ECLI:NL:RVS:2023:2315

Raad van State

Datum uitspraak
14 juni 2023
Publicatiedatum
14 juni 2023
Zaaknummer
202107452/2/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake de geschiktheid van locaties voor de plaatsing van een ondergrondse restafvalcontainer in Amersfoort

In deze zaak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 14 juni 2023 uitspraak gedaan over de geschiktheid van een locatie voor de plaatsing van een ondergrondse restafvalcontainer (ORAC) in Amersfoort. De zaak volgde op een tussenuitspraak van 7 december 2022, waarin het college van burgemeester en wethouders van Amersfoort was opgedragen om een gebrek in hun besluit van 12 oktober 2021 te herstellen. Appellanten, bewoners van Amersfoort, stelden dat er geschiktere alternatieve locaties waren voor de ORAC, die minder impact zouden hebben op hun uitzicht en geen bomen in particulier eigendom zouden vereisen om te snoeien.

Het college had in een aanvullende motivering op 15 maart 2023 aangegeven dat de voorgestelde alternatieve locaties niet geschikter waren, maar de Afdeling oordeelde dat het college onvoldoende had gemotiveerd waarom de alternatieve locaties minder geschikt waren. De Afdeling concludeerde dat de parkeerdruk in de omgeving niet zo hoog was dat het behoud van parkeerplaatsen op de alternatieve locaties voor moest gaan op de belangen van de appellanten. De Afdeling vernietigde het besluit van het college van 12 oktober 2021 voor zover het de aanwijzing van de locatie ter hoogte van Herikerberg 6 betrof, en oordeelde dat de ORAC daar niet geplaatst mocht worden.

De Afdeling heeft het college ook veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de appellanten, die beiden rechtsbijstand hadden ingeschakeld. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige belangenafweging bij het aanwijzen van locaties voor openbare voorzieningen, zoals de plaatsing van een ORAC.

Uitspraak

202107452/2/R1.
Datum uitspraak: 14 juni 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1.       [appellant sub 1], wonend te Amersfoort,
2.       [appellant sub 2], wonend te Amersfoort,
appellanten,
en
het college van burgemeester en wethouders van Amersfoort,
verweerder.
Procesverloop
Bij tussenuitspraak van 7 december 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3618, heeft de Afdeling het college opgedragen om binnen zestien weken na verzending van die tussenuitspraak het daarin omschreven gebrek in het besluit van 12 oktober 2021, voor zover het college daarin de locatie ter hoogte van Herikerberg 6 (locatie 33833) heeft aangewezen voor de plaatsing van een ondergrondse restafvalcontainer (hierna: ORAC), te herstellen, dan wel een ander besluit te nemen en dit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken en de uitkomst aan de Afdeling en partijen mede te delen. Deze tussenuitspraak is aangehecht.
Bij brief van 15 maart 2023 heeft het college ter uitvoering van de tussenuitspraak een aanvullende motivering gegeven waarom de door [appellant sub 1] en [appellant sub 2] voorgestelde alternatieve locatie niet geschikter is voor de plaatsing van de ORAC dan de aangewezen locatie 33833.
Bij brief van 17 april 2023 hebben [appellant sub 1] en [appellant sub 2] hun zienswijze ingediend op de aanvullende motivering van het college.
De Afdeling heeft bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft. Vervolgens heeft de Afdeling het onderzoek gesloten.
Overwegingen
Tussenuitspraak van 7 december 2022
1.       [appellant sub 1] en [appellant sub 2] hebben aangevoerd dat er geschiktere alternatieve locaties zijn voor plaatsing van de ORAC. Zij wijzen op de parkeerplaatsen aan het begin en aan het eind van de Herikerberg die ten noorden en ten zuiden van de aangewezen locatie liggen. [appellant sub 1] en [appellant sub 2] stellen dat op de door hen voorgestelde locaties het uitzicht in mindere mate wordt belemmerd. Ook hoeft op de alternatieve locaties geen boom in particulier eigendom gesnoeid te worden.
In de tussenuitspraak heeft de Afdeling overwogen dat het college onvoldoende heeft gemotiveerd waarom in de belangenafweging het behoud van de op de alternatieve locaties aanwezige parkeerplaatsen voor moet gaan op het belang van [appellant sub 1] en [appellant sub 2] bij hun uitzicht en het onaangetast blijven van de boom van [appellant sub 2]. Het college heeft niet met concrete (onderzoeks)gegevens onderbouwd dat de parkeerdruk in de omgeving dermate hoog is dat een verlies aan parkeerplaatsen niet wenselijk is. Gelet hierop heeft de Afdeling het college opgedragen alsnog deugdelijk te motiveren dat de voorgestelde alternatieve locaties minder geschikt zijn dan de aangewezen locatie voor de plaatsing van de ORAC.
Aanvullende motivering van het college
2.       Het college heeft in de aanvullende motivering toegelicht dat naar aanleiding van de tussenuitspraak de wijkverkeerskundige van de gemeente de parkeerdruk in kaart heeft gebracht. Hierbij is de parkeerdruk voor het gebied binnen 250 m loopafstand van de Herikerberg op een rij gezet met behulp van de parkeervluchtfoto die op zondag 12 mei 2019 in de vroege ochtend genomen is. Pas bij een bezetting van openbare parkeerplaatsen van 80% of hoger wordt volgens het college gesproken van een hoge parkeerdruk. Op zondag 12 mei 2019 was sprake van een bezetting van 77% in gebied binnen 250 m loopafstand van de Herikerberg. Het college heeft erkend dat dit betekent dat de parkeerdruk dus niet dusdanig hoog is dat om die reden een verlies aan parkeerplaatsen onwenselijk zou zijn.
Het college heeft echter te kennen gegeven dat bij het parkeerdrukonderzoek geen rekening is gehouden met bijvoorbeeld het onttrekken van openbare parkeerplaatsen voor het aanwijzen van gehandicaptenparkeerplaatsen en het creëren van laadplekken voor elektrische voertuigen. In de omgeving van de Herikerberg zijn of zullen op korte termijn meerdere plekken worden aangewezen als laadplek. Volgens het college blijkt uit de vele procedures die worden gevoerd tegen het aanwijzen van laadplekken en gehandicaptenparkeerplaatsen, dat er onder bewoners weinig draagvlak is om parkeerplaatsen op te offeren. In dat kader heeft hij ook een geanonimiseerde e-mail van een omwonende overgelegd waarin dit wordt bevestigd. Om die reden vindt het college het onwenselijk om een parkeerplaats op te offeren voor het plaatsen van een ORAC als dat niet noodzakelijk is. Bovendien leidt het plaatsen van de ORAC op de door [appellant sub 1] en [appellant sub 2] voorgestelde alternatieve locatie ter hoogte van de parkeerplaatsen op de hoek van de Herikerberg/Hoenderberg (hierna: de alternatieve locatie) ertoe dat vanwege het haaks parkeren waarbij autodeuren open slaan richting de ORAC zelfs twee parkeerplaatsen moeten verdwijnen. Het college heeft er verder op gewezen dat het plaatsen van de ORAC op de aangewezen locatie tot gevolg heeft dat daar dan niet meer illegaal geparkeerd kan worden. Dit komt de verkeersveiligheid ten goede, omdat bestuurders die de uitrit van de woningen aan de Herikerberg 2 tot en met 10 verlaten dan beter zicht hebben. Er kan namelijk goed over de ORAC heen gekeken worden in tegenstelling tot wanneer er een auto geparkeerd staat. Verder horen snoeiwerkzaamheden bij het normaal onderhoud van een boom en zal het snoeien van de boom van [appellant sub 2] de boom die op gemeentegrond staat, ten goede komen. Het college stelt dat deze omstandigheden tezamen niet leiden tot het oordeel dat de alternatieve locatie geschikter is dan de aangewezen locatie.
Zienswijze van [appellant sub 1] en [appellant sub 2]
3.       [appellant sub 1] en [appellant sub 2] betogen dat het college nog steeds onvoldoende heeft gemotiveerd dat de alternatieve locatie minder geschikt is dan de aangewezen locatie. Allereerst wijzen zij erop dat de aangewezen locatie ook direct naast een parkeerplaats ligt. In de redenering van het college zal deze parkeerplaats vanwege het haaks parkeren en het open slaan van autodeuren dan ook verloren gaan. Dat betekent dat het plaatsen van de ORAC op de alternatieve locatie slechts leidt tot het verdwijnen van één extra parkeerplaats ten opzichte van de aangewezen locatie. Verder heeft het college volgens hen onvoldoende onderbouwd dat er onder bewoners weinig draagvlak bestaat om een parkeerplaats op te offeren. In de geanonimiseerde e-mail spreekt de persoon meer over parkeeroverlast in zijn directe omgeving in plaats van dat hij zich uitspreekt tegen onttrekking van een (niet gebruikte) parkeerplaats. Bovendien wijzen [appellant sub 1] en [appellant sub 2] erop dat uit de door hen gehouden enquête onder bewoners volgt dat er juist minder bezwaren bestaan tegen de alternatieve locatie dan tegen de aangewezen locatie. Dat er in de toekomst laadplekken en gehandicaptenparkeerplaatsen worden aangewezen betekent verder niet dat er minder parkeerplaatsen zullen zijn. Het blijven namelijk openbare parkeerplaatsen. Ten slotte voeren zij aan dat het plaatsen van een ORAC geen middel is om illegaal parkeren te voorkomen of om de groei van een boom te bevorderen. Bovendien moet bij het plaatsen van de ORAC op de aangewezen locatie een groot deel van de kroonomvang van de boom van [appellant sub 2] worden weggesnoeid. Dit valt niet onder het normaal onderhoud.
Oordeel van de Afdeling
4.       In de tussenuitspraak van 7 december 2022 is overwogen dat het college de aangewezen locatie ter hoogte van Herikerberg 6 geschikt heeft mogen achten voor de plaatsing van de ORAC. De vraag die nu nog aan de orde is, is of het college met de brief van 15 maart 2023 voldoende heeft gemotiveerd dat de alternatieve locatie minder geschikt is dan de aangewezen locatie.
5.       Naar het oordeel van de Afdeling heeft het college ook met zijn brief van 15 maart 2023 niet voldoende gemotiveerd waarom in de belangenafweging het behoud van de parkeerplaatsen op de alternatieve locatie voor moet gaan op het belang van [appellant sub 1] en [appellant sub 2] bij hun uitzicht en het onaangetast blijven van de boom van [appellant sub 2]. Hierbij wordt het volgende in aanmerking genomen. Het college heeft allereerst erkend dat de parkeerdruk in de omgeving niet dusdanig hoog is dat om die reden een verlies aan parkeerplaatsen niet wenselijk zou zijn. Uit het door het college overgelegde parkeerdrukonderzoek volgt dat in de Herikerberg zelf slechts sprake is van een parkeerdruk van 65,2% en in de Hoenderberg van 48,8%. Het college heeft verder gewezen op de website
www.amersfoort-in-beeld.nl. Daaruit volgt echter dat binnen 150 m afstand van de Herikerberg nog geen locaties zijn aangewezen als toekomstige laadpaalplek. Ook zijn in de omgeving van de Herikerberg geen openbare parkeerplaatsen voor gehandicapten aanwezig. Gelet hierop heeft het college onvoldoende onderbouwd dat er vanwege toekomstige laadpaalplekken en de aanwezigheid van gehandicaptenparkeerplaatsen toch sprake is of zal zijn van een hoge parkeerdruk. De Afdeling weegt mee dat in de redenering van het college het plaatsen van de ORAC op de aangewezen locatie ook tot gevolg heeft dat de naastgelegen officiële parkeerplaats niet meer gebruikt kan worden vanwege het haaks parkeren en de ruimte die nodig is voor het openen van een autodeur. Het college heeft met alleen de geanonimiseerde e-mail van een omwonende niet aannemelijk gemaakt dat onder bewoners weinig of geen draagvlak bestaat voor het opofferen van één of meer parkeerplaatsen. Het college heeft er nog op heeft gewezen dat de aangewezen locatie als voordeel heeft dat dan ook het illegaal parkeren op die plek niet meer mogelijk is en het snoeien van de boom van [appellant sub 2] de naastgelegen boom die op gemeentegrond staat, ten goede komt. Deze omstandigheden betreffen de gekozen locatie en zijn niet van belang voor het antwoord op de vraag waarom het behoud van de parkeerplaatsen op de alternatieve locatie voor moet gaan op het belang van [appellant sub 1] en [appellant sub 2].
Het voorgaande betekent dat het college onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de alternatieve locatie geen geschiktere locatie is voor plaatsing van de ORAC dan de aangewezen locatie.
Conclusie
6.       De beroepen zijn, gelet op de tussenuitspraak, gegrond. Het besluit van 12 oktober 2021 moet vanwege strijd met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht worden vernietigd, voor zover het de aanwijzing van de locatie 33833 betreft. Aangezien het college met de aanvullende motivering van 15 maart 2023 het gebrek in het besluit van 12 oktober 2021 niet heeft hersteld, ziet de Afdeling geen aanleiding om de rechtsgevolgen van het besluit in stand te laten. Dit betekent dat het locatieplan op dit punt niet van kracht blijft en de ORAC niet op de locatie 33833 mag worden geplaatst.
7.       Het college moet de proceskosten vergoeden.
7.1.    Voor de bepaling van de hoogte van de vergoeding van de proceskosten worden de beroepen van [appellant sub 1] en [appellant sub 2] aangemerkt als samenhangende zaken in de zin van artikel 3, tweede lid, van het Besluit proceskosten bestuursrecht, omdat door hen gelijkluidende inhoudelijke beroepschriften zijn ingediend, de beroepen gelijktijdig op de zitting zijn behandeld en rechtsbijstand is verleend door dezelfde persoon. Deze zaken worden voor de bepaling van de hoogte van de te vergoeden kosten daarom als één zaak beschouwd.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        verklaart de beroepen gegrond;
II.       vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amersfoort van 12 oktober 2021, voor zover dat ziet op de locatie ter hoogte van Herikerberg 6 (locatie 33833);
III.      veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amersfoort tot vergoeding van in verband met de behandeling van de beroepen opgekomen proceskosten ten aanzien van:
- [appellant sub 1] tot een bedrag van € 1.046,25, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
- [appellant sub 2] tot een bedrag van € 1.046,25, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
IV.      gelast dat het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amersfoort aan appellanten het door hen voor de behandeling van hun beroepen betaalde griffierecht vergoedt ten bedrage van:
- € 181,00 aan [appellant sub 1];
- € 181,00 aan [appellant sub 2].
Aldus vastgesteld door mr. A.J.C. de Moor-van Vugt, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.J.G. Driessen, griffier.
w.g. De Moor-van Vugt
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Driessen
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 14 juni 2023
634