BIJLAGE
Algemene wet bestuursrecht
Bij de voorbereiding van een besluit vergaart het bestuursorgaan de nodige kennis omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen.
Een besluit dient te berusten op een deugdelijke motivering.
Het bezwaar of beroep kan niet-ontvankelijk worden verklaard, indien:
a. niet is voldaan aan artikel 6:5 of aan enig ander bij de wet gesteld vereiste voor het in behandeling nemen van het bezwaar of beroep, of
b. het bezwaar- of beroepschrift geheel of gedeeltelijk is geweigerd op grond van artikel 2:15,
mits de indiener de gelegenheid heeft gehad het verzuim te herstellen binnen een hem daartoe gestelde termijn.
Indien de bestuursrechter in hoogste aanleg uitspraak doet, kan hij het bestuursorgaan opdragen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen. De artikelen 8:51a, eerste lid, tweede volzin, en tweede lid, 8:51b, tweede en derde lid, en 8:51c, aanhef en onderdelen b tot en met d, zijn van toepassing.
De bestuursrechter vernietigt een besluit niet op de grond dat het in strijd is met een geschreven of ongeschreven rechtsregel of een algemeen rechtsbeginsel, indien deze regel of dit beginsel kennelijk niet strekt tot bescherming van de belangen van degene die zich daarop beroept.
2. In deze wet en de daarop berustende bepalingen:
a. worden onder gevolgen voor het milieu in ieder geval verstaan gevolgen voor het fysieke milieu, gezien vanuit het belang van de bescherming van mensen, dieren, planten en goederen, van water, bodem en lucht en van landschappelijke, natuurwetenschappelijke en cultuurhistorische waarden en van de beheersing van het klimaat, alsmede van de relaties daartussen;
6. In afwijking van artikel 1.1, tweede lid, onder a, worden in dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen onder gevolgen voor het milieu verstaan gevolgen voor het fysieke milieu, waaronder de kwetsbaarheid voor risico’s op zware ongevallen of rampen, gezien vanuit het belang van de bescherming van:
a. de bevolking en de menselijke gezondheid;
b. de biodiversiteit, met bijzondere aandacht voor op grond van de Wet natuurbescherming beschermde habitats en soorten;
c. land, bodem, water, lucht en klimaat;
d. materiële goederen, het cultureel erfgoed en het landschap;
e. de samenhang tussen de onder a tot en met d genoemde factoren.
2. In afwijking van het eerste lid kan de gemeenteraad bij een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan, een wijziging als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, of naar aanleiding van een omgevingsvergunning waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2° of 3°, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van het bestemmingsplan of de beheersverordening wordt afgeweken besluiten geen exploitatieplan vast te stellen, in bij algemene maatregel van bestuur aangegeven gevallen of indien:
a. het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan of de vergunning begrepen gronden anderszins verzekerd is;
Besluit ruimtelijke ordening
1. In dit besluit en de hierop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
i. stedelijke ontwikkeling: ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen; […]
2. De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
Als bouwplan als bedoeld in artikel 6.12, eerste lid, van de wet, wordt aangewezen een bouwplan voor:
a. de bouw van een of meer woningen;
b. de bouw van een of meer andere hoofdgebouwen;
c. de uitbreiding van een gebouw met ten minste 1000 m² bruto-vloeroppervlakte of met een of meer woningen;
d. de verbouwing van een of meer aaneengesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor woondoeleinden, mits ten minste 10 woningen worden gerealiseerd;
e. de verbouwing van een of meer aaneengesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor detailhandel, dienstverlening, kantoor of horecadoeleinden, mits de cumulatieve oppervlakte van de nieuwe functies ten minste 1500 m² bruto-vloeroppervlakte bedraagt;
f. de bouw van kassen met een oppervlakte van ten minste 1000 m² bruto-vloeroppervlakte.
Besluit milieueffectrapportage
5. Voor zover in de bijlage, onderdeel D, bij een categorie van activiteiten categorieën van gevallen zijn aangegeven, geldt:
a. de verplichting tot het toepassen van de artikelen 7.16 tot en met 7.19 en 7.20a van de wet in zodanige gevallen, en
b. de verplichting tot het toepassen van de artikelen 7.16, 7.17, eerste tot en met vierde lid, 7.18, 7.19, eerste en tweede lid, en 7.20a van de wet in overige gevallen, uitgezonderd de gevallen, bedoeld in de categorieën D 49.1, D 49.2 en D 49.3 van de bijlage bij dit besluit.
Bijlage behorend bij het Besluit milieueffectrapportage
Bestemmingsplan "’s-Graveland en Spaanse Polder 2020"
Artikel 3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
b. bedrijfsmatige activiteiten die een milieubelasting kennen die niet hoger is dan categorie 3.1 als bedoeld in de als bijlage opgenomen Staat van milieubelastende activiteiten, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.1';
c. bedrijfsmatige activiteiten die een milieubelasting kennen die niet hoger is dan categorie 3.2 als bedoeld in de als bijlage opgenomen Staat van milieubelastende activiteiten, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2';
d. bedrijfsmatige activiteiten die een milieubelasting kennen die niet hoger is dan categorie 4.1 als bedoeld in de als bijlage opgenomen Staat van milieubelastende activiteiten, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4.1';
e. bedrijfsmatige activiteiten die een milieubelasting kennen die niet hoger is dan categorie 4.2 als bedoeld in de als bijlage opgenomen Staat van milieubelastende activiteiten, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4.2';
f. bedrijfsgebonden kantoren;
g. parkeergarages en parkeervoorzieningen;
alsmede ter plaatse van de aanduiding:
r. 'specifieke vorm van bedrijventerrein - etalagezone' voor bedrijfsterreingebonden kantoren en zelfstandige kantoren;
Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, en voorts met inachtneming van de volgende regels:
Artikel 3.2.1 regels ten aanzien van gebouwen:
a. gebouwen dienen binnen het bestemmingsvlak te worden gebouwd, tenzij op de verbeelding een bouwvlak is aangeduid in welk geval de gebouwen binnen het bouwvlak moeten worden gebouwd;
b. de (voor)gevel van het hoofdgebouw dient in de (voor)gevelrooilijn te worden gebouwd;
c. het bestemmingsvlak dan wel het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij op de verbeelding een maximaal bebouwingspercentage is aangegeven in welke geval dit bebouwingspercentage niet mag worden overschreden;
d. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de maximum bouwhoogte zoals op de verbeelding is aangeduid;
e. in aanvulling op het bepaalde onder d. geldt dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - etalagezone', gebouwen uit minimaal vier bouwlagen bestaan;
f. in geval de maximale hoogte van een toetsingsvlak wordt overschreden wordt, onverlet het bepaalde onder d., vooraf advies ingewonnen bij Luchtverkeersleiding Nederland over het effect van een bouwplan op de correcte werking van het luchtverkeersbeveiligingssysteem.
Artikel 3.5 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
c. nieuwe bedrijfspercelen hebben een minimum oppervlakte van 1.250 m².
bedrijfsgebonden kantoren zijn toegestaan tot een oppervlakte van ten hoogste 50% van de totale bedrijfsvloeroppervlakte, tot een oppervlakte van maximaal 3.000 m².
e. zelfstandige kantoren zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - etalagezone' en ter plaatse van de aanduiding 'kantoor'.
g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - etalagezone' geldt dat de gezamenlijke bruto vloeroppervlakte van bedrijfsterreingebonden kantoren en zelfstandige binnen de aanduidingsgrens ten hoogste 30.000 m² bedraagt.
k. (bedrijfs)woningen zijn niet toegestaan.
Artikel 4.5 Specifieke gebruiksregels
Ten aanzien van het gebruik gelden de volgende regels:
b. nieuwe bedrijfspercelen hebben een minimum oppervlakte van 1.250 m².
Artikel 7.3 Specifieke gebruiksregels
Ten aanzien van het gebruik gelden de volgende regels:
nieuwe bedrijfspercelen hebben een minimum oppervlakte van 1.250 m²;
Artikel 27.1 Bestaande afwijkingen
Een bestaand bouwwerk, waarvan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan de feitelijk aanwezige hoogte, oppervlakte of afstand tot een ander gebouw of grenslijn in strijd is met een in dit plan voorgeschreven maximum dan wel minimum hoogte, oppervlakte of afstand, mag worden gehandhaafd, veranderd en/of vernieuwd, maar niet worden vergroot of anders gesitueerd.
Bestemmingsplan "Spaanse Polder en ’s-Graveland 2004"
Artikel 10 Bedrijfsdoeleinden (B)
1. Doeleindenomschrijving
De gronden op de kaart aangewezen voor Bedrijfsdoeleinden (B) zijn bestemd voor:
a. ter plaatse van de bestemmingsaanduiding B(2): bedrijven voorzover deze voorkomen in categorie 1en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, alsmede:
1. ter plaatse van de subbestemming B(2)gh: een groothandel in bouwmaterialen voorzover dit bedrijf voorkomt in categorie 3 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
2. ter plaatse van de subbestemming B(2)gd: detailhandelsbedrijven in volumineuze artikelen, branchegroep 1 en 2;
3. ter plaatse van de subbestemming B(2)dv: detailhandelsbedrijven in volumineuze artikelen, branchegroep 1;
b. ter plaatse van de bestemmingsaanduiding B(3): bedrijven voorzover deze voorkomen in categorie 1, 2, en 3 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, alsmede:
1. ter plaatse van de subbestemming B(3)sch: een scheepswerf voorzover dit bedrijf voorkomt in categorie 4 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten
2. ter plaatse van de subbestemming B(3)gd: detailhandelsbedrijven in volumineuze artikelen, branchegroep 2;
3. ter plaatse van de subbestemming B(3)dv: detailhandelsbedrijven in volumineuze artikelen, branchegroep 1;
c. ter plaatse van de bestemmingsaanduiding B(4): bedrijven voorzover deze voorkomen in categorie 1 tot en met 4 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, alsmede ter plaatse van de subbestemming B(4)dv: detailhandel in volumineuze artikelen, branchegroep 1;
d. ter plaatse van de bestemmingsaanduiding Bbsl: een benzineservicestation met verkoop van LPG;
e. ter plaatse van de bestemmingsaanduiding Bbs: een benzineservicestation zonder verkoop van LPG;
f. ter plaatse van de subbestemming Bn: een nutsvoorziening;
g. ter plaatse van de subbestemming Bg: een gemaal;
h. bijbehorende voorzieningen zoals showrooms en kantoren als ondergeschikte onderdelen van de bedrijven, (ontsluitings)wegen, laad- en losvoorzieningen, geluidsschermen, parkeervoorzieningen, groenaanleg en water; met dien verstande dat:
i. zelfstandige kantoren niet zijn toegestaan;
j. risicovolle inrichtingen niet zijn toegestaan, met uitzondering van de inrichting zoals bedoeld in lid 1, sub d.
Artikel 39 Overgangsbepalingen
3. Overgangsbepalingen ten aanzien van het gebruik
Het ten tijde van het van kracht worden van dit bestemmingsplan bestaande gebruik van onbebouwde gronden en van bouwwerken, dat in strijd is met dit bestemmingsplan, mag worden voortgezet en zodanig worden gewijzigd, dat het in dezelfde dan wel in mindere mate strijdigheid met dit bestemmingsplan oplevert.