ECLI:NL:RVS:2023:2249

Raad van State

Datum uitspraak
9 juni 2023
Publicatiedatum
9 juni 2023
Zaaknummer
202107839/3/V1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak

Op 9 juni 2023 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek van een vreemdeling om een voorlopige voorziening te treffen. Dit verzoek volgde op een eerdere afwijzing van de aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De aanvraag was op 14 december 2020 afgewezen, waarna de vreemdeling bezwaar maakte. De staatssecretaris verklaarde dit bezwaar op 23 maart 2021 ongegrond. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, heeft op 17 november 2021 het beroep van de vreemdeling gegrond verklaard en de staatssecretaris opgedragen een nieuw besluit te nemen. De staatssecretaris ging in hoger beroep tegen deze uitspraak.

In de tussenliggende periode heeft de staatssecretaris op 28 april 2022 het bezwaar opnieuw ongegrond verklaard, waarop de vreemdeling beroep instelde en een verzoek om voorlopige voorziening deed. De rechtbank verklaarde zich op 18 april 2023 onbevoegd om het verzoek te behandelen, waarna het dossier naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State werd doorgezonden.

De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat er geen spoedeisend belang is voor het treffen van de gevraagde voorlopige voorziening. Daarom heeft hij het verzoek afgewezen en bepaald dat de staatssecretaris geen proceskosten hoeft te vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 9 juni 2023.

Uitspraak

202107839/3/V1.
Datum uitspraak: 9 juni 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek van [de vreemdeling] om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, van 17 november 2021 in zaak nr. NL21.6062 in het geding tussen:
de vreemdeling,
en
de staatssecretaris.
Procesverloop
Bij besluit van 14 december 2020 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij besluit van 23 maart 2021 heeft de staatssecretaris het daartegen door de vreemdeling gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 17 november 2021 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de staatssecretaris een nieuw besluit op het gemaakte bezwaar neemt met inachtneming van de uitspraak.
Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld.
De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. B. Aydin, advocaat te Amsterdam, heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Bij besluit van 28 april 2022 heeft de staatssecretaris het tegen het besluit van 14 december 2020 gemaakte bezwaar opnieuw ongegrond verklaard.
De vreemdeling heeft daartegen bij de rechtbank beroep ingesteld en de voorzieningenrechter van de rechtbank verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Bij uitspraak van 18 april 2023 in zaken nrs. NL22.9840 en NL22.9841 heeft de rechtbank zich onbevoegd verklaard om van het door de vreemdeling ingestelde beroep en het verzoek kennis te nemen. Het beroep en het verzoek heeft de griffier van de rechtbank ter behandeling aan de Afdeling doorgezonden.
Overwegingen
1.       Uit het verzoek blijkt niet van een spoedeisend belang voor het treffen van een voorlopige voorziening.
2.       Het verzoek wordt afgewezen. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. J.M. Willems, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. T. van Goeverden-Clarenbeek, griffier.
w.g. Willems
voorzieningenrechter
w.g. van Goeverden-Clarenbeek
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 9 juni 2023
488-977