ECLI:NL:RVS:2023:1850
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake proceskostenveroordeling na intrekking door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
In deze zaak heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Roermond, van 26 januari 2023. De rechtbank had in deze uitspraak een vreemdeling in het gelijk gesteld. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. H.C.Ch. Kneuvels, heeft de Afdeling verzocht om de staatssecretaris te veroordelen in de proceskosten die hij heeft gemaakt. De staatssecretaris heeft het hoger beroep echter ingetrokken, wat aanleiding gaf voor de vreemdeling om een verzoek in te dienen voor proceskostenvergoeding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in haar overwegingen vastgesteld dat op grond van artikel 8:118, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een bestuursorgaan kan worden veroordeeld tot vergoeding van proceskosten als het hoger beroep is ingetrokken. De staatssecretaris heeft het hoger beroep ingetrokken nadat de vreemdeling kosten heeft gemaakt voor het indienen van een schriftelijke uiteenzetting. De Afdeling heeft het verzoek van de vreemdeling toegewezen en de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten.
De beslissing houdt in dat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid de vreemdeling een bedrag van € 837,00 moet vergoeden, dat geheel toe te rekenen is aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Deze uitspraak is gedaan door mr. A.J.C. de Moor-van Vugt, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. G.A. van de Sluis, griffier, en is openbaar uitgesproken op 10 mei 2023.