202300342/1/A2.
Datum uitspraak: 31 mei 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellante], wonend te [woonplaats],
en
het college van beroep voor de examens van Codarts Rotterdam (hierna: het college),
verweerder.
Procesverloop
Bij beslissing van 29 augustus 2022 is aan [appellante] het cijfer 6,5 toegekend voor het door haar afgelegde tentamen Turkse Muziek "Main subject Y2" (WM-HVK-H1-20, hierna: tentamen 1).
Bij beslissing van 29 augustus 2022 is aan [appellante] het cijfer 6,5 toegekend voor het door haar afgelegde tentamen Turkse muziek "Ensemble Y2" (WM-ENT-H1-12, hierna: tentamen 2).
Bij beslissing van 30 juni 2022 is aan [appellante] het cijfer 6,0 toegekend voor het door haar afgelegde tentamen Turkse muziek "Theory sem 4 - Rhytmic Training Y2" (WM-TMU-B4-02, hierna: tentamen 3).
Bij beslissing van 7 september 2022 is aan [appellante] het cijfer 7,5 toegekend voor het door haar afgelegde tentamen Turkse muziek "Side subject framedrum" (WM-TBV-H1-02, hierna: tentamen 4).
Bij beslissing van 6 september 2022 is aan [appellante] het cijfer 6,5 toegekend voor het door haar afgelegde tentamen Turkse muziek "Music Theory sem 3 - Makam Theory Y2" (WM-TMU-B3-02, hierna: tentamen 5).
Bij beslissing van 11 november 2022 heeft het college het tegen de beslissing over tentamen 3 ingestelde administratieve beroep niet-ontvankelijk verklaard, de beoordeling van tentamen 4 nietig verklaard en de bezwaren voor het overige ongegrond verklaard.
Tegen deze beslissing heeft [appellante] beroep ingesteld en nadere stukken ingediend.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak op een zitting behandeld op 24 maart 2023, waar [appellante] en het college, vertegenwoordigd door mr. F. Onrust, advocaat te Amsterdam, bijgestaan door [gemachtigden] zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1. [appellante] volgt de bacheloropleiding Muziek aan Codarts. Voor deze studie heeft zij verschillende tentamens met een voldoende cijfer afgerond. Zij is hiertegen in beroep gegaan bij de Cobex. Haar administratief beroep is deels niet-ontvankelijk verklaard (omdat dit te laat was ingediend). Op een ander onderdeel, tentamen 4, heeft zij gelijk gekregen en heeft het college de beoordeling nietig verklaard. Wat betreft de tentamens 1, 2 en 5 heeft zij geen gelijk gekregen. Zij is het hier niet mee eens en is daarom in beroep bij de Afdeling gekomen.
Geen oordeel over klachtafhandeling
2. In haar beroep komt [appellante] niet alleen op tegen de cijfers voor haar tentamens. Zij is het ook niet eens met de afhandeling van door haar ingediende klachten. Op de zitting is besproken dat de Afdeling niet bevoegd is hierover te oordelen. [appellante] heeft aangegeven dat zij met de toezending van de stukken over de klachtenprocedure wilde laten zien hoe het eraan toeging bij haar opleiding. De Afdeling heeft de stukken daarom aangemerkt als een nadere onderbouwing van haar beroep tegen de beslissing van het college van 11 november 2022 en niet als een rechtsmiddel dat is gericht tegen de afhandeling van haar klachten.
Procesbelang
3. De Afdeling komt niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van de beroepsgronden van [appellante]. Reden daarvoor is dat zij geen procesbelang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van de beslissing van het college. Hierna legt de Afdeling uit hoe zij tot dit oordeel is gekomen.
4. Op de zitting is aan [appellante] de vraag gesteld waarom zij opkomt tegen de beoordelingen. Zij heeft immers voor alle tentamens een voldoende behaald. Zij heeft naar aanleiding van deze vraag uitgelegd dat zij met name de kwaliteit van de opleiding aan de kaak wil stellen en daartoe ook haar eigen ervaringen als student aan die opleiding naar voren heeft gebracht. Zij wil dat zo duidelijk wordt dat er dingen fout gaan bij de opleiding en dat andere studenten niet hoeven te lijden zoals zij onder de opleiding heeft geleden.
5. Hoewel het beroep van [appellante] zich richt tegen een aantal aan haar toegekende cijfers en zij in het kader van dat beroep ook de gang van zaken bij de daaraan voorafgaande tentamens naar voren heeft gebracht, begrijpt de Afdeling uit de stukken en uit wat zij op de zitting naar voren heeft gebracht dat zij dat beroep heeft ingesteld omdat zij bijzonder teleurgesteld is in de opleiding en dat zij hierin graag verandering en verbetering ziet. Dit is onvoldoende om procesbelang aan te nemen. Voor zover zij voor (de toekomst van) andere studenten wil opkomen, kan haar dit geen persoonlijk procesbelang opleveren (vergelijk de uitspraak van het CBHO van 2 december 2020, CBHO 2020/135). Voor zover zij ook voor zichzelf de algemene omstandigheden of de omgangsvormen bij Codarts wil verbeteren, is van belang dat de rechtsbescherming in deze procedure niet gaat over (bijvoorbeeld) het waarborgen van de kwaliteit van het onderwijs of het verbeteren van de omgangsvormen bij Codarts. De Afdeling is daarom van oordeel dat een procesbelang in dit geval afwezig is.
Conclusie
6. Het beroep is niet-ontvankelijk.
7. Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, voorzitter, en mr. J.TH. Drop en mr. A.J.C. de Moor-van Vugt, leden, in tegenwoordigheid van mr. B. van Dokkum, griffier.
w.g. Scholten-Hinloopen
voorzitter
w.g. Van Dokkum
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 31 mei 2023
480