ECLI:NL:RVS:2023:2345

Raad van State

Datum uitspraak
16 juni 2023
Publicatiedatum
15 juni 2023
Zaaknummer
202301055/2/R4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake bestemmingsplan 'Uitbreiding De Copen' van de gemeente Lopik

Op 20 december 2022 heeft de raad van de gemeente Lopik het bestemmingsplan 'Uitbreiding De Copen' gewijzigd vastgesteld, wat de verplaatsing van een bedrijf van [partij] van Polsbroek naar het bedrijventerrein De Copen mogelijk maakt. [verzoeker], die een tuincentrum exploiteert op een perceel dat grenst aan dit bedrijventerrein, heeft beroep ingesteld tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening om te voorkomen dat er omgevingsvergunningen worden verleend op basis van het nieuwe bestemmingsplan. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 8 juni 2023 behandeld, waarbij [verzoeker] via videoverbinding aanwezig was en de raad vertegenwoordigd was door J.H.H. van Luijt, L. Kooijman-de Koning en J. Jansen. Ook andere partijen, waaronder [partij] en OML B.V., waren vertegenwoordigd.

De voorzieningenrechter oordeelde dat het belang van [verzoeker] om een onomkeerbare situatie te voorkomen zwaarder weegt dan de belangen van de raad en [partij]. De voorzieningenrechter wees het verzoek toe en schorste het besluit van de raad van de gemeente Lopik tot vaststelling van het gewijzigde bestemmingsplan 'Uitbreiding De Copen'. Tevens werd de raad gelast om het griffierecht van [verzoeker] te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, voorzieningenrechter, en is openbaar uitgesproken op 16 juni 2023.

Uitspraak

202301055/2/R4.
Datum uitspraak: 16 juni 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoeker], wonend te Lopik,
en
de raad van de gemeente Lopik,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 20 december 2022 heeft de raad het bestemmingsplan "Uitbreiding De Copen" gewijzigd vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [verzoeker] beroep ingesteld.
[verzoeker] heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 8 juni 2023, waaraan [verzoeker] via een videoverbinding heeft deelgenomen en waar de raad, vertegenwoordigd door J.H.H. van Luijt, L. Kooijman-de Koning en J. Jansen, is verschenen. Voorts zijn ter zitting [partij], vertegenwoordigd door [gemachtigde A] en [gemachtigde B], en OML B.V., vertegenwoordigd door [gemachtigde C], [gemachtigde D] en [gemachtigde E], bijgestaan door mr. M.H. Blokvoort, advocaat te Deventer, als partij gehoord.
Overwegingen
1.       Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
Inleiding
2.       Bij besluit van 20 december 2022 heeft de raad het bestemmingsplan "Uitbreiding De Copen" gewijzigd vastgesteld. Het bestemmingsplan voorziet in de verplaatsing van het bedrijf van [partij] (hierna: [partij]) van Polsbroek naar bedrijventerrein De Copen. Verder voorziet het bestemmingsplan in uitbreidingsmogelijkheden voor bedrijven die al gevestigd zijn op bedrijventerrein De Copen.
[verzoeker] heeft tegen dat besluit beroep ingesteld. [verzoeker] woont op het perceel [locatie]. Dat perceel grenst aan het bedrijventerrein De Copen en aan de N210-weg. Hij exploiteert daar ook een tuincentrum.
3.       Om te voorkomen dat op basis van dit bestemmingsplan omgevingsvergunningen kunnen worden verleend, verzoekt [verzoeker] het besluit te schorsen. Hij voert daartoe aan dat in geval van afwijzing van het verzoek om een voorlopige voorziening mogelijk een onomkeerbare situatie ontstaat, waarbij inmiddels gebouwde gebouwen op het perceel zouden mogen blijven staan op grond van een daartoe verleende vergunning, ongeacht de uitkomst van de bodemzaak. Dit volgt uit de zogenoemde Tegelen-jurisprudentie, die is neergelegd in de uitspraak van de Afdeling van 21 december 1999, ECLI:NL:RVS:1999:AA4296.
Beoordeling van het verzoek
4.       [verzoeker] betoogt onder meer dat de voorbereidingsprocedure onjuist is verlopen doordat de publicatie van het ontwerpbesluit een fout bevatte. Verder voert hij aan dat bij de vaststelling van het bestemmingplan ten onrechte geen toepassing is gegeven aan artikel 3.8, vierde lid van de Wet ruimtelijke ordening. Volgens [verzoeker] is voorts de waterberging niet voldoende geborgd in de planregels en op de verbeelding. [verzoeker] voert ten slotte aan dat in het bestemmingsplan de verkeersafwikkeling en de verkeersveiligheid onvoldoende is geborgd.
5.       Gelet op de stukken en het verhandelde ter zitting is de voorzieningenrechter van oordeel dat deze procedure zich niet leent voor behandeling van de opgeworpen vragen van feitelijke en juridische aard, die tamelijk complex zijn. Beantwoording daarvan dient in de bodemprocedure te gebeuren. In de bodemprocedure zal ook de nadere memo van Rho Adviseurs van 31 mei 2023 worden betrokken, alsmede de overige bijlagen bij het verweerschrift van de raad van 1 juni 2023. De voorzieningenrechter zal de vraag of aanleiding bestaat tot het treffen van de gevraagde voorlopige voorziening dan ook uitsluitend beantwoorden aan de hand van een belangenafweging.
Belangenafweging
6.       Het belang van [verzoeker] is erin gelegen dat hij wil voorkomen dat er een onomkeerbare situatie ontstaat. Het belang van de raad is erin gelegen dat er volgens de raad een onhoudbare situatie is in Polsbroek en dat [partij] daarom verplaatst moet worden naar de voorziene uitbreiding van het bedrijventerrein De Copen. Het belang van [partij] is erin gelegen dat er op grond van het bestemmingsplan omgevingsvergunningen worden verleend en dat zij op korte termijn alle werkzaamheden naar De Copen kan verplaatsen. Het belang van OML B.V. is erin gelegen dat de bedrijven die al op het bedrijventerrein gevestigd zijn spoedig de beschikking krijgen over omgevingsvergunningen die de uitbreiding van die bedrijven naar het deel van het bedrijventerrein waarop het bestemmingsplan ziet mogelijk maken.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat het belang van [verzoeker] zwaarder weegt dan de belangen van de raad, [partij] en OML B.V. De voorzieningenrechter acht het ongewenst dat in dit geval vooruitlopend op de behandeling in de bodemprocedure vergunningsprocedures in gang worden gezet, met de daaraan verbonden onomkeerbare gevolgen van dien. Hierbij neemt de voorzieningenrechter in aanmerking dat [partij] al op de nieuwe locatie is gevestigd en vanaf die locatie 90% van de werkzaamheden uitvoert. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft OML met onvoldoende gegevens onderbouwd waarom de bodemprocedure niet kan worden afgewacht. De voorzieningenrechter betrekt ten slotte bij zijn oordeel dat hij zal bevorderen dat de bodemzaak spoedig op een zitting zal worden behandeld.
Conclusie en proceskostenveroordeling
7.       Gelet op het vorenstaande dient het verzoek te worden toegewezen en ziet de voorzieningenrechter aanleiding de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen.
8.       De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        wijst het verzoek toe;
II.       schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van de raad van de gemeente Lopik van 20 december 2022 tot vaststelling van het gewijzigde bestemmingsplan "Uitbreiding De Copen";
III.      gelast dat de raad van de gemeente Lopik aan [verzoeker] het door hem voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 184,00 vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. W.D. Kamphorst-Timmer, griffier.
w.g. Scholten-Hinloopen
voorzieningenrechter
w.g. Kamphorst-Timmer
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 16 juni 2023
776