ECLI:NL:RVS:2023:214
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op aanvraag verblijfsvergunning asiel
Op 18 januari 2023 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling, die beroep had ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De vreemdeling, die ook voor haar minderjarige kind opkwam, had eerder een aanvraag ingediend die op 20 mei 2022 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was ingewilligd. Echter, de staatssecretaris had daarbij niet vastgesteld dat er een bestuurlijke dwangsom was verbeurd. De rechtbank Den Haag had op 28 september 2022 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard, waarop zij in hoger beroep ging.
De Raad van State oordeelde dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De reden hiervoor was dat het hogerberoepschrift geen vragen bevatte die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moesten worden. De rechtsvraag die in het hoger beroep aan de orde was, was eerder door de Afdeling beantwoord in een uitspraak van 30 november 2022. De Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de staatssecretaris geen proceskosten hoefde te vergoeden.
De uitspraak werd gedaan door mr. C.M. Wissels, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. G.A. van de Sluis, griffier. De beslissing werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum, 18 januari 2023.