ECLI:NL:RVS:2023:2376

Raad van State

Datum uitspraak
21 juni 2023
Publicatiedatum
20 juni 2023
Zaaknummer
202207154/2/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • G.T.J.M. Jurgens
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van bestemmingsplan 'Prinsenstraat, fase 3' in Zundert wegens strijd met goede ruimtelijke ordening en milieucategorieën

Op 21 juni 2023 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoeker A, wonend en gevestigd te Zundert, een voorlopige voorziening heeft gevraagd tegen het bestemmingsplan 'Prinsenstraat, fase 3', vastgesteld door de raad van de gemeente Zundert op 15 november 2022. Dit bestemmingsplan maakt de bouw van maximaal 80 woningen mogelijk in het binnengebied Veldstraat. Verzoeker A, die direct aan het plangebied woont en zijn bedrijf, een garage, daar heeft, vreest dat de nieuwe woningen zijn bedrijfsvoering en woon- en leefklimaat negatief zullen beïnvloeden.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening behandeld op 7 juni 2023. Verzoeker A heeft aangevoerd dat het plan in strijd is met een goede ruimtelijke ordening, onder andere vanwege een toename van geluidsoverlast en stankoverlast door een geplande retentievijver. Ook heeft hij betoogd dat de afstand tussen zijn bedrijf en de nieuwe woningen niet voldoet aan de richtafstanden zoals opgenomen in de VNG-brochure, wat gevolgen heeft voor zijn bedrijfsvoering.

De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat er voldoende redenen zijn om het vaststellingsbesluit te schorsen, voor zover het woningbouw mogelijk maakt binnen een afstand van 30 meter van het perceel dat door verzoeker A wordt gebruikt. De raad van de gemeente Zundert is veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan verzoeker A en verzoeker B. De uitspraak benadrukt de noodzaak van zorgvuldige afwegingen bij de vaststelling van bestemmingsplannen, vooral als deze invloed hebben op bestaande bedrijfsactiviteiten.

Uitspraak

202207154/2/R2.
Datum uitspraak: 21 juni 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoeker A] en [verzoeker B] (hierna tezamen en in enkelvoud: [verzoeker A]), wonend respectievelijk gevestigd te Zundert,
verzoeker,
en
de raad van de gemeente Zundert,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 15 november 2022 heeft de raad het bestemmingsplan "Prinsenstraat, fase 3" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [verzoeker A] beroep ingesteld.
[verzoeker A] heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op zitting behandeld op 7 juni 2023, waar [verzoeker A], vertegenwoordigd door mr. R.J. Grasmeijer, rechtsbijstandverlener te Amsterdam, en de raad, vertegenwoordigd door L. Sekkour, bijgestaan door mr. S.M. Schipper, advocaat te Breda, zijn verschenen. Verder is op de zitting [vennootschap]., vertegenwoordigd door [gemachtigde] en mr. J.M.J. in ‘t Groen, als partij gehoord.
Overwegingen
Inleiding
1.       Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.       Het plan maakt de bouw van maximaal 80 woningen en de realisatie van bijbehorende inrichting van de openbare ruimte in het zogenoemde ‘binnengebied Veldstraat’ in de gemeente Zundert mogelijk. [verzoeker A] woont aan de [locatie 1] in Zundert, direct tegen het plangebied aan en heeft daar ook zijn bedrijf, [verzoeker B], een garage waar voertuigen worden onderzocht, gerepareerd en verhandeld.
[verzoeker A] heeft beroep ingesteld, omdat hij het niet eens is met het plan. Hij vreest dat hij in de toekomst zal worden belemmerd in zijn bedrijfsvoering als gevolg van de in het plan voorziene woningen. Daarnaast vreest hij dat zijn woon- en leefklimaat zal worden aangetast.
[verzoeker A] heeft de voorzieningenrechter na het verstrijken van de beroepstermijn verzocht een voorlopige voorziening te treffen, inhoudende een schorsing van het vaststellingsbesluit. De aanleiding voor dit verzoek is het besluit van 30 maart 2023 van het college van burgemeester en wethouders van Zundert, waarbij op basis van het plan aan [vennootschap]. een omgevingsvergunning is verleend voor het bouwen van 51 woningen met bijgebouwen en het aanleggen van in- en uitritten (fase 5) op gronden gelegen in het plangebied.
Spoedeisendheid
3.       Tegen voormelde omgevingsvergunning heeft [verzoeker A] bezwaar gemaakt. Het college heeft nog niet op dit bezwaar beslist. Als het vaststellingsbesluit niet wordt geschorst, blijft het plan ook bij het besluit op bezwaar het toetsingskader voor de omgevingsvergunning. Om die reden bestaat een spoedeisend belang bij het treffen van een voorlopige voorziening.
Strijd met een goede ruimtelijke ordening
4.       De voorzieningenrechter zal een voorlopig rechtsmatigheidsoordeel geven over het betoog van [verzoeker A] dat het plan in strijd met een goede ruimtelijke ordening is vastgesteld. In de eerste plaats voert [verzoeker A] daartoe aan dat de toename van het verkeer als gevolg van de in het plan voorziene woningen leidt tot een hogere geluidbelasting op de gevel van zijn woning. Het aan het vaststellingsbesluit ten grondslag liggende akoestisch onderzoek is volgens [verzoeker A] onzorgvuldig, omdat zijn woning hierbij niet is betrokken.
In de tweede plaats voert [verzoeker A] aan dat hij stankoverlast en overlast in de vorm van ongedierte gaat ondervinden van de retentievijver die in het plan vlak achter zijn perceel is voorzien. Volgens [verzoeker A] is ten onrechte niet onderzocht wat de retentievijver doet met het grondwaterpeil ter plaatse van zijn woning. Verder is ten onrechte niet onderzocht welke gevolgen de verplaatsing van de retentievijver heeft voor de fundering van de erfafscheiding op zijn perceel.
In de derde plaats voert [verzoeker A] aan dat hij door het plan in zijn bedrijfsvoering zal worden belemmerd. Volgens [verzoeker A] vallen de verhuuractiviteiten van zijn bedrijf onder milieucategorie 3.1. Dit betekent dat er minimaal een afstand van 50 m moet worden aangehouden tussen zijn bedrijf en de in het plan voorziene woningen, hetgeen niet het geval is. [verzoeker A] verwijst naar de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 2 oktober 2017 in zaaknummer 16/8289, waaruit volgens hem volgt dat zijn bedrijfsactiviteiten onder het overgangsrecht vallen van het ter plaatse van zijn perceel geldende bestemmingsplan "Woongebieden Zundert".
Geluid
4.1.    Uit het rapport van 10 januari 2022 van het in opdracht van de raad door Antea Group uitgevoerde akoestisch onderzoek volgt dat de geluidsbelasting afkomstig van het autonome verkeer op de Veldstraat op de bestaande woningen ten hoogste 56 dB bedraagt. De geluidsbelasting als gevolg van de verkeersaantrekkende werking, waarbij gebruik wordt gemaakt van de nieuwe ontsluitingsweg van fase 5, bedraagt ten hoogste 58 dB. De geluidsbelasting neemt ten hoogste met 2,9 dB toe. Dit is alleen het geval op de zijgevel van de woning aan de [locatie 2], die direct aan de nieuwe ontsluitingsweg komt te liggen. Op de overige bestaande woningen in de omgeving is de toename lager, omdat deze woningen verder van de ontsluitingsweg liggen. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter mocht de raad er daarom voor kiezen om de woning van [verzoeker A] niet in het akoestisch onderzoek te betrekken.
Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter heeft de raad met het akoestisch onderzoek voldoende gemotiveerd dat de geluidsbelasting op de gevel van de woning van [verzoeker A] als gevolg van de verkeersaantrekkende werking niet onevenredig toeneemt.
Retentievijver
4.2.    Het plan maakt de verplaatsing van een retentievijver in het plangebied mogelijk. Deze retentievijver komt vlak achter het perceel van [verzoeker A] te liggen. De raad heeft door Antea Group een onderzoek laten uitvoeren naar de verplaatsing van de retentievijver. De resultaten daarvan zijn neergelegd in de memo "Onderzoek verplaatsing retentie" van 10 december 2021. Ook heeft de raad door Antea Group een watertoets laten uitvoeren. De resultaten daarvan zijn neergelegd in het rapport "Waterhuishoudings- en rioleringsplan" van 10 februari 2020. In deze watertoets is ook de grondwaterstand betrokken. [verzoeker A] heeft de bevindingen van deze onderzoeken niet gemotiveerd bestreden. Verder heeft de raad op de zitting toegelicht dat van de huidige retentievijver geen overlast bekend is en om die reden het ook niet aannemelijk is dat de nieuwe retentievijver voor overlast zal zorgen.
Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter heeft de raad met de memo "Onderzoek verplaatsing retentievijver" en de watertoets voldoende gemotiveerd dat de retentievijver niet voor onevenredige overlast zal gaan zorgen en dat deze onderzoeken geen aanleiding geven voor het oordeel dat de fundering van de erfafscheiding op het perceel van [verzoeker A] door de retentievijver zal worden aangetast.
Richtafstand
4.3.    Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter vallen niet alle bedrijfsactiviteiten van [verzoeker A] onder het overgangsrecht van het bestemmingsplan "Woongebieden Zundert". Mede gelet op de voormelde uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant vallen alleen de autoreparaties, de in- en verkoop van autobanden en het bedrijfsmatig stallen van voertuigen onder het overgangsrecht. Met de invloed van deze milieubelastende activiteiten op de in het plan voorziene woningen heeft de raad rekening te houden. Het is de voorzieningenrechter niet gebleken dat de raad dat voldoende heeft gedaan en daartoe overweegt zij als volgt.
4.4.    De raad heeft bij de vaststelling van het plan aansluiting gezocht bij de brochure "Bedrijven en milieuzonering" van de Vereniging Nederlandse Gemeenten (hierna: de VNG-brochure). Het plangebied is, naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter, te typeren als een "rustige woonwijk" als bedoeld in de VNG-brochure. De raad heeft op de zitting gesteld dat sprake is van het omgevingstype "gemengd gebied", maar heeft dit niet aannemelijk gemaakt.
In de VNG-brochure zijn voor verschillende milieucategorieën richtafstanden voor onder meer geur en geluid opgenomen. Niet in geschil is dat de legale bedrijfsactiviteiten van [verzoeker A] in milieucategorie 2 als bedoeld in de "Lijst met bedrijfsactiviteiten" van bijlage 1 bij de VNG-brochure vallen. Daarvoor geldt een richtafstand van 30 m in een rustige woonwijk.
4.5.    Op de zitting is vast komen te staan dat de bedrijfsactiviteiten van [verzoeker A] niet alleen worden geëxploiteerd op het perceel [locatie 1], maar ook op gronden die in het verlengde van dit perceel liggen. Deze gronden maken deel uit van het perceel kadastraal bekend als gemeente Zundert sectie P nummer 1100. De raad stelt dat [verzoeker A] geen eigenaar is van dit perceel. Volgens [verzoeker A] is dit voor de planologische rechtmatigheid van zijn activiteiten niet van belang. Deze procedure leent zich niet voor beantwoording van de vraag tot hoever de overgangsrechtelijke bescherming van het bestemmingsplan "Woongebieden Zundert" precies strekt.
Op de zitting is aan de hand van getoond kaartmateriaal niet gebleken dat aan de richtafstand van 30 m wordt voldaan als wordt gemeten vanaf deze door [verzoeker A] in gebruik zijnde gronden. De voorzieningenrechter ziet daarom aanleiding om het vaststellingsbesluit te schorsen, voor zover het woningbouw mogelijk maakt binnen een afstand van 30 m gemeten vanaf het gedeelte van het perceel kadastraal bekend als gemeente Zundert sectie P nummer 1100, dat door [verzoeker A] wordt gebruikt. Hoewel [verzoeker A] heeft verzocht om schorsing van het hele plan, ziet de voorzieningenrechter daartoe geen aanleiding, gelet op het voorgaande en gelet op de belangen van de raad en [vennootschap]. bij de voortgang van de ontwikkeling van de overige gronden in het plangebied.
Conclusie
5.       Gelet op het voorgaande ziet de voorzieningenrechter aanleiding de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen.
6.       De raad moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van de raad van de gemeente Zundert van 15 november 2022 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Prinsenstraat, fase 3", voor zover dat woningbouw mogelijk maakt binnen een afstand van 30 m gemeten vanaf het gedeelte van het perceel kadastraal bekend als gemeente Zundert sectie P nummer 1100, dat in het verlengde ligt van het perceel [locatie 1];
II.       veroordeelt de raad van de gemeente Zundert tot vergoeding van bij [verzoeker A] en [verzoeker B] in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.674,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
III.      gelast dat de raad van de gemeente Zundert aan [verzoeker A] en [verzoeker B] het door hen voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 365,00 vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. G.T.J.M. Jurgens, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.A. Graaff-Haasnoot, griffier.
w.g. Jurgens
voorzieningenrechter
w.g. Graaff-Haasnoot
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 21 juni 2023
531-1019