202203431/1/A2.
Datum uitspraak: 31 mei 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)in het geding tussen:
Kloek Zorg B.V., gevestigd te Alphen aan den Rijn,
appellant,
en
de minister voor Langdurige Zorg en Sport,
verweerder
Procesverloop
Bij besluit van 24 januari 2022 heeft de minister voor Langdurige Zorg en Sport aan Kloek Zorg B.V. een last onder dwangsom opgelegd wegens het niet tijdig voldoen aan zijn verantwoordingsplicht op grond van de Wet toelating zorginstellingen (hierna: Wtzi).
Bij besluit van 19 mei 2022 heeft de minister voor Langdurige Zorg en Sport het door Kloek Zorg B.V. daartegen ingestelde bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft Kloek Zorg B.V. beroep ingesteld.
Geen van de partijen heeft binnen de gestelde termijn verklaard gebruik te willen maken van het recht ter zitting te worden gehoord, waarna de Afdeling het onderzoek met toepassing van artikel 8:57, derde lid, van de Awb heeft gesloten.
Overwegingen
1. Kloek Zorg B.V. heeft een toelating als bedoeld in de Wet toelating zorginstellingen (hierna: Wtzi-toelating). Naast Kloek Zorg B.V. heeft ook Kloek B.V. een Wtzi-toelating. Gelet op de artikelen 15 en 16 van de Wtzi en artikel 9, eerste lid, van de Regeling verslaggeving Wtzi moet degene die een Wtzi-toelating heeft jaarlijks een verantwoording vóór 1 juni aan het CIBG, de uitvoeringsorganisatie van het ministerie van VWS, verstrekken. Voor het jaar 2020 is de termijn waarbinnen verantwoording moest worden verstrekt vanwege de coronapandemie verlengd tot 1 oktober 2021.
2. Bij brief van 2 november 2021 heeft de minister aan Kloek Zorg B.V. bericht dat het CIBG de jaarverantwoording niet had ontvangen en dat hij voornemens was om een last onder dwangsom op te leggen. Aan Kloek Zorg B.V. is een termijn van twee weken voor het geven van een zienswijze geboden. In de brief is verder opgemerkt dat geen last onder dwangsom zou worden opgelegd als Kloek Zorg B.V. binnen vier weken de jaar verantwoording zou verstrekken. Kloek Zorg B.V. heeft van die mogelijkheid geen gebruik gemaakt. Op 3 januari 2022 heeft de minister vastgesteld dat de jaarverantwoording niet was aangeleverd en dat de jaarrekening en de controleverklaring of beoordelingsverklaring van een geregistreerd accountant ontbrak. Verder was de minister gebleken dat de vragenlijsten uit DigiMV niet waren ingevuld. Bij het besluit van 24 januari 2022 is aan Kloek Zorg B.V. een last onder dwangsom opgelegd. Aan deze last heeft de minister een dwangsom verbonden van € 1.000,- voor iedere week dat niet volledig aan de last zou worden voldaan, met een maximum van € 10.000,-. In het besluit is een begunstigingstermijn van vier weken gesteld. Tegen het besluit tot oplegging van een dwangsom heeft Kloek Zorg B.V. een bezwaarschrift ingediend, dat bij het besluit van 19 mei 2022 ongegrond is verklaard.
3. Bij brief van 3 juni 2022 heeft de minister vastgesteld dat Kloek Zorg B.V. niet aan de last onder dwangsom heeft voldaan en het voornemen aangekondigd tot invordering van de dwangsom over te gaan.
4. Kloek Zorg B.V. voert aan dat aanvankelijk Kloek B.V. een Wtzi-erkenning had en dat op advies van de accountant besloten was om de toelating te verplaatsen naar Kloek Zorg B.V. De accountant heeft deze wijziging niet goed verwerkt, waardoor er enige tijd twee Wtzi-toelatingen waren. Voor Kloek B.V. zijn alle cijfers tijdig aangeleverd. De accountant heeft Kloek Zorg B.V. er niet op gewezen dat voor beide vennootschappen een jaarverantwoording moest worden gegeven. Hoewel Kloek Zorg B.V. erkent niet zorgvuldig te hebben gehandeld vindt zij het onjuist dat de dwangsom van gemeenschapsgeld moet worden betaald, te weten uit zorginkomsten van Kloek Zorg B.V.
5. Niet in geschil is dat Kloek Zorg B.V. de verplichting had om voor 1 oktober 2021 een jaarverantwoording aan het CIBG te sturen en zij dat niet heeft gedaan. Daarom was de minister bevoegd een last onder dwangsom op te leggen. Bij brief van 3 november 2021 heeft de minister Kloek Zorg B.V. herinnerd aan haar wettelijke verplichting. Kloek Zorg B.V. heeft op het voornemen een dwangsom op te leggen niet gereageerd en ook geen gebruik gemaakt van de daarin genoemde vier weken om de jaarverantwoording alsnog te verstrekken. In het besluit van 24 januari 2022 is Kloek Zorg B.V. een begunstigingstermijn van vier weken gegeven, waarvan zij ook geen gebruik heeft gemaakt. Het feit dat Kloek Zorg B.V., naar zij stelt, door haar accountant niet goed is geïnformeerd komt voor haar risico. Gelet op de inhoud van het voornemen en de last onder dwangsom had zij tenminste haar accountant kunnen raadplegen. Dat betekent dat de minister de last onder dwangsom mocht opleggen. Het enkele feit dat de dwangsom moet worden opgebracht uit inkomsten die Kloek Zorg B.V. uit de voor zorg bestemde gelden heeft verworven maakt dat niet anders. Het niet voldoen aan de last onder dwangsom komt immers ook voor risico van Kloek Zorg B.V.
6. Dat betekent dat het beroep van Kloek Zorg B.V. ongegrond is.
7. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. E.J. Daalder, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. Y.M. van Soest-Ahlers, griffier.
w.g. Daalder
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Van Soest-Ahlers
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 31 mei 2023
343-1014