ECLI:NL:RVS:2023:1850

Raad van State

Datum uitspraak
10 mei 2023
Publicatiedatum
10 mei 2023
Zaaknummer
202301154/1/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake proceskostenveroordeling na intrekking door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

In deze zaak heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Roermond, van 26 januari 2023. De rechtbank had in deze uitspraak een vreemdeling in het gelijk gesteld. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. H.C.Ch. Kneuvels, heeft de Afdeling verzocht om de staatssecretaris te veroordelen in de proceskosten die hij heeft gemaakt. De staatssecretaris heeft het hoger beroep echter ingetrokken, wat aanleiding gaf voor de vreemdeling om een verzoek in te dienen voor proceskostenvergoeding.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in haar overwegingen vastgesteld dat op grond van artikel 8:118, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een bestuursorgaan kan worden veroordeeld tot vergoeding van proceskosten als het hoger beroep is ingetrokken. De staatssecretaris heeft het hoger beroep ingetrokken nadat de vreemdeling kosten heeft gemaakt voor het indienen van een schriftelijke uiteenzetting. De Afdeling heeft het verzoek van de vreemdeling toegewezen en de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten.

De beslissing houdt in dat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid de vreemdeling een bedrag van € 837,00 moet vergoeden, dat geheel toe te rekenen is aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Deze uitspraak is gedaan door mr. A.J.C. de Moor-van Vugt, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. G.A. van de Sluis, griffier, en is openbaar uitgesproken op 10 mei 2023.

Uitspraak

202301154/1/V2.
Datum uitspraak: 10 mei 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op het verzoek van:
[de vreemdeling],
verzoeker,
om proceskostenveroordeling in geval van intrekking van het hoger beroep.
Procesverloop
De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft hoger beroep ingesteld
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Roermond, van 26 januari 2023 in zaak nr. NL21.11738.
De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. H.C.Ch. Kneuvels, advocaat te Rijsbergen, heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De staatssecretaris heeft het hoger beroep ingetrokken.
De vreemdeling heeft de Afdeling verzocht de staatssecretaris te veroordelen in de bij hem opgekomen proceskosten.
Overwegingen
1.       Op grond van artikel 8:118, eerste lid, van de Awb kan een bestuursorgaan, bij afzonderlijke uitspraak en met overeenkomstige toepassing van artikel 8:75 van de Awb, op verzoek van een partij in de proceskosten worden veroordeeld, als het bestuursorgaan het hoger beroep heeft ingetrokken.
2.       De staatssecretaris heeft het hoger beroep ingetrokken, nadat de vreemdeling kosten heeft gemaakt voor het indienen van een schriftelijke uiteenzetting. De Afdeling ziet hierin aanleiding het verzoek van de vreemdeling toe te wijzen.
3.       De staatssecretaris moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
veroordeelt de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 837,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. A.J.C. de Moor-van Vugt, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. G.A. van de Sluis, griffier.
w.g. De Moor-van Vugt
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Van de Sluis
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 10 mei 2023
802-1003