ECLI:NL:RVS:2023:208

Raad van State

Datum uitspraak
18 januari 2023
Publicatiedatum
18 januari 2023
Zaaknummer
202206125/1/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen niet tijdig nemen van besluiten op aanvragen voor verblijfsvergunningen

In deze zaak hebben twee vreemdelingen, vertegenwoordigd door mr. E.R. Coene, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, van 28 september 2022. De rechtbank had de beroepen van de vreemdelingen ongegrond verklaard, die zich verzetten tegen het niet tijdig nemen van besluiten op hun aanvragen voor een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 22 juli 2022 de aanvragen ingewilligd, maar zonder vaststelling van een bestuurlijke dwangsom. De vreemdelingen waren van mening dat de staatssecretaris in gebreke was gebleven en dat er aanleiding was voor het toekennen van een dwangsom.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 18 januari 2023 uitspraak gedaan in het hoger beroep. De Afdeling oordeelde dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De reden hiervoor was dat het hogerberoepschrift geen vragen bevatte die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moesten worden. De rechtsvraag die aan de orde was, was eerder door de Afdeling beantwoord in een uitspraak van 30 november 2022, waardoor er geen aanleiding was om in dit geval anders te oordelen.

De Afdeling bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de staatssecretaris geen proceskosten hoefde te vergoeden. De uitspraak werd gedaan door mr. C.M. Wissels, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. G.A. van de Sluis, griffier. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

202206125/1/V2.
Datum uitspraak: 18 januari 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[vreemdeling 1] en [vreemdeling 2],
appellanten,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, van 28 september 2022 in zaken nrs. NL22.5199 en NL22.4812 in het geding tussen:
de vreemdelingen
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
De vreemdelingen hebben beroepen ingesteld tegen het niet tijdig nemen van besluiten op hun aanvragen om hun een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd te verlenen.
Bij besluiten van 22 juli 2022 heeft de staatssecretaris de aanvragen van de vreemdelingen ingewilligd, zonder daarbij vast te stellen dat hij aan de vreemdelingen een bestuurlijke dwangsom heeft verbeurd.
Bij uitspraak van 28 september 2022 heeft de rechtbank de daartegen door de vreemdelingen ingestelde beroepen ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak hebben de vreemdelingen, vertegenwoordigd door mr. E.R. Coene, advocaat te Amsterdam, hoger beroep ingesteld.
Overwegingen
1.       Het hoger beroep leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).
1.1.    Het hoger beroep gaat namelijk over een rechtsvraag die eerder door de Afdeling is beantwoord (uitspraak van 30 november 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3352, onder 5 tot en met 5.5, over artikel 1 van de Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND, zoals die luidt sinds 11 juli 2021, en het Unierechtelijk gelijkwaardigheidsbeginsel). Het hoger beroep biedt geen reden hierover in dit geval anders te oordelen.
2.       Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Wissels, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. G.A. van de Sluis, griffier.
w.g. Wissels
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Van de Sluis
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 18 januari 2023
968