ECLI:NL:RVS:2023:2318

Raad van State

Datum uitspraak
14 juni 2023
Publicatiedatum
14 juni 2023
Zaaknummer
202106021/1/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan wijziging agrarische bestemming naar verhuurbedrijf en bed&breakfast in Liempde

Op 14 juni 2023 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak over het bestemmingsplan voor de locatie in Liempde, waar de raad van de gemeente Boxtel op 8 juni 2021 een wijziging van de agrarische bestemming heeft vastgesteld. Het plan maakt de transformatie van een voormalige varkenshouderij mogelijk naar een verhuurbedrijf en een bed&breakfast. De vereniging Het Groene Hart Brabant, als appellante, heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, omdat zij van mening is dat het behoud van een deel van de bedrijfsbebouwing in strijd is met de noodzaak voor grootschalige natuurontwikkeling in het gebied "Het Groene Woud". De vereniging betoogt dat de raad onvoldoende rekening heeft gehouden met de beëindiging van de agrarische activiteiten en de noodzaak om het perceel beschikbaar te houden voor natuurontwikkeling.

Tijdens de zitting op 16 februari 2023 is de zaak behandeld, waarbij de vereniging en de raad hun standpunten hebben toegelicht. De raad heeft in zijn besluitvorming een belangenafweging gemaakt, waarbij de aspecten van landschap en natuur een belangrijke rol hebben gespeeld. De Afdeling oordeelt dat de raad een deugdelijk gemotiveerde keuze heeft gemaakt om een bedrijfsbestemming toe te kennen aan een deel van het perceel, met als doel een kwaliteitsverbetering te realiseren. De Afdeling concludeert dat de door de vereniging aangevoerde nadelige gevolgen van het bestemmingsplan niet onevenredig zijn in verhouding tot de met het plan te dienen doelen.

De uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak is dat het beroep van de vereniging ongegrond is verklaard, en de raad hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. W.M. Boer, griffier.

Uitspraak

202106021/1/R1.
Datum uitspraak: 14 juni 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
vereniging Het Groene Hart Brabant, gevestigd te Den Dungen, gemeente Sint-Michielsgestel,
appellante,
en
de raad van de gemeente Boxtel,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 8 juni 2021 heeft de raad het bestemmingsplan "[locatie], Liempde" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft de vereniging beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[partij] heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De vereniging heeft nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 16 februari 2023, waar de vereniging, vertegenwoordigd door [gemachtigde A], en de raad, vertegenwoordigd door mr. D. Jordans, zijn verschenen. Voorts heeft [partij] via een videoverbinding aan de zitting deelgenomen, in de zittingzaal bijgestaan door mr. M.R.A. Arntz, rechtsbijstandverlener te Leusden, vergezeld door [gemachtigde B], [gemachtigde C] en [gemachtigde D].
Overwegingen
Inleiding
1.       Het plan voorziet in een wijziging van een agrarische bedrijfsbestemming naar een bestemming die een verhuurbedrijf en een bed&breakfast mogelijk maakt op de gronden aan de [locatie] in Liempde. Een voormalige varkenshouderij wordt getransformeerd tot een verhuurbedrijf en een bed&breakfast. Het verhuurbedrijf zal opslag- en stallingsruimte beschikbaar stellen. Daarvoor en voor de bed&breakfast zal een deel van de bestaande bedrijfsbebouwing geschikt worden gemaakt. Daarnaast is aan de tweede bedrijfswoning op het perceel een woonbestemming toegekend. [partij] is eigenaar van het perceel en initiatiefnemer van de ontwikkeling.
2.       De vereniging kan zich niet met het plan verenigen omdat hiermee een deel van de bedrijfsbebouwing in het plangebied behouden blijft. Volgens de vereniging is de voorheen aanwezige varkenshouderij al geruime tijd beëindigd. Hierin had de raad aanleiding moeten zien om het perceel te benutten voor de grootschalige natuurontwikkeling in dit centrale deel van het gebied "Het Groene Woud", waarvan de gemeente in een gebiedsconvenant uit 2003 de noodzaak heeft onderschreven.
Toetsingskader
3.       Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling oordeelt niet zelf of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het plan onevenredig zijn in verhouding tot de met het plan te dienen doelen.
De beroepsgronden
4.       De vereniging betoogt dat de raad uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening geen nieuwe gebruiksmogelijkheden van de bestaande bebouwing had moeten toelaten. De gronden liggen centraal in het gebied "Het Groene Woud", in de verbindingszone tussen natuurgebied De Geelders en de rivier de Dommel. Voor de landschap- en natuurontwikkeling in Het Groene Woud is in 2003 een gebiedsconvenant gesloten dat onder andere is getekend door de gemeente Boxtel. In dit convenant zijn de betrokken partijen inspanningsverplichtingen aangegaan, gericht op grootschalige natuurontwikkeling, aldus de vereniging. Ter zitting heeft de vereniging erop gewezen dat van die grootschalige natuurontwikkeling inmiddels al 350 ha is gerealiseerd en in de komende jaren moet nog eens 350 ha daarvoor worden gevonden. Volgens de vereniging is het perceel [locatie] bij uitstek geschikt om aan deze grootschalige natuurontwikkeling toe te voegen, vanwege de centrale ligging in Het Groene Woud. Daarnaast heeft de raad bij zijn besluitvorming te weinig betekenis toegekend aan de omstandigheid dat de varkenshouderij al in 2009 is beëindigd en de agrarische activiteiten die sindsdien op het perceel plaatsvinden beperkt zijn. Tegen deze achtergrond had de raad het perceel vrij van activiteiten moeten houden en daarmee beschikbaar moeten houden voor natuurontwikkeling.
Verder betoogt de vereniging dat het plan weliswaar een voorwaardelijke verplichting bevat voor de realisatie van een landschappelijke inpassing, maar volgens haar is deze landschappelijke inpassing niet toereikend. Delen van de kavelbegrenzing zullen niet worden beplant en de beoogde beplanting is niet wintergroen. Volgens de vereniging kan met een verplaatsing van de ontsluitingsweg van de bedrijfsbebouwing aanzienlijke winst worden behaald uit landschappelijk oogpunt. Daarvoor had dus gekozen moeten worden. Ter zitting heeft de vereniging nog gesteld dat inmiddels een aanvraag om omgevingsvergunning voor bouwen is ingediend, waarin verharding ter plaatse van de voorziene landschappelijke inpassing is opgenomen.
5.       De raad stelt dat aan het plan een belangenafweging ten grondslag ligt, waarin de aspecten landschap en natuur een belangrijke rol hebben gespeeld. Het plan houdt wat betreft deze aspecten een grote kwaliteitsverbetering in. Deze kwaliteitsverbetering bestaat uit het verwijderen van een agrarische bouwperceel, de sloop van ruim 1.900 m2 aan bedrijfsgebouwen en het verwijderen van 722 m2 aan erfverharding. Verder is met een voorwaardelijke verplichting de landschappelijke inpassing gewaarborgd. Bij het landschappelijk inpassingsplan hoort een beplantingsplan op grond waarvan de aanplant van 500 m2 aan bosschages, 90 m aan struweelhaag en de revitalisering van 1.400 m2 aan gemengde houtsingel is voorgeschreven. Over de landschappelijke inpassing zijn afspraken gemaakt met de natuurwerkgroep Liempde, die hiermee akkoord is en die betrokken blijft bij de inpassing. Er is juist gekozen voor hiaten in de beplanting, zodat er zicht blijft op het achterliggende landschap. Voor de ontsluiting is aangesloten bij de bestaande situatie, waarbij de houtsingel zo ver als mogelijk is doorgetrokken. Verder heeft de raad in zijn afweging betrokken dat in het gemeentelijk beleid, onder meer vervat in de Structuurvisie Boxtel 2011, is opgenomen dat er ruimte moet blijven voor economische en toeristische activiteit om de vitaliteit van het gebied te waarborgen. Door middel van het verhuurbedrijf en een bed&breakfast wordt gezorgd voor deze economische en toeristische activiteit en een stabiele inkomensbron voor de eigenaar. Omdat aan de Gemondesestraat historisch gezien bebouwing is gesitueerd, leidt volledige verwijdering hiervan ook niet per definitie tot een verbetering van de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden.
6.       Artikel 13.2.1 van de planregels luidt: "Gebruik van de bedrijfsgebouwen overeenkomstig de bestemmingsomschrijving zoals opgenomen in 4.1 is toegestaan, mits de landschappelijke inpassing, overeenkomstig het in Bijlage 1 Landschappelijk inpassingsplan van deze regels opgenomen landschappelijk inpassingsplan, uiterlijk binnen één jaar na het in gebruik nemen van de gebouwen ten behoeve van de bestemming Bedrijf (lees: is gerealiseerd). De landschappelijke inpassing dient na realisatie duurzaam te worden beheerd en in stand gehouden."
7.       De Afdeling begrijpt het betoog van de vereniging aldus dat in de door de raad gemaakte afweging onvoldoende betekenis is toegekend aan het belang bij grootschalige natuurontwikkeling in Het Groene Woud, zoals die in onder meer het convenant door de gemeente is onderschreven. Daarover overweegt de Afdeling dat de raad bij de keuze van een bestemming een afweging moet maken van alle belangen die betrokken zijn bij de vaststelling van het plan. De raad heeft een deugdelijk gemotiveerde keuze gemaakt om aan een deel van het perceel een bedrijfsbestemming toe te kennen om daarmee een kwaliteitsverbetering ter plaatse te realiseren. Gelet op de aanzienlijke afname van bebouwing en verharding en de aanleg van groenvoorzieningen en de verminderde ruimtelijke effecten op de omgeving als gevolg van het plan, heeft de raad zich op het standpunt mogen stellen dat de voorgenomen ontwikkeling gepaard gaat met een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit in en rondom het plangebied. De raad heeft geen aanleiding hoeven zien om alle bebouwing weg te bestemmen, aangezien de raad niet alleen rekening moet houden met het door de vereniging behartigde belang bij natuurontwikkeling, maar ook andere belangen in zijn afweging moet betrekken, waaronder de belangen van de eigenaar van het perceel bij het kunnen ontplooien van een economische activiteit op het perceel na de beëindiging van de agrarische bedrijfsactiviteiten. Daarbij heeft de raad ook het gemeentelijk beleid mogen betrekken waarin onder meer het belang bij het versterken van de economische potentie van Het Groene Woud en het maken van ruimte voor initiatieven voor plattelandsvernieuwing is vervat. De vereniging heeft niet aannemelijk gemaakt dat de met het convenant in 2003 overeengekomen afspraken over grootschalige natuurontwikkeling in het gebied Het Groene Woud aan de vaststelling van dit plan in de weg staan. Verder betekent de enkele omstandigheid dat ook een andere landschappelijke inpassing denkbaar is, op zichzelf niet dat de raad zonder meer voor die andere invulling had moeten kiezen. Voor zover de ingediende vergunningaanvraag in strijd zou zijn met de landschappelijke inpassing, betreft dat een aspect dat in deze procedure verder niet aan de orde kan komen.
8.       De conclusie is dat de raad de door de vereniging behartigde belangen voldoende in zijn afweging heeft betrokken. De raad heeft op basis van die afweging mogen concluderen dat de door de vereniging genoemde nadelige gevolgen van het vastgestelde bestemmingsplan niet onevenredig zijn in verhouding tot de met het plan te dienen doelen. De raad heeft aldus mogen concluderen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.
Het betoog slaagt niet.
Slotoverwegingen
9.       Het beroep is ongegrond.
10.     De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. W.M. Boer, griffier.
w.g. Scholten-Hinloopen
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Boer
Griffier
Uitgesproken in het openbaar op 14 juni 2023
745-1036