ECLI:NL:RVS:2023:2308

Raad van State

Datum uitspraak
15 juni 2023
Publicatiedatum
14 juni 2023
Zaaknummer
202301850/3/V1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om opheffing voorlopige voorziening in asielzaak

Op 15 juni 2023 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek van een vreemdeling om opheffing van een voorlopige voorziening. De vreemdeling had eerder een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 16 januari 2023 niet in behandeling was genomen. De rechtbank Den Haag had op 22 maart 2023 het beroep van de vreemdeling gegrond verklaard en de staatssecretaris opgedragen een nieuw besluit te nemen. De staatssecretaris ging in hoger beroep tegen deze uitspraak en vroeg de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter had op 28 maart 2023 bepaald dat de staatssecretaris geen uitvoering hoefde te geven aan de uitspraak van de rechtbank totdat de Afdeling op het hoger beroep had beslist. Op 15 juni 2023 heeft de Afdeling echter uitspraak gedaan in het hoger beroep, waardoor de voorlopige voorziening van 28 maart 2023 verviel. De voorzieningenrechter oordeelde dat de vreemdeling geen belang meer had bij de inhoudelijke beoordeling van zijn verzoek om opheffing van de voorlopige voorziening, aangezien de uitspraak van de Afdeling de basis voor het verzoek had weggenomen.

Daarom werd het verzoek van de vreemdeling afgewezen en werd bepaald dat de staatssecretaris geen proceskosten hoefde te vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door mr. B. Meijer, de voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. L.S. van den Oosterkamp, de griffier.

Uitspraak

202301850/3/V1.
Datum uitspraak: 15 juni 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek van [de vreemdeling] om opheffing van de bij uitspraak van 28 maart 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1226, getroffen voorlopige voorziening (artikel 8:87 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van de Awb, hangende het hoger beroep van:
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
appellant
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, van 22 maart 2023 in zaak nr. NL23.1456 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris.
Procesverloop
Bij besluit van 16 januari 2023 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, niet in behandeling genomen.
Bij uitspraak van 22 maart 2023 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de staatssecretaris een nieuw besluit op de aanvraag neemt met inachtneming van de uitspraak.
Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De vreemdeling heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Bij uitspraak van 28 maart 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1226, heeft de voorzieningenrechter bepaald dat de staatssecretaris geen uitvoering hoeft te geven aan de uitspraak van de rechtbank voordat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist.
De vreemdeling heeft de voorzieningenrechter verzocht de voorlopige voorziening op te heffen.
Overwegingen
1.       Ingevolge artikel 8:85, tweede lid, aanhef en onder c, van de Awb vervalt de voorlopige voorziening in ieder geval zodra de bestuursrechter uitspraak heeft gedaan. Bij uitspraak van vandaag heeft de Afdeling op het hoger beroep van de staatssecretaris beslist. De bij de uitspraak van 28 maart 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1226, getroffen voorlopige voorziening is daarmee vervallen. De vreemdeling heeft daarom geen belang meer bij inhoudelijke beoordeling van zijn verzoek om opheffing van die voorlopige voorziening.
2.       Het verzoek wordt afgewezen. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. B. Meijer, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. L.S. van den Oosterkamp, griffier.
w.g. Meijer
voorzieningenrechter
w.g. Van den Oosterkamp
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 15 juni 2023
941