202200047/1/A2.
Datum uitspraak: 7 juni 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 12 november 2021 in zaak nr. 21/3013 in het geding tussen:
[appellant]
en
de Belastingdienst/Toeslagen.
Procesverloop
Bij besluit van 31 december 2020 heeft de Belastingdienst/Toeslagen onder meer de aanspraak van [appellant] op kinderopvangtoeslag over 2018 definitief berekend en vastgesteld op € 6.822,00.
Bij besluit van 3 juni 2021 heeft de Belastingdienst/Toeslagen het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij mondelinge uitspraak van 12 november 2021 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Het proces-verbaal van deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De Belastingdienst/Toeslagen heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak op een zitting behandeld op 16 mei 2023, waar de Belastingdienst/Toeslagen, vertegenwoordigd door [gemachtigden], is verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1. Op 28 januari 2018 heeft [appellant] de Belastingdienst/Toeslagen verzocht aan hem kinderopvangtoeslag toe te kennen. De Belastingdienst/Toeslagen heeft [appellant] bij besluit van 21 februari 2018 een voorschot kinderopvangtoeslag voor 2018 verleend van € 19.250,00. De dienst heeft het voorschot bij besluit van 8 april 2019 herzien en op € 16.053,00 vastgesteld. Bij besluit van 31 december 2020 heeft de Belastingdienst/Toeslagen de aanspraak op kinderopvangtoeslag definitief vastgesteld op € 6.822,00.
Beroep
2. [appellant] heeft in beroep aangevoerd dat de Belastingdienst/Toeslagen de kinderopvangtoeslag over 2018 niet lager mocht vaststellen dan het eerder door de dienst vastgestelde voorschotbedrag, omdat alle gegevens op grond waarvan hij de toeslag nu definitief heeft vastgesteld al bij de dienst bekend waren.
3. De rechtbank heeft vastgesteld dat [appellant] op het formulier waarbij hij om kinderopvangtoeslag heeft verzocht zijn maandinkomen van ongeveer € 10.000,00 heeft vermeld. De rechtbank heeft verder vastgesteld dat de inkomsten van [appellant] op jaarbasis hoger zijn dan € 124.000,00. [appellant] heeft niet gecontroleerd met welke inkomensgegevens de Belastingdienst/Toeslagen de voorschotten kinderopvangtoeslag heeft berekend. De dienst heeft op 12 februari 2020 vanuit de Basisregistratie Inkomen het daadwerkelijke verzamelinkomen over 2018 doorgekregen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de Belastingdienst/Toeslagen de aanspraak op kinderopvangtoeslag over 2018 terecht berekend op basis van het daadwerkelijke verzamelinkomen. De dienst heeft dit gegeven niet eerder al bij zijn besluitvorming kunnen betrekken. De bezwaarfase ging namelijk over het aantal uren kinderopvang dat was afgenomen en het inkomen van de toeslagpartner van [appellant]. Verder blijkt uit het dossier niet dat [appellant] zijn jaarinkomen heeft opgegeven. [appellant] heeft wel gesteld dat hij dit heeft gedaan, maar de rechtbank heeft de inkomensgegevens niet in het dossier aangetroffen en [appellant] heeft zijn standpunt hierover verder niet onderbouwd. De Belastingdienst/Toeslagen heeft door de kinderopvangtoeslag over 2018 lager vast te stellen dan het eerder door hem verleende voorschot niet onrechtmatig of onzorgvuldig gehandeld, aldus de rechtbank.
Hoger beroep
4. [appellant] kan zich niet verenigen met dit oordeel. [appellant] wijst er in hoger beroep in de eerste plaats op dat het hem niet verweten kan worden dat hij verkeerde inkomensgegevens aan de Belastingdienst/Toeslagen heeft doorgegeven. Op het moment dat hij het verzoek om kinderopvangtoeslag indiende stond op de website van de Belastingdienst/Toeslagen vermeld dat hij zijn brutosalaris moest opgeven. Het was niet duidelijk of de dienst het maandsalaris of het jaarsalaris wilde weten. [appellant] heeft ervoor gekozen zijn maandsalaris op te geven. [appellant] is ervan uitgegaan dat de Belastingdienst/Toeslagen zijn werk goed doet en heeft niet getwijfeld aan de juistheid van het door de dienst vastgestelde voorschotbedrag. [appellant] wijst er verder op dat de dienst nog voor vanuit de Basisregistratie Inkomen een melding werd gedaan over zijn jaarinkomen beschikte. Dit heeft [appellant] namelijk - met andere informatie waarom de Belastingdienst/Toeslagen heeft gevraagd - overgelegd in de procedure die is gevoerd over de herziening van het voorschotbedrag. De Belastingdienst/Toeslagen heeft toen geen aanleiding gezien het voorschot kinderopvangtoeslag lager vast te stellen. Volgens [appellant] mocht de dienst daarom later de aanspraak op kinderopvangtoeslag niet alsnog lager vaststellen. De rechtbank heeft dit niet onderkend, aldus [appellant].
4.1. De Afdeling kan niet achterhalen wat op het moment dat [appellant] zijn verzoek om kinderopvangtoeslag indiende op de website van de Belastingdienst/Toeslagen stond vermeld. De Afdeling stelt vast dat in het besluit van 21 februari 2018, waarbij de Belastingdienst/Toeslagen aan [appellant] naar aanleiding van zijn aanvraag een voorschot kinderopvangtoeslag heeft toegekend, staat vermeld dat het voorschot is berekend "met een schatting van het jaarinkomen". De dienst vraagt in dit besluit om te controleren of het jaarinkomen dat hij heeft gebruikt om het voorschot te berekenen klopt. Als dit niet zo is, moet [appellant] dit meteen doorgeven en dan wordt de hoogte van het voorschot aangepast, zo staat in het besluit. De Afdeling constateert dat [appellant] in deze oproep geen aanleiding heeft gezien te controleren of de Belastingdienst/Toeslagen over de juiste inkomensgegevens beschikte. Naar het oordeel van de Afdeling kan het de dienst niet worden verweten dat zij is uitgegaan van wat het maandinkomen van [appellant] bleek te zijn. Dit komt voor rekening van [appellant], omdat hij naar aanleiding van het besluit van 21 februari 2018 geen wijzigingen heeft doorgegeven aan de dienst. Net als in beroep heeft [appellant] ook in hoger beroep zijn stelling dat de Belastingdienst/Toeslagen sinds de bezwaarprocedure beschikt over de juiste inkomensgegevens niet onderbouwd. De Belastingdienst/Toeslagen heeft op de zitting bij de Afdeling naar voren gebracht dat in de bezwaarprocedure geen stukken zijn overgelegd die zien op het inkomen van [appellant]. De Afdeling heeft dergelijke stukken niet aangetroffen in het dossier en ziet geen aanleiding om aan de juistheid van de verklaring van de dienst te twijfelen en zij heeft ook geen aanwijzingen dat het dossier op dit punt niet compleet is. Daarbij acht de Afdeling van belang dat de bezwaarschriftenprocedure geen betrekking had op de hoogte van het jaar inkomen van [appellant], maar op het aantal afgenomen uren kinderopvang. De Afdeling gaat er daarom van uit dat de Belastingdienst/Toeslagen pas op 12 februari 2020 over het juiste jaarinkomen van [appellant] beschikte, toen hij hierover bericht kreeg vanuit de Basisregistratie Inkomen. De dienst heeft op basis van deze informatie het voorschot kinderopvangtoeslag van [appellant] mogen herzien, zoals ook de rechtbank heeft geoordeeld.
Het betoog slaagt niet.
Slotsom
5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
6. De Belastingdienst/Toeslagen hoeft geen proceskosten te vergoeden
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. E.J. Daalder, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. W. Dijkshoorn, griffier.
w.g. Daalder
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Dijkshoorn
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 7 juni 2023
735