ECLI:NL:RVS:2023:2249
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak
Op 9 juni 2023 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek van een vreemdeling om een voorlopige voorziening te treffen. Dit verzoek volgde op een eerdere afwijzing van de aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De aanvraag was op 14 december 2020 afgewezen, waarna de vreemdeling bezwaar maakte. De staatssecretaris verklaarde dit bezwaar op 23 maart 2021 ongegrond. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, heeft op 17 november 2021 het beroep van de vreemdeling gegrond verklaard en de staatssecretaris opgedragen een nieuw besluit te nemen. De staatssecretaris ging in hoger beroep tegen deze uitspraak.
In de tussenliggende periode heeft de staatssecretaris op 28 april 2022 het bezwaar opnieuw ongegrond verklaard, waarop de vreemdeling beroep instelde en een verzoek om voorlopige voorziening deed. De rechtbank verklaarde zich op 18 april 2023 onbevoegd om het verzoek te behandelen, waarna het dossier naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State werd doorgezonden.
De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat er geen spoedeisend belang is voor het treffen van de gevraagde voorlopige voorziening. Daarom heeft hij het verzoek afgewezen en bepaald dat de staatssecretaris geen proceskosten hoeft te vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 9 juni 2023.