ECLI:NL:RVS:2023:2332

Raad van State

Datum uitspraak
14 juni 2023
Publicatiedatum
14 juni 2023
Zaaknummer
202301483/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bindend negatief studieadvies voor de opleiding Bouwkunde aan de Technische Universiteit Delft

In deze zaak gaat het om een beroep van [appellant] tegen een bindend negatief studieadvies (BNSA) dat hem is gegeven door de BSA-commissie van de Faculteit Bouwkunde van de Technische Universiteit Delft. De BSA-commissie heeft op 26 augustus 2022 besloten dat [appellant] de BSA-norm niet heeft behaald, ondanks dat hij in eerdere jaren uitstel had gekregen vanwege persoonlijke omstandigheden. Het college van beroep voor de examens heeft het administratieve beroep van [appellant] op 24 november 2022 ongegrond verklaard. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 2 mei 2023 behandeld. [appellant] heeft aangevoerd dat zijn persoonlijke omstandigheden, waaronder ernstige familieproblemen en de gevolgen van de coronamaatregelen, hem hebben belemmerd in zijn studievoortgang. De Afdeling oordeelt echter dat [appellant] voldoende tijd heeft gehad om de benodigde studiepunten te behalen en dat de BSA-commissie terecht heeft besloten om hem een BNSA te geven. De Afdeling verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de beslissing van het college.

Uitspraak

202301483/1/A2.
Datum uitspraak: 14 juni 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te [woonplaats],
appellant,
en
het college van beroep voor de examens van de Technische Universiteit Delft (hierna: het college),
verweerder.
Procesverloop
Bij beslissing van 26 augustus 2022 heeft de BSA-commissie [appellant] namens de decaan van de Faculteit Bouwkunde een bindend negatief studieadvies (hierna: BNSA) gegeven voor de opleiding Bouwkunde.
Bij beslissing van 24 november 2022 heeft het college het daartegen door [appellant] ingestelde administratieve beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze beslissing heeft [appellant] beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak op een zitting behandeld op 2 mei 2023, waar [appellant] en het college, vertegenwoordigd door mr. C.A. van der Meijs en P.J. Bolhouwer, zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1.       [appellant] volgt sinds het studiejaar 2019-2020 de opleiding Bouwkunde aan de Technische Universiteit Delft. Voor een positief studieadvies (hierna: BSA-norm) moet een student in beginsel 45 studiepunten behalen. [appellant] heeft aan het eind van studiejaar 2019-2020 en studiejaar 2020-2021 uitstel gekregen van de BSA-norm vanwege zijn persoonlijke omstandigheden. Doordat de BSA-norm voor [appellant] was uitgesteld, moest hij in studiejaar 2021-2022 alle 60 studiepunten van het eerste jaar behalen. Aan het eind van studiejaar 2021-2022 had [appellant] 45 studiepunten van het eerste jaar behaald. De BSA-commissie heeft [appellant] daarom bij de beslissing van 26 augustus 2022 meegedeeld dat hij de BSA-norm niet heeft behaald en een BNSA krijgt.
2.       Het college is van oordeel dat de BSA-commissie mocht besluiten om [appellant] een BNSA te geven. Het college heeft vastgesteld dat [appellant] niet heeft voldaan aan de BSA-norm. Het college heeft over de persoonlijke omstandigheden die [appellant] heeft aangevoerd het volgende in aanmerking genomen. Het college heeft er allereerst op gewezen dat met de gevolgen van de coronacrisis al rekening is gehouden omdat de BSA-norm lager is. Verder is volgens het college rekening gehouden met de familieomstandigheden die [appellant] heeft aangevoerd, maar kunnen die niet leiden tot het opnieuw uitstellen van de BSA-norm. Daarbij heeft het college van belang geacht dat [appellant] ondanks herhaald advies geen contact heeft opgenomen met de studieadviseur. Het college heeft zich verder op het standpunt gesteld dat het vermoeden van [appellant] dat hij ADHD heeft niet kan meewegen in de beslissing, omdat hij dit niet heeft onderbouwd met stukken. Het is niet de verantwoordelijkheid van de BSA-commissie om hier onderzoek naar te doen.
Wettelijk kader
3.       De relevante wet- en regelgeving is opgenomen in de bijlage die onderdeel uitmaakt van deze uitspraak.
Beroep
4.       [appellant] is het niet eens met de beslissing van het college. Volgens [appellant] moet vanwege zijn persoonlijke omstandigheden worden afgezien van het BNSA. Hij voert aan dat hij ernstige familieomstandigheden heeft ondervonden waarbij hij vanwege de taalachterstand van zijn familie veel verantwoordelijkheden had. Zijn ouders gingen scheiden. Verder had zijn vader hartproblemen en last van psychische problemen. [appellant] wijst op een verslag van de politie van een ernstig incident met zijn vader op 23 september 2020. [appellant] voert verder aan dat hij veel last had van de coronamaatregelen. [appellant] begrijpt niet waarom hij eerder wel uitstel van de BSA-norm heeft gekregen en nu niet.
4.1.    De Afdeling is van oordeel dat het betoog van [appellant] niet slaagt.
[appellant] heeft drie jaar de kans gehad om de studiepunten van het eerste jaar te behalen. Uit de stukken blijkt dat [appellant] in het studiejaar 2021-2022 slechts 10 studiepunten van het eerste jaar heeft behaald. De Afdeling acht het niet aannemelijk dat dit opnieuw te wijten is aan de persoonlijke omstandigheden die [appellant] heeft genoemd en die zijn betrokken bij het eerder verleende uitstel. Daarbij is van belang dat hij in studiejaar 2021-2022 geen contact heeft gezocht met de studieadviseur of op een andere manier hulp heeft gezocht, terwijl hem dat wel meermaals was geadviseerd. Hoewel de Afdeling begrijpt dat [appellant] vanwege zijn familieomstandigheden een zware periode heeft meegemaakt, maakt dat niet dat nogmaals uitstel van de BSA-norm moet worden verleend. Naar het oordeel van de Afdeling heeft het college zich daarom terecht op het standpunt gesteld dat aan [appellant] een BNSA mocht worden gegeven.
Conclusie
5.       Het beroep is ongegrond.
6.       Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. C.J. Borman, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P.A. de Vink, griffier.
w.g. Borman
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. De Vink
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 14 juni 2023
154-1022
BIJLAGE
Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek
Artikel 7.8b. Studieadvies propedeutische fase
1. Het instellingsbestuur van een bekostigde universiteit, hogeschool of levensbeschouwelijke universiteit brengt iedere student uiterlijk aan het einde van diens eerste jaar van inschrijving voor de propedeutische fase van een voltijdse of duale associate degree-opleiding of bacheloropleiding advies uit over de voortzetting van zijn studie binnen of buiten de associate degree-opleiding of de bacheloropleiding. In geval van een deeltijdse associate degree-opleiding of bacheloropleiding regelt het instellingsbestuur het tijdstip waarop dat advies wordt uitgebracht.
[…]
3. Aan een advies als bedoeld in het eerste of tweede lid kan het instellingsbestuur ten aanzien van opleidingen die daartoe door het instellingsbestuur zijn aangewezen, binnen het in het tweede lid bedoelde tijdvak, doch niet eerder dan tegen het einde van het eerste jaar van inschrijving, een afwijzing verbinden. Deze afwijzing kan slechts worden gegeven, indien de student naar het oordeel van het instellingsbestuur, met inachtneming van zijn persoonlijke omstandigheden, niet geschikt moet worden geacht voor de opleiding, doordat zijn studieresultaten niet voldoen aan de vereisten die het bestuur daaromtrent heeft vastgesteld. Het instellingsbestuur kan aan de afwijzing een termijn verbinden. Het instellingsbestuur kan de afwijzing uitstrekken tot opleidingen die met de desbetreffende opleiding het propedeutisch examen gemeen hebben. Het instellingsbestuur kan van de bevoegdheid krachtens dit lid slechts gebruikmaken, indien het in de propedeutische fase van de desbetreffende opleiding zorgt voor zodanige voorzieningen dat de mogelijkheden voor goede studievoortgang zijn gewaarborgd.
4. Voordat het instellingsbestuur tot afwijzing overgaat, geeft het de desbetreffende student een waarschuwing onder bepaling van een redelijke termijn waarbinnen de studieresultaten ten genoegen van dat bestuur moeten zijn verbeterd. Het instellingsbestuur stelt de student alvorens tot een afwijzing over te gaan in de gelegenheid te worden gehoord.
[…]
Uitvoeringsbesluit WHW 2008
Artikel 2.1. Persoonlijke omstandigheden bij bindend studieadvies en verwijzing naar afstudeerrichting
1. De persoonlijke omstandigheden bedoeld in de artikelen 7.8b, derde lid, en 7.9, derde lid, van de wet, zijn:
a. ziekte van betrokkene,
b. lichamelijke, zintuiglijke of andere functiestoornis van betrokkene,
c. zwangerschap van betrokkene,
d. bijzondere familieomstandigheden,
e. het lidmaatschap, daaronder begrepen het voorzitterschap, van:
1. bij universiteiten: de universiteitsraad, faculteitsraad, het orgaan dat is ingesteld op grond van de medezeggenschapsregeling, bedoeld in artikel 9.30, derde lid, onderscheidenlijk artikel 9.51, tweede lid, van de wet, het bestuur van een opleiding of de opleidingscommissie, alsmede het lidmaatschap van het bestuur van een stichting die blijkens haar statuten tot doel heeft de exploitatie van voorzieningen, behorende tot de studentenvoorzieningen, dan wel van een daarmee naar het oordeel van het instellingsbestuur gelet op de taak gelijk te stellen orgaan,
2. bij hogescholen: de medezeggenschapsraad, deelraad, studentencommissie of opleidingscommissie,
f. andere in de regelingen, bedoeld in de artikelen 7.8b, zesde lid, en 7.9, vijfde lid, van de wet door het instellingsbestuur aan te geven omstandigheden waarin betrokkene activiteiten ontplooit in het kader van de organisatie en het bestuur van de zaken van de instelling,
g. het lidmaatschap van het bestuur van een studentenorganisatie van enige omvang met volledige rechtsbevoegdheid, dan wel van een vergelijkbare organisatie van enige omvang, bij wie de behartiging van het algemeen maatschappelijk belang op de voorgrond staat en die daartoe daadwerkelijk activiteiten ontplooit,
h. andere in de onderwijs- en examenregeling, bedoeld in artikel 7.13 van de wet, op grond van artikel 7.13, tweede lid, onderdeel f, van de wet, vast te leggen persoonlijke omstandigheden,
i. andere dan in de onderdelen a tot en met h bedoelde persoonlijke omstandigheden die, indien zij door het instellingsbestuur niet in de beoordeling zouden worden betrokken, zouden leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.
[…]
Onderwijs- en Examenregeling Faculteit Bouwkunde
Artikel 1.36 Negatief Bindend Studie Advies
1. De student die aan het eind van het eerste studiejaar (laatste resultaatdatum 31 augustus) minder dan 45 studiepunten behaald heeft, krijgt een negatief bindend studieadvies. De inschrijving van deze student wordt met ingang van de eerste van de maand volgend op de dagtekening van het besluit waarin dit advies staat vermeld, beëindigd, echter niet eerder dan met ingang van 1 september van het jaar volgend op het eerste studiejaar.
[…]
6. Indien de decaan oordeelt dat een student op grond van persoonlijke omstandigheden de norm van 45 studiepunten niet heeft kunnen halen, verleent hij de student toestemming om in het volgende studiejaar de norm van 45 studiepunten uit het programma voor het eerste studiejaar van de opleiding waarvoor de student is ingeschreven te behalen, waarbij de reeds in het eerste studiejaar behaalde studiepunten niet mogen worden meegerekend, dan wel het eerste studiejaar geheel af te ronden.