202203864/1/A2.
Datum uitspraak: 31 mei 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 22 juni 2022 in zaak nr. 21/2189 in het geding tussen:
[appellant]
en
de Belastingdienst/Toeslagen.
Procesverloop
Bij brief van 25 februari 2021 heeft de Belastingdienst/Toeslagen [appellant] meegedeeld dat hij de terugvordering van € 221,00 nog niet heeft betaald.
Bij besluit van 22 april 2021 heeft de Belastingdienst/Toeslagen het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 22 juni 2022 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De Belastingdienst/Toeslagen heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
[appellant] heeft een nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak op een zitting behandeld op 2 mei 2023, waar [appellant], en de Belastingdienst/Toeslagen, vertegenwoordigd door [gemachtigden] zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1. De Belastingdienst/Toeslagen heeft [appellant] bij besluit van 28 december 2017 € 344,00 voorschot zorgtoeslag toegekend voor het jaar 2018. Bij besluit van 14 februari 2020 heeft de Belastingdienst/Toeslagen de zorgtoeslag van [appellant] over het jaar 2018 definitief berekend op € 128,00. Omdat dit betekent dat [appellant] teveel voorschot heeft ontvangen, heeft de Belastingdienst/Toeslagen bij datzelfde besluit een bedrag van € 216,00 en € 5,00 rente teruggevorderd.
2. De Belastingdienst/Toeslagen heeft [appellant] bij brief van 25 februari 2021 meegedeeld dat hij het bedrag van € 221,00 nog niet heeft betaald. [appellant] heeft bij brief van 5 maart 2021 bezwaar gemaakt tegen de brief van 25 februari 2021. De Belastingdienst/Toeslagen heeft dat bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. De Belastingdienst/Toeslagen heeft er op gewezen dat de brief van 25 februari 2021 een informatieve brief is die betrekking heeft op het besluit van 14 februari 2020. [appellant] had binnen zes weken tegen dat besluit bezwaar moeten maken. Aangezien [appellant] pas op 5 maart 2021 bezwaar heeft gemaakt, is het bezwaar te laat ingediend.
Aangevallen uitspraak
3. De rechtbank heeft geoordeeld dat de Belastingdienst/Toeslagen het bezwaar van [appellant] terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. De rechtbank heeft allereerst geoordeeld dat de brief van 25 februari 2021 geen rechtsgevolg heeft en daarom geen besluit is als bedoeld in artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht. De rechtbank heeft vervolgens geoordeeld dat tegen het besluit van 14 februari 2020, waar de brief van 25 februari 2021 betrekking op heeft, niet tijdig bezwaar is gemaakt. De rechtbank heeft over het standpunt van [appellant] dat hij wel tijdig bezwaar heeft gemaakt overwogen dat het aan [appellant] is om dit aannemelijk te maken. Volgens de rechtbank heeft [appellant] dat niet gedaan.
Hoger beroep
4. [appellant] kan zich niet verenigen met de uitspraak van de rechtbank en komt daartegen in hoger beroep. [appellant] stelt zich op het standpunt dat hij tijdig bezwaar heeft gemaakt. Volgens [appellant] is zijn zaak ook niet behandeld door een eerlijke en onpartijdige rechtbank.
4.1. Naar het oordeel van de Afdeling heeft de rechtbank terecht geoordeeld dat [appellant] niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij tijdig bezwaar heeft gemaakt tegen het besluit van 14 februari 2020. Het dossier bevat alleen het te laat gemaakte bezwaar van 5 maart 2021. [appellant] heeft niet aangegeven wanneer hij eerder bezwaar heeft gemaakt. [appellant] heeft ook niet aangegeven waar dat bezwaar te vinden zou zijn. Ook de Belastingdienst/Toeslagen heeft toegelicht geen eerder bezwaar van [appellant] tegen het besluit van 14 februari 2020 te kennen.
Dat wat [appellant] verder heeft aangevoerd in de procedure kan niet leiden tot vernietiging van de aangevallen uitspraak of het doel dat hij daarmee wil bereiken.
4.2. Het betoog slaagt niet.
Conclusie
5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
6. De Belastingdienst/Toeslagen hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.J. Borman, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P.A. de Vink, griffier.
w.g. Borman
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. De Vink
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 31 mei 2023
154-1022