ECLI:NL:RVS:2023:2272

Raad van State

Datum uitspraak
15 juni 2023
Publicatiedatum
13 juni 2023
Zaaknummer
202302371/2/R3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • J. Hoekstra
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Burgemeester Wuiteweg 136, Drachten en de gevolgen voor het woon- en leefklimaat van omwonenden

Op 15 juni 2023 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening met betrekking tot het bestemmingsplan "Burgemeester Wuiteweg 136, Drachten". Dit bestemmingsplan, vastgesteld door de raad van de gemeente Smallingerland op 21 februari 2023, maakt de bouw van acht geschakelde woningen en een woongebouw met achttien appartementen mogelijk op een perceel van een voormalig autobedrijf. Verzoekers, bestaande uit [verzoeker A] en anderen, die in de directe omgeving wonen, vrezen voor een aantasting van hun woon- en leefklimaat, vooral door de manier waarop parkeren en ontsluiting van de woningen zijn geregeld.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Hij oordeelde dat de raad zich redelijkerwijs op het standpunt heeft kunnen stellen dat het bestemmingsplan zich voegt in het ruimtelijk beeld van de wijk. De voorzieningenrechter merkte op dat de bouwhoogte van het woongebouw en de woningen in verhouding staat tot de bestaande bebouwing in de omgeving. Ook werd vastgesteld dat de verkeerssituatie rondom het plangebied geen onveilige situaties zal opleveren en dat de parkeervoorzieningen voldoen aan de geldende normen.

De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen aanleiding was om te veronderstellen dat het bestemmingsplan niet in stand zal kunnen blijven en dat de belangen van de verzoekers niet zwaarder wogen dan de belangen van de gemeente en de ontwikkelaar. De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden, en het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen.

Uitspraak

202302371/2/R3.
Datum uitspraak: 15 juni 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoeker A], [verzoeker B], [verzoeker C], [verzoeker D] en [verzoeker E] (hierna: [verzoeker A] en anderen), allen wonend te Drachten, gemeente Smallingerland,
verzoekers,
en
de raad van de gemeente Smallingerland,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 21 februari 2023 heeft de raad het bestemmingsplan "Burgemeester Wuiteweg 136, Drachten" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [verzoeker A] en anderen beroep ingesteld.
[verzoeker A] en anderen hebben de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
Zwanenburg Projecten heeft een nader stuk ingediend.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 6 juni 2023, waar [verzoeker A] en anderen, bij monde van [verzoeker A], [verzoeker B], [verzoeker D] en [verzoeker E], en de raad, vertegenwoordigd door mr. S.D. Boscha en G. Huttinga, zijn verschenen. Ook is ter zitting Zwanenburg Projecten, vertegenwoordigd door [gemachtigde], als partij gehoord.
Overwegingen
1.       Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
Inleiding
2.       Het bestemmingsplan maakt de bouw van acht geschakelde woningen en een woongebouw met achttien appartementen mogelijk op het perceel van een voormalig autobedrijf. Het plangebied ligt tussen de Burgemeester Wuiteweg, het Blaauboerperk en de Fabriciuslaan. Het woongebouw is voorzien op de hoek van de Burgemeester Wuiteweg en de Fabriciuslaan en de woningen komen aan de Burgemeester Wuiteweg te liggen. De maximale bouwhoogte van het woongebouw aan de zijde van de Burgemeester Wuiteweg is 13 m. Het deel daarachter heeft een maximale bouwhoogte van 10 m. De maximale goot- en bouwhoogte van de (grondgebonden) woningen is 6 m onderscheidenlijk 9 m.
3.       [verzoeker A] en anderen wonen in de directe omgeving van het plangebied. Zij vrezen voor een aantasting van hun woon- en leefklimaat, in het bijzonder vanwege de manier waarop in het plan het parkeren en de ontsluiting van de woningen wordt voorzien. Met het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening beogen [verzoeker A] en anderen te bereiken dat het bestemmingsplan wordt geschorst totdat op het beroep is beslist en daarmee voorkomen dat een omgevingsvergunning voor het bouwen van de woningen en het woongebouw wordt verleend.
Spoedeisendheid
4.       Zwanenburg Projecten wil zo snel mogelijk beginnen met het bouwen van de in het plan voorziene woonbebouwing en de benodigde omgevingsvergunning aanvragen. Omdat de omgevingsvergunning dan op basis van dit plan kan worden verleend, bestaat een spoedeisend belang bij het treffen van een voorlopige voorziening.
Beoordeling van het verzoek
5.       [verzoeker A] en anderen betogen dat het bouwplan niet past in de omgeving. Zij wijzen er in dit verband op dat het voorziene woongebouw veel te hoog is. Zij wijzen er ook op dat de raad in 2005 met het oog op deze locatie te realiseren woningbouw de beeldkwaliteitsrichtlijn G5c2 heeft opgesteld. Die richtlijn ging uit van woningen in één tot twee bouwlagen en stond hoogbouw niet toe. De raad mocht naar hun oordeel de nieuwe richtlijn, die is neergelegd in beeldkwaliteitsrichtlijn G5c4 niet toepassen.
5.1.    De raad heeft in zijn besluit van 21 februari 2023 ook de beeldkwaliteitsrichtlijn G5c4 (ook wel aangemerkt als welstandskader G5c4) vastgesteld. De voorzieningenrechter stelt vast dat in de planregels niet wordt verwezen naar deze richtlijn. Deze richtlijn maakt daarom geen deel uit van de bindende onderdelen van het bestemmingsplan. Deze richtlijn bevat welstandscriteria als bedoeld in artikel 12a, eerste lid van de Woningwet, waaraan de zogenoemde welstandelijkheid van bebouwing in het plangebied, waarvoor een aanvraag om een omgevingsvergunning voor de bouw ervan wordt ingediend, gelet op artikel 2.10, eerste lid, onder d van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt getoetst. Omdat deze richtlijn geen onderdeel uitmaakt van de bindende onderdelen van het bestemmingsplan kan deze daarom in de door [verzoeker A] en anderen thans bij de Afdeling aanhangig gemaakte procedure niet aan de orde komen. Voor zover [verzoeker A] en anderen hebben beoogd de inhoud van deze richtlijn in deze procedure te bestrijden, moet dit betoog buiten beschouwing blijven.
5.2.    In de toelichting bij het bestemmingsplan staat dat in 2005 voor de Burgemeester Wuiteweg een stedenbouwkundige visie is vastgesteld, waarbij werd uitgegaan van een voortzetting van het ritme van de bestaande bebouwing aan de Fabriciuslaan (dubbele woningen) en de Burgemeester Wuitenweg (vrijstaande woningen). De planologische en volkshuisvestelijke inzichten zijn sindsdien echter veranderd. Op een locatie als plangebied, dat nabij het centrum is gelegen, wordt nu vooral ingezet op de bouw van woningen voor ouderen, waaronder juist ook appartementen. In de toelichting van het bestemmingsplan staat dat de daarin voorziene woningbouw zich voegt in het ruimtelijk beeld van de wijk. Daarbij is er onder meer gewezen dat de in het plan gekozen rooilijnen aansluiten op de rooilijn van het woonzorgcentrum Nij Bertilla, dat aan de overzijde van de Fabriciuslaan staat, en dat het voorziene woongebouw en de voorziene grondgebonden woningen een stedenbouwkundig passende overgang vormen. Daarbij heeft de raad in de van het bestemmingsplan onderdeel uitmakende Zienswijzennota en tijdens de zitting gewezen op de bestaande bebouwing aan de Burgemeester Wuiteweg, waarbij aan de noordkant van die weg overwegend sprake is van woningen, bestaande uit één bouwlaag met een kap, terwijl aan de zuidkant juist een serviceflat en het woonzorgcentrum met een hogere bouwhoogte zijn gesitueerd. Het woongebouw van gedeeltelijk vier lagen sluit bij laatstbedoelde bebouwing aan en versterkt deze ook, aldus de raad.
5.3.    De voorzieningenrechter ziet, gelet op de aanwezige lagere meer uit grondgebonden woningen bestaande bebouwing aan de noordzijde van het plangebied en de aanwezige hogere bebouwing aan de zuidzijde van het plangebied, op voorhand geen grond voor het oordeel dat de raad zich redelijkerwijs niet op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan zich voegt in het ruimtelijk beeld en in stedenbouwkundig opzicht aanvaardbaar is.
6.       [verzoeker A] en anderen betogen dat de ontsluiting en de parkeervoorzieningen voor de nieuwe woningen en appartementen ten onrechte aan de achterkant van de voorziene bebouwing, aan het Blaauboerperk, zijn voorzien. Zij voeren aan dat de bewoners van de woningen aan het Blaauboerperk daardoor overlast zullen ondervinden van de door de gebruikers van de voorziene woonbebouwing veroorzaakte verkeersbewegingen. Zij voeren ook aan dat er daar sprake zal zijn van een verkeersonveilige situatie.
6.1.    In de plantoelichting staat dat voor de in het plan voorziene woonbebouwing wordt uitgegaan van ongeveer 164 extra verkeersbewegingen per dag. Het Blaauboerperk en de andere wegen kunnen dit aantal goed verwerken. Er is volgens de toelichting geen aanpassing van de verkeerssituatie nodig. In de Zienswijzennota is aangegeven dat er geen verkeersonveilige situatie zal ontstaan op het Blaauboerperk. Volgens de raad is er sprake is van een beperkte toename van het verkeer, is het aantal verkeersbewegingen passend in een woongebied en is het Blaauboerperk een 30 km/u weg.
Over de benodigde parkeervoorzieningen staat er in de plantoelichting dat voor de acht grondgebonden woningen een parkeernorm van 1,9 parkeerplaatsen per woning geldt en voor het bezoek een parkeernorm van 0,3 parkeerplaats per woning. Voor de achttien appartementen (inclusief bezoek) geldt een norm van 1,6 parkeerplaatsen per appartement. Om aan de parkeervraag van de voorziene grondgebonden woningen te voldoen, zullen er twee parkeerplaatsen per woning op het eigen terrein van de grondgebonden woningen worden aangelegd. De overige benodigde parkeerplaatsen (voor het bezoek en de appartementen) zullen in de openbare ruimte worden aangelegd. Gelet op de geldende parkeernormering moeten er, afgerond, 32 parkeerplaatsen in de openbare ruimte worden aangelegd. Daarnaast moeten er 12 parkeerplaatsen voor de bewoners van de bestaande woningen aan het Blaauboerperk in de openbare ruimte worden aangelegd. In de toelichting staat dat er in de openbare ruimte in totaal 45 parkeerplaatsen zullen worden aangelegd. Er is geconcludeerd dat er voldoende parkeerplaatsen worden aangelegd om aan de parkeervraag van de voorziene grondgebonden woningen en appartementen te voldoen.
6.2.    De voorzieningenrechter stelt vast dat uit de plantoelichting volgt dat de parkeerplaatsen voor de grondgebonden woningen en appartementen niet alleen worden aangelegd aan de zijde van het Blaauboerperk, maar ook aan de Burgemeester Wuiteweg en de Fabriciuslaan. Aan het Blaauboerperk worden elf parkeerplaatsen aangelegd, aan de Fabriciuslaan tien en aan de Burgemeester Wuiteweg twaalf. Voor wat betreft de daarvan uitgaande verkeersbewegingen zal de voorziene woonbebouwing, gelet op de ligging van die parkeerplaatsen, aldus ook worden ontsloten via die straten. Ervan uitgaande dat van de voorziene woonbebouwing uitgaande verkeersbewegingen zich aldus ook direct zullen verspreiden over de Fabriciuslaan en de Burgemeester Wuiteweg en wel zonder daarbij het Blaauboerperk te hoeven aandoen en de omstandigheid dat de voorziene woonbebouwing 164 verkeersbewegingen extra per dag genereert, heeft de raad zich naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter op het standpunt mogen stellen dat in de wegen rondom het plangebied sprake zal zijn van een beperkte toename van het aantal verkeersbewegingen en dat die wegen dat extra verkeer ook zullen kunnen verwerken. De voorzieningenrechter ziet, gelet op de beperkte toename van het verkeer op het Blaauboerperk, het wegontwerp en het feit dat het Blaauboerperk een rechte weg is met een maximum snelheid van 30 km/u weg op voorhand ook geen grond voor het oordeel dat de raad zich niet op het standpunt heeft mogen stellen dat daar vanuit verkeerskundig oogpunt geen onveilige situatie zal ontstaan.
7.       [verzoeker A] en anderen betogen dat de realisatie van het voorziene woongebouw leidt tot een aantasting van hun woon- en leefklimaat. Zij wijzen op de aantasting van hun privacy en een afname van zonlichttoetreding in hun tuinen.
7.1.    De raad stelt zich op het standpunt dat geen onaanvaardbare schaduwhinder als gevolg van het woongebouw optreedt. In de Zienswijzennota heeft hij in dit verband verwezen naar een zonnestudie die de ontwikkelaar heeft laten uitvoeren. Daaruit blijkt volgens de raad dat de gevolgen van het woongebouw voor de bezonning in de omgeving beperkt zijn, en wel in die zin dat de daar aanwezige percelen en woningen nog voldoende zon behouden. De raad heeft er verder op gewezen dat inbreiden in een stad altijd enige schaduwwerking met zich meebrengt. De raad vindt de schaduwwerking in dit geval proportioneel, gezien de afstand tussen de bestaande woningen en het voorziene woongebouw, de situering van het woongebouw ten opzichte van deze woningen en de duur van de schaduwwerking alhier. Over de gestelde aantasting van de privacy heeft de raad ook gewezen op de afstand tussen de bestaande woningen en het voorziene woongebouw en het feit dat het plangebied is gelegen in stedelijk gebied. De raad acht de aantasting van de privacy aanvaardbaar.
7.2.    De realisering van in het bijzonder het woongebouw zal leiden tot een afname van de zonlichttoetreding en vermindering van de privacy van [verzoeker A] en anderen. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter heeft de raad zich echter redelijkerwijs op het standpunt mogen stellen dat dit niet leidt tot een onaanvaardbare aantasting van het woon- en leefklimaat van [verzoeker A] en anderen. Hierbij neemt de voorzieningenrechter ook in aanmerking dat het gaat om een inbreidingslocatie en de raad heeft aangegeven dat de afstand van de voorziene woonbebouwing tot bestaande woonbebouwing, de gekozen situering van de voorziene woonbebouwing ten opzichte van de bestaande woonbebouwing en de gekozen bouwhoogte van de voorziene woonbebouwing niet ongebruikelijk zijn in de bebouwde omgeving in Drachten. De voorzieningenrechter ziet op voorhand ook geen aanleiding voor het oordeel dat de raad niet meer gewicht heeft mogen kunnen toekennen aan de met de realisatie van de grondgebonden woningen en appartementen gemoeide belangen dan aan het belang van [verzoeker A] en anderen.
8.       Voor zover [verzoeker A] en anderen vrezen voor een waardedaling van hun woningen overweegt de voorzieningenrechter dat op voorhand geen grond bestaat voor de verwachting dat die waardevermindering zodanig zal zijn dat de raad bij de afweging van de belangen hieraan een groter gewicht had moeten toekennen dan hij heeft gedaan. De voorzieningenrechter acht hiervoor van belang dat [verzoeker A] en anderen hun stelling dat hun woningen in waarde zullen afnemen niet hebben onderbouwd.
Conclusie
9.       Gelet op wat hiervoor is overwogen, ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening in afwachting van de uitspraak op het ingestelde beroep. Wat is aangevoerd geeft geen aanleiding voor de verwachting dat het bestemmingsplan niet in stand zal kunnen blijven. Het verzoek wordt daarom afgewezen.
10.     De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. J. Hoekstra, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. N.D.T. Pieters, griffier.
w.g. Hoekstra
voorzieningenrechter
w.g. Pieters
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 15 juni 2023
473