ECLI:NL:RVS:2023:2081

Raad van State

Datum uitspraak
31 mei 2023
Publicatiedatum
31 mei 2023
Zaaknummer
202205179/1/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplanwijziging Mierloseweg 40 Geldrop en de gevolgen voor omwonenden

Op 31 mei 2023 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende het bestemmingsplan "Mierloseweg 40 Geldrop". Dit bestemmingsplan, dat op 11 juli 2022 door de raad van de gemeente Geldrop-Mierlo was vastgesteld, maakt de bouw van een nieuw woongebouw met 40 appartementen mogelijk. Appellanten, bewoners van de nabijgelegen woningen, hebben beroep ingesteld tegen dit besluit, omdat zij vrezen voor parkeer- en verkeeroverlast, schaduwwerking op hun zonnepanelen en geluidsoverlast van de geplande warmtepompen.

De Afdeling heeft de argumenten van de appellanten beoordeeld. Appellant sub 1 stelde dat het plan leidt tot onvoldoende parkeergelegenheid en dat de verkeersgeneratie onderschat is. De raad heeft echter betoogd dat de parkeerbehoefte adequaat is berekend en dat er voldoende parkeerplaatsen in de parkeerkelder en openbare ruimte zijn. De Afdeling oordeelde dat de raad redelijkerwijs van de gehanteerde parkeernormen kon uitgaan en dat de verkeerssituatie niet onaanvaardbaar zou verslechteren.

Daarnaast betoogde appellant sub 1 dat de schaduwwerking op haar woning door het nieuwe gebouw significant zou toenemen. De Afdeling oordeelde dat de raad niet verplicht is om de omgeving zo in te richten dat eigenaren van bestaande gebouwen optimaal gebruik kunnen maken van zonnepanelen. Wat betreft de geluidsoverlast van de warmtepompen, concludeerde de Afdeling dat de raad voldoende onderzoek had gedaan en dat de geluidsemissie binnen de wettelijke normen zou blijven.

Appellant sub 2 voerde aan dat het plan zijn privacy zou aantasten door inkijk vanuit de nieuwe appartementen. De Afdeling oordeelde dat de raad onvoldoende rekening had gehouden met de privacybelangen van appellant sub 2, aangezien de afstand van het bouwvlak tot zijn perceelsgrens slechts 2 meter bedraagt. Dit leidde tot de conclusie dat het plan niet in overeenstemming was met een goede ruimtelijke ordening. Het beroep van appellant sub 1 werd ongegrond verklaard, terwijl het beroep van appellant sub 2 gegrond werd verklaard, wat leidde tot de vernietiging van het besluit van de raad.

Uitspraak

202205179/1/R2.
Datum uitspraak: 31 mei 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1.       [appellant sub 1], wonend te Geldrop, gemeente Geldrop-Mierlo,
2.       [appellant sub 2], wonend te Geldrop, gemeente Geldrop-Mierlo,
appellanten,
en
de raad van de gemeente Geldrop-Mierlo,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 11 juli 2022 heeft de raad het bestemmingsplan "Mierloseweg 40 Geldrop" (hierna: het plan) gewijzigd vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant sub 2] en [appellant sub 1] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[bedrijf]. (hierna: de initiatiefnemer) heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
[appellant sub 2] en [appellant sub 1] hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak op een zitting behandeld op 9 februari 2023, waar [appellant sub 1], bijgestaan door mr. F.K. van den Akker, advocaat te Eindhoven, [appellant sub 2] en de raad, vertegenwoordigd door ir. S.F. Olschewsky en mr. A.J.H.A. Verkooijen, zijn verschenen. Verder is op de zitting de initiatiefnemer, vertegenwoordigd door mr. J. van Groningen, advocaat te Middelharnis, vergezeld door [gemachtigde], als partij gehoord.
Overwegingen
Inleiding
1.       Het plan maakt het mogelijk aan de Mierloseweg 40 in Geldrop een nieuw woongebouw met 40 appartementen, een maximum bouwhoogte van 14,7 meter en een parkeerkelder te realiseren (hierna ook: de ontwikkeling). De initiatiefnemer heeft het voornemen het bestaande, leegstaande, bedrijfsverzamelgebouw daarvoor te slopen.
2.       [appellant sub 1] woont ten oosten van het plangebied, aan de Ter [locatie 1] in Geldrop. Zij vreest voor parkeer- en verkeeroverlast ten gevolge van het plan, schaduwwerking op de zonnepanelen van haar woning en geluidsoverlast door de buitenunits van de beoogde warmtepompen.
3.       [appellant sub 2] woont direct ten westen van het plangebied, aan de [locatie 2]. Hij kan zich niet met het plan verenigen omdat het plan volgens hem leidt tot aantasting van zijn privacy, parkeerproblemen en waardedaling van zijn woning.
Eerdere uitspraak van de voorzieningenrechter
4.       De voorzieningenrechter van de Afdeling heeft het verzoek van [appellant sub 1] om een voorlopige voorziening afgewezen bij uitspraak van 3 januari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2.
Toetsingskader
5.       Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling oordeelt niet zelf of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het plan onevenredig zijn in verhouding tot de met het plan te dienen doelen.
Beroepschrift [appellant sub 1]
Parkeren
6.       [appellant sub 1] betoogt dat het plan leidt tot parkeeroverlast omdat de raad in onvoldoende parkeerplaatsen voor de 40 beoogde appartementen heeft voorzien, door bij de berekening van de parkeerbehoefte uit te gaan van de minimale parkeernorm voor huurappartementen. Volgens [appellant sub 1] had de raad de gemiddelde parkeernorm voor koopappartementen of een representatieve verdeling tussen huur- en koopappartementen moeten hanteren.
[appellant sub 1] betoogt verder dat er onvoldoende parkeerruimte is om in de parkeerbehoefte te voorzien. Volgens [appellant sub 1] is er sprake van een hoge parkeerdruk en geen ruimte om extra parkeerplaatsen te realiseren.
6.1.    De raad stelt dat het plan niet zal leiden tot parkeeroverlast. Volgens de plantoelichting bedraagt de parkeerbehoefte 46 parkeerplaatsen De raad is bij de berekening uitgegaan van 26 goedkope / middenhuur appartementen waarvoor hij de parkeernorm van 1 parkeerplaats per appartement heeft gehanteerd en 14 dure appartementen waarvoor hij de parkeernorm van 1,4 parkeerplaats per appartement heeft gehanteerd. De raad stelt dat hij is uitgegaan van de invulling die in de aanvraag omgevingsvergunning en de anterieure overeenkomst met de initiatiefnemer is opgenomen en dat dit een representatieve invulling is van wat het plan maximaal mogelijk maakt.
De raad stelt verder dat er voldoende parkeerplaatsen zijn om in de parkeerbehoefte te voorzien. De raad wijst op de 40 parkeerplaatsen die de initiatiefnemer zal realiseren in de parkeerkelder van het woongebouw en op het parkeerdrukonderzoek van bureau Buiten-Ruimte van 2 december 2022 waaruit volgt dat de parkeerdruk in de openbare ruimte rondom de planlocatie laag is en dat daar voldoende parkeerplaatsen beschikbaar zijn voor de 6 parkeerplaatsen die verder nog nodig zijn.
6.2.    De Afdeling stelt vast dat de door de raad gehanteerde parkeernormen zijn gebaseerd op de minimale parkeerkencijfers van de  CROW-publicatie 381 "Toekomstbestendig Parkeren" (hierna: de CROW-publicatie) voor een matig stedelijk gebied en het gebiedstype "rest bebouwde kom". Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad redelijkerwijs van die parkeerkencijfers kunnen uitgaan. Door het aantal parkeerplekken voor het plan zoveel mogelijk te beperken, heeft de raad namelijk uitvoering gegeven aan het gemeentelijk beleid, de "Parkeervisie Geldrop-Mierlo". Bij nieuwbouw zet die visie in op het beperken van autobezit en -gebruik en het stimuleren van alternatieve mobiliteit. Verder is van belang dat het plangebied nabij openbaar vervoer ligt, waarvan de toekomstige bewoners van het plangebied gebruik kunnen maken als alternatief voor de auto. De Afdeling volgt dus niet het betoog van [appellant sub 1] dat de raad had moeten uitgaan van de gemiddelde parkeernorm.
6.3.    De raad is bij de berekening van de parkeerbehoefte uitgegaan van in totaal 40 appartementen, het maximaal aantal appartementen dat op grond van de verbeelding van het plan is toegestaan. Volgens de plantoelichting zijn de uitgangspunten voor de invulling 100% verhuur aan starters en senioren, een netto woonoppervlakte per appartement van ongeveer 60 m² tot 100 m², 8 lage, 18 hoge middenhuur en 14 dure huurappartementen en in de kelder van het woongebouw een parkeerplaats voor elk appartement. De Afdeling heeft geen aanleiding om te twijfelen aan  de stelling van de raad dat die invulling is overeengekomen met de initiatiefnemer en dat hij bij de berekening van de parkeerbehoefte is uitgegaan van een representatieve invulling van de maximale mogelijkheden van het plan. Voor zover andere typen appartementen zouden worden gerealiseerd, is in artikel 8.1.1, aanhef en onder a, van de planregels geborgd dat in dat geval bij het verlenen van de omgevingsvergunning in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien.
6.4.    De Afdeling volgt het standpunt van de raad dat in de parkeerbehoefte van 46 parkeerplaatsen kan worden voorzien, met 40 parkeerplaatsen in de parkeerkelder en 6 parkeerplaatsen in de openbare ruimte. Daarbij neemt de Afdeling in aanmerking dat uit de parkeerdrukmetingen van bureau Buiten-Ruimte is gebleken dat de maximale bezettingsgraad van de parkeerplaatsen in de openbare ruimte binnen een loopafstand van 100 meter vanaf de beoogde ontwikkeling 60% is. Uit die metingen is gebleken dat er in het onderzoeksgebied 10 tot 14 vrije parkeerplaatsen zijn als rekening wordt gehouden met een maximale bezettingsgraad van 85% van de 40 parkeerplaatsen. Er zijn dus voldoende parkeerplaatsen om in de behoefte van 6 parkeerplaatsen in de openbare ruimte te voorzien. [appellant sub 1] heeft haar stelling dat er sprake is van een hoge parkeerdruk niet aannemelijk gemaakt met een deskundigenbericht of op andere wijze.
Het betoog slaagt niet.
Verkeer
7.       [appellant sub 1] betoogt dat de raad de verkeersgeneratie heeft onderschat en dat het plan zal leiden tot verkeersproblemen. Volgens [appellant sub 1] is de door de raad gehanteerde norm van 3,7 tot 4,5 verkeersbewegingen per etmaal per woning voor midden/goedkope huurappartementen in een weinig of niet stedelijke omgeving. [appellant sub 1] stelt dat hier echter sprake is van een matig stedelijke omgeving. Zij stelt ook dat de raad rekening had moeten houden met de 14 dure huurappartementen. Op de zitting heeft zij naar voren gebracht dat het plan zal leiden tot verkeersproblemen, omdat de in- en uitgang van de parkeerkelder is voorzien in de Ter Borghstraat. Aan de kant van de Mierloseweg loopt die straat dood. Omdat al het verkeer van en naar het woongebouw maar één richting op kan, vreest zij voor een toename van het verkeer voor haar huis.
7.1.    Volgens de plantoelichting kan de huidige infrastructuur de verkeersgeneratie van het plan zonder problemen verwerken en levert het aspect mobiliteit geen belemmeringen op. De raad heeft op basis van de CROW-publicatie berekend dat het plan leidt tot in totaal 148 tot 180 verkeersbewegingen per etmaal, uitgaande van 40 midden/goedkope huurappartementen in weinig stedelijk of niet stedelijk gebied en minimaal 3,7 tot maximaal 4,5 verkeersbewegingen per woning per etmaal.
7.2.    In de uitspraak van 3 januari 2023 die hiervoor is vermeld, is  uiteengezet dat het rekenen met de door [appellant sub 1] genoemde factoren slechts tot 8 verkeersbewegingen meer per etmaal leidt dan in de plantoelichting is vermeld. De wegen rondom het plangebied zijn erftoegangswegen. De raad heeft verwezen naar het aanvullende verkeersonderzoek van bureau Buiten-Ruimte, waarin is vermeld dat volgens de landelijke verkeersveiligheidsvisie "Duurzaam Veilig" op erftoegangswegen binnen de bebouwde kom wordt gestreefd naar een maximale verkeersintensiteit van 4.000 verkeersbewegingen per etmaal. Volgens de raad leidt het plan slechts tot een geringe verkeerstoename en blijkt uit recente verkeerstellingen dat dit maximum allerminst wordt bereikt in de Ter Borghstraat, juist omdat het een doodlopende straat is. Er bestaat geen grond voor het oordeel dat door het plan doorstromingsproblemen of verkeersonveilige situaties zullen ontstaan.
Het betoog slaagt niet.
Schaduwhinder
8.       [appellant sub 1] betoogt dat de schaduwwerking op haar woning zo toeneemt door het plan, dat de zonnepanelen op het westelijke dakvlak van haar woning in de winter geen reëel rendement meer zullen opleveren. Volgens [appellant sub 1] heeft de raad hiermee onvoldoende rekening gehouden. Op de zitting heeft zij gesteld dat het plan leidt tot significant meer schaduwhinder en dat zij niet veel waarde hecht aan de berekeningen waarnaar de raad verwijst.
8.1.    Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 5 december 2018, ECLI:NL:RVS:2018:3982), is de raad in een stedelijke omgeving met bestaande bebouwing niet verplicht die omgeving zo in te richten dat eigenaren van bestaande gebouwen optimaal gebruik kunnen maken van zonnepanelen.
8.2.    De raad heeft bij de besluitvorming de bezonningsstudie van Cier Architecten van 4 juli 2022 betrokken. Daarin is op basis van een vergelijking van de schaduwbeelden in de oude en de beoogde nieuwe situatie geconcludeerd dat de schaduwwerking als gevolg van het plan beperkt zal toenemen op de voortuin en -gevel van de woning van [appellant sub 1], namelijk op 21 maart en op 21 september in de middag na 15:00. De Afdeling kan uit die bezonningsstudie, noch uit de uitgebreidere bezonningsstudie van 26 september 2022 afleiden dat het plan tot significant meer schaduwhinder zal leiden en daarom onaanvaardbaar is. [appellant sub 1] heeft haar stelling hierover niet aannemelijk gemaakt.
Het betoog slaagt niet.
Warmtepompen
9.       [appellant sub 1] betoogt dat de warmtepompen van de nieuw te bouwen appartementen geluidsoverlast zullen geven en dat de raad ten onrechte geen onderzoek hiernaar heeft gedaan.
9.1.    De raad heeft zich op het standpunt gesteld dat de wijziging van de bestemming van bedrijfsdoeleinden met milieucategorie 1 en 2 bedrijven naar een woonbestemming met 40 appartementen in het plan niet zal leiden tot een toename van de geluidsemissie. Onder verwijzing naar de "Rapportage geluidsuitstraling installaties" van S&W Bouwkundig Ingenieurs (hierna: S&W) van 22 september 2022 heeft de raad verder gesteld dat de vrees van [appellant sub 1] voor geluidsoverlast van de warmtepompen ongegrond is.
9.2.    S&W heeft de totale geluidsbelasting van de 40 buitenunits van de warmtepompen op het dak van het woongebouw berekend. In de rapportage heeft S&W gesteld dat het langtijdgemiddelde geluidsniveau (LAr,LT) van alle installaties samen op de gevel van een nabijgelegen woning op grond van het Activiteitenbesluit milieubeheer niet hoger mag zijn dan 50 dB(A), 45 dB(A) en 40 dB(A) in de dag-, avond- en nachtperiode. Uit de berekening van S&W volgt dat de hoogste geluidsbelasting op de voorgevel van de woning van [appellant sub 1] 30 dB(A) is als alle beoogde 40 buitenunits op het dak van het woongebouw 24 uur per dag op vol vermogen in werking zijn. S&W heeft geconcludeerd dat deze geluidsbelasting zeer ruim, met een marge van 10 dB(A), aan de norm voor de nachtperiode van het Activiteitenbesluit milieubeheer voldoet en dat er geen sprake is van mogelijke geluidsoverlast van de buitenunits van de warmtepompen bij de woning van [appellant sub 1].
De Afdeling leidt hieruit af dat de raad bij de beoordeling van de geluidsbelasting van de warmtepompen heeft aangesloten bij de normen van artikel 2.17 van het Activiteitenbesluit milieubeheer. De raad kon aansluiten bij die normen. Gelet op de onderzoeksresultaten van de rapportage van S&W is er geen aanleiding voor het oordeel dat de warmtepompen zullen leiden tot onaanvaardbare cumulatieve geluidhinder.
Het betoog slaagt niet.
Beroepschrift [appellant sub 2]
Parkeren
10.     [appellant sub 2] betoogt dat als gevolg van het plan een tekort ontstaat van ongeveer 16 parkeerplaatsen. Hij wijst erop dat de parkeernorm tot voor kort 1,4 was. Volgens [appellant sub 2] is dat een realistisch uitgangspunt.
10.1.  Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen onder 6.1 tot en met 6.4 slaagt dit betoog niet.
Privacy
11.     [appellant sub 2] betoogt dat het plan leidt tot aantasting van zijn privacy. Hij stelt dat vanuit negen appartementen zicht is op zijn tuin en dat vanaf de zes beoogde hoekappartementen niet alleen zicht is op zijn tuin maar ook op zijn woonkamer. [appellant sub 2] stelt dat onvoldoende rekening is gehouden met zijn belangen bij de vaststelling van het plan.
11.1.  De raad erkent dat het plan kan leiden tot meer inkijk op het perceel van [appellant sub 2] en verlies van privacy.
De raad stelt dat wel rekening is gehouden met de belangen van [appellant sub 2]. Door de ligging van het bouwvlak op de verbeelding van het plan is namelijk geborgd dat de afstand van de perceelsgrens van [appellant sub 2] tot de gevel van het appartementengebouw minimaal 2 meter is. De raad stelt dat die afstand volgens het bouwplan minimaal 5,5 meter is en dat de balkons en verblijfsruimten van de appartementen volgens het bouwplan zoveel mogelijk op de voor- en achterzijde van het gebouw zijn georiënteerd in plaats van op het naastgelegen perceel van [appellant sub 2], waardoor de inkijk en het verlies van privacy wordt beperkt.
De raad stelt verder dat hij het maatschappelijke belang van de woningbouw groter acht dat het individuele privacybelang van [appellant sub 2]. Daarbij merkt de raad op dat het plangebied in de schil van het centrum van Geldrop ligt, waarin een (verdere) beperking van privacy door nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen niet wordt uitgesloten.
11.2.  Naar het oordeel van de Afdeling is de aantasting van de privacy van [appellant sub 2] door toegenomen inkijk op zijn perceel en woning redelijkerwijs niet aanvaardbaar. Hierbij betrekt de Afdeling de geringe afstand van 2 meter van het bouwvlak tot de perceelsgrens van [appellant sub 2] en van 11 meter tot zijn woning, de maximale bouwhoogte van 14,7 meter binnen dit bouwvlak. De planregels waarborgen op geen enkele wijze dat de privacy van [appellant sub 2] wordt beschermd, bijvoorbeeld door de oriëntatie van de appartementen hierin vast te leggen. Het plan biedt dus alle ruimte voor de realisatie van een woongebouw op korte afstand van het perceel van [appellant sub 2], met volledig zicht op het perceel en de woning van [appellant sub 2] vanuit de beoogde appartementen.
Met de stelling dat de afstand van het woongebouw tot de perceelsgrens van [appellant sub 2] volgens het bouwplan 5,5 meter is, gaat de raad eraan voorbij dat niet het bouwplan van Cier Architecten van 16 december 2021 maar het bestemmingsplan hier ter beoordeling voorligt. Uit de verbeelding van het bestemmingsplan volgt dat het bouwvlak op 2 meter van die perceelsgrens ligt.
Hetzelfde geldt voor de stelling van de raad over de oriëntatie van de verblijfsruimten en balkons. Ook die stelling is gebaseerd op het bouwplan van Cier Architecten, dat de Afdeling hier niet beoordeelt. De raad heeft geen regels in het bestemmingsplan opgenomen over de oriëntatie binnen het bouwvlak.
Overigens volgt uit dat bouwplan dat de beoogde appartementen naar vier zijden zijn georiënteerd, dat de beoogde gevel aan de zijde van het perceel van [appellant sub 2] zes hoekbalkons heeft, daarnaast drie balkons in het midden en 21 grote raampartijen die volledig zicht bieden op zijn perceel en woning. Ook uit het bouwplan blijkt dus niet, anders dan de raad stelt, dat de inkijk op het perceel en de woning van [appellant sub 2] en het verlies van zijn privacy zijn beperkt. Uit het bouwplan volgt eerder dat de initiatiefnemer de door het plan geboden ruimte zonder meer heeft benut.
De Afdeling heeft begrip voor het door de raad gestelde maatschappelijke belang van woningbouw. Naar het oordeel van de Afdeling kan dat belang echter ook worden gediend met inachtneming van waarborgen in het plan die voorkomen dat de privacy van [appellant sub 2] onevenredig wordt aangetast. Dat het plangebied in de schil van het centrum ligt, betekent niet dat de privacy van [appellant sub 2] van geen enkele betekenis meer is.
Omdat de raad het privacybelang van [appellant sub 2] onvoldoende in acht heeft genomen, heeft de raad zich niet op het standpunt kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.
Het betoog slaagt.
Waardedaling
12.     Aangezien het betoog van [appellant sub 2] over de schending van zijn privacybelang slaagt en dit tot vernietiging van het plan leidt, zoals volgt uit de conclusie hierna, komt de Afdeling niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van zijn betoog dat het plan leidt tot een waardevermindering van zijn woning.
Conclusie
13.     Het beroep van [appellant sub 1] is ongegrond.
14.     Het beroep van [appellant sub 2] is gegrond. Het besluit van 11 juli 2022 tot gewijzigde vaststelling van het plan moet wegens strijd met artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening worden vernietigd.
15.     De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        verklaart het beroep van [appellant sub 1] ongegrond;
II.       verklaart het beroep van [appellant sub 2] gegrond;
III.      vernietigt het besluit van 11 juli 2022, kenmerk NL.IMRO.1771.BPMierloseweg40-VA01, van de raad van de gemeente Geldrop-Mierlo tot gewijzigde vaststelling van het bestemmingsplan "Mierloseweg 40 Geldrop";
IV.      draagt de raad van de gemeente Geldrop-Mierlo op om binnen vier weken na verzending van deze uitspraak ervoor zorg te dragen dat het hiervoor vermelde onderdeel nummer III wordt verwerkt op de landelijke voorziening, www.ruimtelijkeplannen.nl;
V.       gelast dat de raad van de gemeente Geldrop-Mierlo aan [appellant sub 2] het door hem voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 184,00 vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. A.J.C. de Moor-van Vugt, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A. de Vlieger-Mandour, griffier.
w.g. De Moor-van Vugt
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. De Vlieger-Mandour
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 31 mei 2023
615
BIJLAGE
Activiteitenbesluit milieubeheer
Artikel 2.17
1. Voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau (LAr,LT) en het maximaal geluidsniveau LAmax, veroorzaakt door de in de inrichting aanwezige installaties en toestellen, alsmede door de in de inrichting verrichte werkzaamheden en activiteiten en laad- en losactiviteiten ten behoeve van en in de onmiddellijke nabijheid van de inrichting, geldt dat:
a.       de niveaus op de in tabel 2.17a genoemde plaatsen en tijdstippen niet meer bedragen dan de in die tabel aangegeven waarden;
(…)
Planregels
Artikel 8.1 Parkeergelegenheid
Artikel 8.1.1 Bouwen
Het bevoegd gezag toetst bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen of wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid. Hiervoor gelden de volgende regels:
a. in het geval van de oprichting, uitbreiding of wijziging van een gebouw dient ten behoeve van het parkeren van auto's te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid. Hierbij dient te worden voldaan aan de parkeerkencijfers van de CROW-uitgave parkeerkencijfers 'Toekomstbestendig parkeren' (publicatie 381) of een andere CROW-publicatie zoals geldend ten tijde van de aanvraag van de omgevingsvergunning, of op dat moment geldende gemeentelijk parkeerbeleid. Hierbij wordt de norm berekend over het nieuw te bouwen of te wijzigen gedeelte;
b. bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub a en worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien:
1. indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit; en/of
2. het ruimtelijk gezien niet wenselijk is de nodige parkeer- of stallingruimte op eigen terrein te voorzien; en/of
3. aangetoond kan worden dat er voldoende openbare parkeerplaatsen binnen een acceptabele afstand aanwezig zijn die benut kunnen worden;
c. afwijken als bedoeld in sub b is slechts mogelijk, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
1. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden;
2. de parkeersituatie in de openbare ruimte;
3. de woon- en leefsituatie;
4. verkeersveiligheid.
8.1.2 Voorwaarden
Aan een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 8.1.1 kunnen voorwaarden worden verbonden, waaronder een instandhoudingsplicht van voldoende parkeergelegenheid.