiding moeten zien om af te zien van het aanwijzen van de locatie bij de woning van [appellant], omdat de nadelige gevolgen onevenredig zijn in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen. Het volgende is van belang. Voor de plaatsing van de inzamelvoorzieningen op de locatie zal in ieder geval één van de bestaande parkeerplaatsen vervallen. Daarnaast heeft [appellant] toegelicht dat de locatie voor hem in het bijzonder wegens persoonlijke omstandigheden nadelige gevolgen oplevert. Om de behoefte aan deze locatie voor inzamelvoorzieningen te onderbouwen, heeft het college een tekening overgelegd waarop de verzorgingsgebieden van de aangewezen locaties zijn weergegeven door middel van cirkels met een straal van 150 m. Het college gaat er daarbij van uit dat een hemelsbrede straal van 150 m vergelijkbaar is met de loopafstand van 200 m in de randvoorwaarden. Het is logisch dat mensen van en naar een container vaak bijvoorbeeld om een huizenblok moeten lopen. Een loopafstand van 200 m zal dus vaak hemelsbreed op een kleinere afstand neerkomen. Of het college met de keuze voor die 150 m een werkelijke loopafstand van 200 m goed benadert, is onzeker. Als je wel uitgaat van de tekening, dan volgt daaruit dat de cirkels van de locaties ‘Zundert - Achtertuin parkeerplaats’ en ‘Zundert - Poteindplein’ elkaar bijna raken. Het verzorgingsgebied van de locatie waar het nu om gaat, bestrijkt het tussengelegen gebied, maar bedient een verzorgingsgebied dat voor het overgrote deel overlapt met die van de locaties ‘Zundert - Achtertuin parkeerplaats’ en ‘Zundert- Poteindplein’. Dat er vanuit capaciteitsoogpunt toch behoefte aan de aangewezen locatie bestaat, heeft het college daarom niet duidelijk weten te maken.
Het betoog slaagt.
Conclusie
3. Het beroep is gegrond. Het besluit van 28 februari 2023 dient wegens strijd met artikel 3:4, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht te worden vernietigd voor zover daarin de locatie ‘Zundert - Achtertuin Wildertsedijk’ is aangewezen.
4. Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen. Omdat het besluit wordt vernietigd, is zo’n voorziening niet meer nodig.
5. Het college moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het beroep gegrond;
II. vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van 28 februari 2023, kenmerk Z20-004141, voor zover daarin de locatie ‘Zundert - Achtertuin Wildertsedijk’ is aangewezen;
III. wijst het verzoek af;
IV. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Zundert tot vergoeding van bij [appellant] in verband met de behandeling van het beroep en het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 2.511,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
V. gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Zundert aan [appellant] het door hem voor de behandeling van het beroep en het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 368,00 vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. D.A. Verburg, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. J.J. den Broeder, griffier.
w.g. Verburg
voorzieningenrechter
w.g. Den Broeder
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 21 juni 2023