ECLI:NL:RVS:2023:2211

Raad van State

Datum uitspraak
7 juni 2023
Publicatiedatum
7 juni 2023
Zaaknummer
202200186/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing urgentieverklaring op grond van medische noodzaak door Stichting Urgentiebepaling Woningzoekenden Rijnmond

In deze zaak heeft [appellant] een urgentieverklaring aangevraagd bij Stichting Urgentiebepaling Woningzoekenden Rijnmond (SUWR) op basis van medische noodzaak, omdat hij door slijtage van zijn knie pijn ervaart bij het traplopen. De GGD heeft echter geconcludeerd dat de medische problematiek niet in zodanige mate aanwezig is dat er een dringende noodzaak bestaat om binnen drie maanden te verhuizen. SUWR heeft de aanvraag afgewezen en dit besluit in bezwaar gehandhaafd, waarbij ook de hardheidsclausule niet werd toegepast.

De rechtbank Rotterdam heeft op 30 november 2021 het beroep van [appellant] ongegrond verklaard. Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 9 mei 2023 zijn zowel [appellant], vertegenwoordigd door mr. I. Car, als SUWR, vertegenwoordigd door mr. R. Duivenvoorde, verschenen. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat de rechtbank terecht heeft overwogen dat het onderzoek van de GGD niet onzorgvuldig was. [appellant] heeft geen nieuwe medische informatie overgelegd die de juistheid van het GGD-advies zou kunnen ondermijnen.

De Afdeling heeft het hoger beroep ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak bevestigd. SUWR hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. C.J. Borman, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. G.A. van de Sluis, griffier, en is openbaar uitgesproken op 7 juni 2023.

Uitspraak

202200186/1/A3.
Datum uitspraak: 7 juni 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 30 november 2021 in zaak nr. 20/6234 in het geding tussen:
[appellant]
en
Stichting Urgentiebepaling Woningzoekenden Rijnmond (hierna: SUWR).
Procesverloop
Bij besluit van 3 juli 2020 heeft SUWR een aanvraag van [appellant] om een urgentieverklaring afgewezen.
Bij besluit van 14 oktober 2020 heeft SUWR het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 30 november 2021 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
[appellant] heeft nadere stukken ingediend.
SUWR heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 9 mei 2023, waar [appellant], vertegenwoordigd door mr. I. Car, advocaat te Rotterdam, en SUWR, vertegenwoordigd door mr. R. Duivenvoorde, zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1.       [appellant] heeft een urgentieverklaring op grond van medische noodzaak aangevraagd, omdat hij door slijtage van zijn knie pijn ervaart bij het traplopen en daarom zijn woning niet meer goed kan betreden en verlaten. De GGD heeft geconcludeerd dat weliswaar sprake is van medische problematiek, maar niet in zodanige mate dat voor [appellant] een medische noodzaak bestaat om binnen drie maanden te verhuizen. Bovendien bestaan er nog behandelopties voor de door [appellant] aangegeven klachten en beperkingen. SUWR heeft de urgentieverklaring onder verwijzing naar het advies van de GGD afgewezen en dat besluit in bezwaar gehandhaafd. Ook ziet SUWR geen aanleiding de hardheidsclausule toe te passen.
Klacht
2.       Volgens [appellant] heeft de rechtbank miskend dat niet van de juistheid van het onderzoek van de GGD kan worden uitgegaan. Het onderzoek duurde slechts kort, hij is niet fysiek onderzocht en de arts heeft geen informatie van behandelaars opgevraagd. Daarnaast vindt hij dat SUWR de hardheidsclausule had moeten toepassen.
2.1.    Wat [appellant] aanvoert is slechts een herhaling van zijn beroepsgronden, waarop de rechtbank al gemotiveerd is ingegaan. Zoals de rechtbank terecht heeft overwogen, is niet gebleken dat het onderzoek van de GGD onzorgvuldig was. Uit het advies van de GGD blijkt immers dat tijdens het telefonische gesprek met [appellant] en na bestudering van de aangeleverde medische informatie van de behandelaar van [appellant] kennis is genomen van de medische problematiek en dat die problematiek is beoordeeld. Ook is in het advies toegelicht waarom het niet nodig was meer informatie op te vragen of om [appellant] fysiek te onderzoeken. Zoals de rechtbank terecht heeft overwogen, heeft [appellant] geen medische informatie overgelegd of een eigen deskundige geraadpleegd op basis waarvan aan de juistheid van het advies van de GGD getwijfeld zou moeten worden. Uit de in hoger beroep overgelegde en ter zitting besproken nadere stukken blijkt een dergelijke twijfel niet alsnog. Daarbij merkt de Afdeling op dat voor zover [appellant] nieuwe of verergerde medische klachten heeft, hij een nieuwe aanvraag kan indienen als hij meent dat hij wegens die klachten een urgentieverklaring zou moeten krijgen.
2.2.    [appellant] reageert verder niet inhoudelijk op wat de rechtbank heeft overwogen over het advies van de GGD en het standpunt van SUWR over dat advies en de hardheidsclausule. De rechtbank heeft dan ook terecht het beroep ongegrond verklaard.
Conclusie
3.       Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
4.       SUWR hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.J. Borman, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. G.A. van de Sluis, griffier.
w.g. Borman
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Van de Sluis
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 7 juni 2023
802